das Wörterbuch Kasachisch Minus niederländisch

Қазақша - Nederlands, Vlaams

құлады Holländisch:

1. viel viel


Ik viel bewusteloos.
De hond viel het jongetje aan.
's Nachts viel er een flink pak sneeuw. De volgende morgen verschenen op de straten oma's met kleinkinderen op sleetjes, en 's middags na schooltijd barstten in het park de sneeuwballengevechten los.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.
Zijn toespraak duurde zo lang, dat men in slaap viel.
De man viel haar aan met de bedoeling haar te doden.
Halfweg naar je huis viel mijn wagen in panne.
Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.
Ze viel en begon onmiddellijk te wenen.
Waarom viel het dermate moeilijk te beargumenteren, dat de zenuwcel de basiseenheid van het zenuwweefsel is?
Ze kwetste haar elleboog toen ze viel.
Er viel een koude regen in de stad.
Toen ze het verschrikkelijke nieuws hoorde, viel ze in zwijm.
Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.
De zuil helde over naar rechts en viel.