das Wörterbuch schwedisch Minus niederländisch

Svenska - Nederlands, Vlaams

svag Holländisch:

1. zwak zwak


Ann heeft een zwak voor chocolade.
De geest is gewillig, maar het vlees is zwak.
Hoewel hij zwak was als zuigeling, is hij nu heel sterk.

2. flauw


Doe niet zo flauw.
Ze viel flauw toen ze bloed zag.