1. raar
Raar dat ze zoiets gedaan heeft.
Het is raar dat jij niks van haar huwelijksceremonie afweet.
Het is raar dat niemand ons kent.
Ergens is het raar.
Vindt ge dat raar dat zelfs ik een mens ben?
Zijn verhaal is raar, maar geloofwaardig.
Veel mensen denken dat ik een beetje raar ben in min hoofd.
Wat ze zei, klinkt raar.
Zijn verhaal klinkt raar.
Ik vind zijn opinies raar maar interessant.