1. gemak
Hij heeft het probleem met gemak opgelost.
Ze kan met gemak honderd jaar worden.
2. het gemak
1. zich op zijn gemak voelen, 2. voor het gemak
Holländisch Wort "łatwość"(het gemak) tritt in Sätzen auf:
DE ONTWIKKELING. TOEN BESTOND INTERNET NOG NIET.