das Wörterbuch lettisch Minus niederländisch

latviešu valoda - Nederlands, Vlaams

viņu Holländisch:

1. hem hem


Ken ik hem?
Later, in zijn hotelkamer, dacht hij aan haar, aan dat ze hem morgen waarschijnlijk zou ontmoeten.
De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.
Omdat iedereen gewoonlijk houdt van een persoon die op hem gelijkt, hield deze moeder zielsveel van haar oudere dochter, terwijl ze een hartsgrondige afkeer had van de jongere.
Het is maar tien graden, en hij loopt in een T-shirt buiten. Ik krijg het al koud als ik naar hem kijk.
De prins vond, dat een dergelijke bekwaamheid meer waard was dan om het even wat men als bruidsschat zou kunnen geven aan een meisje. Hij bracht ze naar het paleis van zijn vader, de koning, waar ze met hem trouwde.
Een eerlijke vinder is een mens, die bij de vondst van iets kostbaars, vaststelt dat iemand hem gezien heeft.
Een zakdoek is bedoeld om je neus in te snuiten, maar je kunt hem ook gebruiken om je tranen mee af te vegen, of je kunt er een knoop in leggen wanneer je iets niet moet vergeten.
Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens. "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."
Raad eens wat ze gekregen hebben! Een bolhoed voor hem, en leren laarzen voor haar!
Gezien ik hem morgen zal zien kan ik hem een boodschap doorgeven, als je dat wilt.
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.
Breek er je hoofd niet op om je zijn naam te herinneren! Later zal je hem plots vanzelf herinneren!
Als ge iemand 20 dollar leent en hem daarna nooit meer terugziet, dan was het dat waarschijnlijk waard.
De prins, die zag dat er uit haar mond enkele parels en diamanten kwamen, vroeg haar hem te zeggen vanwaar dit kwam.