1. nog
Nog niet.
De grote vraag, die nooit beantwoord is, en die ik ondanks dertig jaar studie van de vrouwelijke geest nog niet kan beantwoorden, is: "Wat wil een vrouw?"
Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.
Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.
Nog erger! riep Al-Sayib uit. "Ze weten niet wat ze met je aan moeten, Dima!"
Hij keek door het etalagevenster en zijn ogen werden groot toen ze op een prachtig zwart pak vielen, en zijn ogen werden nog groter toen hij het prijskaartje van 3.000.000,99 BYR opmerkte.
Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.
Wiskunde is het deel van de wetenschap waarmee je je nog steeds zou kunnen bezighouden als je 's morgens wakker zou worden en zou merken dat het heelal er niet meer is.
En zo raakte Pandark verloren in zijn kamer en zag men hem nooit meer terug. Sommigen zeiden dat hij van honger omkwam, anderen zeiden dat hij nog steeds ronddwaalt op zoek naar zijn CD's.
De straat was één grote ijsbaan geworden, maar nadat er gepekeld was, bleef daarvan alleen nog een hoop vieze, bruine pap over.
Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.
Voor Esperanto zijn communicatiemiddelen zelfs nog meer nodig, omdat esperantisten zeer verspreid over de hele wereld wonen.
Verwijt je vriend niet, want jijzelf verdient het verwijt meer; hij is maar een éénmalige leugenaar terwijl jij nu nog altijd leugenaar bent.
Het was een grote vuilcontainer, zei Dima, "en er was een heleboel eten, dus... het was niet direct oncomfortabel. Maar ja, het stonk wel nog erger dan het achterste van een ezel."
Ik heb nog een appeltje te schillen met mijn buurjongen. Dat rotjoch schiet steeds papieren pijltjes door ons zolderraam naar binnen.
2. blijven
Het leven is als fietsen. Om in balans te blijven moet je in beweging blijven.
Stil blijven, alstublieft.
blijf, blijft, blijven; bleed, bleven; ik ben gebleven
Zolang we enkel gericht blijven op productie en consumptie, zullen we nooit onze problemen te boven komen.
Wie paard of vrouw zoekt zonder gebreken, die mag zijn werk wel in de steek laten en bedenken dat zijn bed en stal voor eeuwig leeg zullen blijven.
Ooit zal er een tijd komen dat Esperanto, gemeenschappelijk bezit geworden van het hele mensdom, zijn karakter van een idee zal verliezen: dan zal het alleen maar een taal worden, men zal er niet meer om strijden, men zal er enkel nut blijven uit halen.
Ik ben blijven slapen want mijn wekker ging niet af.
blijven, bleef, bleven, gebleven. Vader was een bescheiden man en bleef op de achtergrond. Tot de laatste dag is ze in dienst van de familie gebleven.
Ik vraag mij af of hij in leven kan blijven met een zo klein loon.
3 dagen na de dood blijven haar en nagels groeien, maar er komen minder telefoonoproepen.
Onze trein is vijf uur blijven staan wegens een aardbeving.
Ja, antwoordde Dima, terwijl hij een stukje halfopgegeten vis dat was blijven zitten op zijn rechtermouw wegveegde. "Ik wil graag dat daar kopen."
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.
Wat bedoel je? vroeg Dima, maar liet een boer, want als hij stil zou blijven, zou deze zin te eenvoudig zijn.
Potverdikkeme nog aan toe! Hoe vaak moet ik je nou nog zeggen dat je daarvan af moet blijven?