das Wörterbuch lettisch Minus niederländisch

latviešu valoda - Nederlands, Vlaams

nopirka Holländisch:

1. kocht kocht


Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
Ze kocht een kip.
Moeder kocht twee flessen sinaasappelsap.
Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.
Wat ze kocht was heel duur.
Uiteindelijk kocht hij het niet.
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
Ik had dat elektrisch scheerapparaat moeten proberen voordat ik het kocht.
Ze kocht twee paar sokken.
Onze buurman kocht zich een schattig paard.
Ik kocht een fototoestel voor dertig dollar.
Hij kocht een fiets voor vijftigduizend yen.
O, als ik rijk was, kocht ik een huis in Spanje.
Als kerstgeschenk kocht hij voor haar het boek "Alice in Wonderland".
Het uurwerk dat mijn grootvader kocht, is nog in goede staat.