1. zakken
Spreek niet met uw handen in uw zakken.
Hoeveel zakken hebt ge?
De oude man belaadde zijn muildier met zakken zand.
Nadat ze dat gezegd had, liet Mayu verlegen het hoofd zakken.
Een van mijn zakken ontbreekt.
Holländisch Wort "obniżać"(zakken) tritt in Sätzen auf:
500 czasowników po niderlandzku 351 - 4002.6 Weg met stress (B1)