das Wörterbuch japanisch Minus niederländisch

日本語, にほんご - Nederlands, Vlaams

会話 Holländisch:

1. gesprek gesprek


Helaas, in gesprek.
Hun gesprek ging over hun reis.
Ik moet een serieus gesprek hebben met Nikolai Aleksejevitsj.
We vervolgen het gesprek.
Als ge iemand vragen kunt doen stellen, stuurt ge het gesprek naar uw doel.
Ik was de hele week alleen, en smachtte naar een gesprek.
Ik kan geen gesprek aanknopen met nieuwe mensen.
Ik belde haar, maar ze zat in een gesprek.
Dit gesprek wordt geregistreerd.
Het diplomatieke gesprek hielp een einde te maken aan het conflict.
Veel Amerikanen voelen zich ongemakkelijk bij een stilte, en ze beschouwen een stilte tijdens een gesprek als een teken dat ze zelf moeten beginnen spreken.
Wilt ge mij voorstellen aan de jongedame die in gesprek is met mevrouw Allen?
En? vroeg de ongeduldige verkoopster toen Dima het gesprek beëindigd had. "Is alles nu in orde?"
Ons gesprek werd onderbroken door een niesbui.
Hij was altijd bereid voor een gesprek en zeer verdraagzaam.