das Wörterbuch lettisch Minus niederländisch

latviešu valoda - Nederlands, Vlaams

viesi Holländisch:

1. gasten gasten


Ze krijgen vanavond gasten te eten.
Vanavond verwachten wij gasten.
De meeste gasten waren buitenlanders.
Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.
We stonden aan de ingang en verwelkomden de gasten.