das Wörterbuch georgisch Minus niederländisch

ქართული - Nederlands, Vlaams

დამნაშავე Holländisch:

1. schuldig schuldig


ik voel me schuldig
Ik ben jou 100 euro schuldig.
Je laat me zo schuldig voelen.
Men kan niet ontkennen dat de gevangene schuldig is.
ik voel me schuldig; zich schuldig voelen
Wij zijn er allemaal van overtuigd dat hij schuldig is.
Ik ben nergens schuldig aan.
Ik ben je tien dollar schuldig.
Het kan niet ontkend worden dat hij schuldig is.
Voor zover ik weet, is hij schuldig.
Het nieuwsbericht beeldde de verdachte als schuldig af, hoewel hij onschuldig bevonden was.
Hij is schuldig aan diefstal.

2. schuld schuld


Mijn schuld.
Belofte maakt schuld.
Het is jouw schuld dat ik mijn eetlust kwijt ben.
Hij zit tot over zijn oren in de schuld.
Spijt en droefheid dekken geen schuld.
Hij gaf mij de schuld van het ongeluk.
Het was zijn schuld niet, want hij deed zijn best.
Zelfs rekening houdend met uw uitleg, denk ik nog dat de schuld bij u ligt.
Het maakt niet uit of ze haar schuld bekent of niet.
Sorry. Het is allemaal mijn schuld.
Een slechte schrijnwerker geeft de schuld aan zijn gereedschap.
Rijk is, wie aan niemand schuld heeft.
Schuld en nood zijn buren.
Ho, hemel! riep de moeder uit, "wat zie ik? Haar zuster is de schuld van alles; ik zal haar dat betaald zetten!"
Hij neemt de schuld op zich.