Zdania

 0    125 Datenblatt    okosmoka
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Ja idę do domu
Lernen beginnen
Ik ga naar huis
Ty masz telefon.
Lernen beginnen
Jij hebt een telefoon
on widzi samochód.
Lernen beginnen
hij ziet een auto.
ona mówi po holendersku.
Lernen beginnen
ze spreekt nederlands.
jemy obiad.
Lernen beginnen
wij eten avondeten
wy pijecie wodę
Lernen beginnen
jullie drinken water
oni idą do sklepu
Lernen beginnen
ze gaan naar de winkel
Mam książkę
Lernen beginnen
ik heb een boek
On chcę coś zjeść
Lernen beginnen
Hij wil iets eten
Ona lubi pić kawę
Lernen beginnen
Ze drinkt graag koffie
my często mówimy po angielsku
Lernen beginnen
wij spreken vaak Engels
Ty widzisz piękny dom
Lernen beginnen
Je ziet een prachtig huis
Lubię jeść jabłka
Lernen beginnen
ik eet graag appels
wy pijecie sok
Lernen beginnen
jullie drinken sap
mój dom jest duży
Lernen beginnen
mijn huis is groot
samochód stoi przed szkołą
Lernen beginnen
de auto staat voor de school geparkeerd
idziemy do sklepu
Lernen beginnen
wij gaan naar de winkel
Mam pokój z widokiem na ogród
Lernen beginnen
Ik heb een kamer met uitzicht op de tuin
kuchnia jest nowa
Lernen beginnen
de keuken is nieuw
nasza ulica jest długa
Lernen beginnen
onze straat is lang
sklep jest blisko mojego domu
Lernen beginnen
de winkel is dichtbij mijn huis
krzesło jest wygodne
Lernen beginnen
de stoel zit comfortabel
stół jest w kuchni
Lernen beginnen
de tafel staat in de keuken
łóżko jest duże i wygodne
Lernen beginnen
het bed is groot en comfortabel
komputer leży na biurku
Lernen beginnen
de computer staat op het bureau
telefon jest na stole
Lernen beginnen
de telefoon ligt op de tafel
drzwi są zamknięte
Lernen beginnen
de deur is dicht
okno jest otwarte
Lernen beginnen
het raam staat open
otwieram okno, bo jest ciepło
Lernen beginnen
Ik doe het raam open, want het is warm
zamykam drzwi
Lernen beginnen
Ik doe de deur dicht
codziennie chodzę do pracy
Lernen beginnen
Ik ga elke dag naar mijn werk
dziecko biega w parku
Lernen beginnen
het kind rent in het park
Siedzę na krześle
Lernen beginnen
ik zit op de stoel
stań obok mnie
Lernen beginnen
ga naast mij staan
ksiqżka leży na stole
Lernen beginnen
het boek ligt op de tafel
mój dom jest wysoki
Lernen beginnen
mijn huis is hoog
to miejsce jest bardzo niskie
Lernen beginnen
deze plek is erg laag
on jest szybki
Lernen beginnen
hij is snel
chcę jechać wolno
Lernen beginnen
Ik wil langzaam gaan
to jest dobry pomysł
Lernen beginnen
dat is een goed idee
Ten film jest zły
Lernen beginnen
Deze film is slecht
to jest łatwe zadanie
Lernen beginnen
dit is een gemakkelijke taak
to jest trudne pytanie
Lernen beginnen
dit is een moeilijke vraag
herbata jest ciepła
Lernen beginnen
de thee is warm
woda jest zimna
Lernen beginnen
het water is koud
mam nowy komputer
Lernen beginnen
Ik heb een nieuwe computer
Ten dom jest stary
Lernen beginnen
Dit huis is oud
to jest piekna plaza
Lernen beginnen
het is een prachtig strand
Ten budynek jest brzydki
Lernen beginnen
Dit gebouw is lelijk
dzisiaj jest piękny dzień
Lernen beginnen
vandaag is een mooie dag
w nocy jest ciemno
Lernen beginnen
's nachts is het donker
spotkamy sie za godzine
Lernen beginnen
Ik zie je over een uur
mam tylko pięć minut
Lernen beginnen
Ik heb maar vijf minuten
tydzień temu byłem w polsce
Lernen beginnen
Een week geleden was ik in Polen
w tym miesiacu mam wakacje
Lernen beginnen
Deze maand heb ik vakantie
rok temu skończyłem szkole
Lernen beginnen
Ik ben een jaar geleden klaar met school
mam jedno dziecko
Lernen beginnen
Ik heb één kind
chcę kupić dwa samochody
Lernen beginnen
Ik wil twee auto's kopen
mam trzy ksiazki
Lernen beginnen
Ik heb drie boeken
w pokój są cztery krzesła
Lernen beginnen
Er staan vier stoelen in de kamer
pięć osób czeka na autobus
Lernen beginnen
vijf mensen wachten op de bus
zjadłem sześć jabłek
Lernen beginnen
Ik heb zes appels gegeten
jestem tutaj od siedmiu minut
Lernen beginnen
Ik ben hier al zeven minuten
mój ojciec ma na imie jan
Lernen beginnen
mijn vader heet Jan
Matka pracuje w szpitalu
Lernen beginnen
mijn moeder werkt in een ziekenhuis
mam starszego brata
Lernen beginnen
Ik heb een oudere broer
moja siostra jest młodsza ode mnie
Lernen beginnen
mijn zus is jonger dan ik
dziecko spi w lozku
Lernen beginnen
het kind slaapt in bed
babcia mieszka blisko nas
Lernen beginnen
oma woont dichtbij ons
dziadek lubi spacerowac
Lernen beginnen
Opa houdt van wandelen
w poniedziałek idę do szkoły
Lernen beginnen
Maandag ga ik naar school
wtore to moj ulubiony dzień
Lernen beginnen
Dinsdag is mijn favoriete dag
w srode mam spotkanie
Lernen beginnen
Woensdag heb ik een vergadering
w czwartek mamy kolacje rodzinną
Lernen beginnen
Donderdag hebben we een familiediner
w piatek idę na zakupy
Lernen beginnen
Vrijdag ga ik winkelen
sobota jest dniem wolnym
Lernen beginnen
Zaterdag is een vrije dag
w niedziele odpoczywam
Lernen beginnen
Op zondag rust ik uit
rano piję kawę
Lernen beginnen
Ik drink koffie in de ochtend
ja popoludniu pracuje w biurze
Lernen beginnen
In de middag werk ik op kantoor
wieczorem ogladam telewizje
Lernen beginnen
's avonds kijk ik tv
nocą śpię
Lernen beginnen
's nachts slaap ik
wczoraj był piękny dzień
Lernen beginnen
gisteren was een mooie dag
dziś jest zimno
Lernen beginnen
het is koud vandaag
jutro mam wolne
Lernen beginnen
Morgen heb ik een vrije dag
zawsze pije wode po posilku
Lernen beginnen
Ik drink altijd water na de maaltijd
ja nigdy nie pije alkoholu
Lernen beginnen
Ik drink nooit alcohol
czesto chodzę na spacery
Lernen beginnen
Ik ga vaak wandelen
rzadko ogladam telewizje
Lernen beginnen
Ik kijk zelden tv
teraz jestem w pracy
Lernen beginnen
Ik ben nu aan het werk
później będę w domu
Lernen beginnen
Ik ben later thuis
czasami zjadam sniadanie
Lernen beginnen
soms ontbijt ik
przed obiadem zawsze myje rece
Lernen beginnen
Ik was altijd mijn handen voor het eten
po kolacji idę na spacer
Lernen beginnen
na het avondeten ga ik wandelen
jestem w pracy od osmej rano
Lernen beginnen
Ik ben al sinds acht uur in de ochtend aan het werk
jestem wolny po poludniu
Lernen beginnen
In de middag ben ik vrij
czekam od godziny
Lernen beginnen
Ik wacht al een uur
On wrocil przed godzina
Lernen beginnen
Hij is een uur geleden teruggekomen
spotykamy sie za chwilę
Lernen beginnen
we zien elkaar zo
moje auto jest czerwone
Lernen beginnen
mijn auto is rood
lubie niebieski kolor
Lernen beginnen
Ik hou van de blauwe kleur
drzwi sa zielone
Lernen beginnen
de deur is groen
sciany sa biale
Lernen beginnen
de muren zijn wit
mam czerwony telefon
Lernen beginnen
Ik heb een rode telefoon
zolta koszula jest ladna
Lernen beginnen
het gele shirt is leuk
Ten dom jest brazowy
Lernen beginnen
Dit huis is bruin
krzesło stoi przy stole
Lernen beginnen
de stoel staat aan de tafel
na stole jest ksiazka
Lernen beginnen
er ligt een boek op tafel
moje łóżko jest wygodne
Lernen beginnen
mijn bed is comfortabel
komputer jest nowy
Lernen beginnen
de computer is nieuw
drzwi sa otwarte
Lernen beginnen
de deur staat open
okno jest duze
Lernen beginnen
het raam is groot
park jest blisko mojego domu
Lernen beginnen
het park ligt dicht bij mijn huis
idziemy do restauracji
Lernen beginnen
we gaan naar een restaurant
spital jest duży
Lernen beginnen
het ziekenhuis is groot
moje biuro jest w centrum miasta
Lernen beginnen
mijn kantoor bevindt zich in het stadscentrum
Lubię spacerować po mieście
Lernen beginnen
Ik hou ervan om door de stad te wandelen
wieś jest spokojna
Lernen beginnen
het dorp is rustig
plaza jest piaszczysta
Lernen beginnen
het strand is zanderig
góra jest wysoka
Lernen beginnen
de berg is hoog
morze jest niebieskie
Lernen beginnen
de zee is blauw
w lesie jest cicho
Lernen beginnen
het is stil in het bos
rzeka plynie szybko
Lernen beginnen
de rivier stroomt snel
jezioro jest zimne
Lernen beginnen
het meer is koud
droga jest dluga
Lernen beginnen
de weg is lang
most jest stary
Lernen beginnen
de brug is oud

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.