das Wörterbuch koreanisch Minus niederländisch

한국어, 韓國語, 조선어, 朝鮮語 - Nederlands, Vlaams

설득하다 Holländisch:

1. Overtuigen Overtuigen


ik moet je overtuigen
Ik kon mijn vader ervan overtuigen dat ik een nieuwe fiets nodig had. Overtuig, overtuigt, overtuigen; overtuigde, overtuigden. Heb overtuigd
We probeerden hem te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Het was niet makkelijk om hem te overtuigen.