das Wörterbuch Polnisch Minus niederländisch

język polski - Nederlands, Vlaams

pożyczyć Holländisch:

1. lenen lenen


Mag ik je paraplu lenen?
Suiker kan je altijd bij de buren lenen
Zoudt ge het boek aan mij willen lenen?
Wacht even, zei Dima, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde, "ik weet iemand die me wel wat geld zou kunnen lenen."
Het is erg lastig om in een metropool zoals Tokio rond te komen zonder geld te lenen.
Kunt ge mij tienduizend yen lenen?
Kan ik wat geld van je lenen?
Als ge een paraplu nodig hebt, kunt ge er een lenen.
Hij zegt dat hij mij het boek zal lenen als hij ermee klaar is.
Veel talen lenen woorden uit de Engelse woordenschat.
Als ge dit boek al uitgelezen hebt, kunt ge het mij dan lenen?
Geld lenen kost geld!
Het is dom van u hem uw geld te lenen.
Wie van u kan morgen wat geld lenen aan haar vriend?
Kunt ge mij uw fiets lenen voor enkel dagen?