1

 0    53 Datenblatt    guest2237142
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Zadają trudne pytania
Lernen beginnen
Zij stellen een moeilijke vragen
Czyje to spodnie (Whose trousers are those)
Lernen beginnen
Wiens broek is dat
Co ona widzi
Lernen beginnen
Wat ziet zij
Kto slyszy zwierzeta
Lernen beginnen
Wie hoort de dieren
Dlaczego twój kot nosi kapelusz
Lernen beginnen
Waarom dragt jouw kat een hoed
Na czyim koniu
Lernen beginnen
Op wiens paard
Nie zadaję tego pytania (I dont ask the question)
Lernen beginnen
Ik stel de vraag niet
Kiedy oni to robią?
Lernen beginnen
Wanneer doen zij dat?
Czy stoisz?
Lernen beginnen
Sta je?
Myślę o niej (mysle o ...)
Lernen beginnen
Ik denk aan haar (ik denk aan ...)
Wy nie używacie talerzy
Lernen beginnen
Jullie gebruiken de borden niet
Bierzesz sok czy mleko?
Lernen beginnen
Neem je sap of melk?
Teraz robi się ciemno
Lernen beginnen
Nu wordt het donker
Nie potrzebuję dużo jedzenia
Lernen beginnen
Ik heb weinig eten nodig
czy jej mąż pracuje?
Lernen beginnen
werkt haar man?
Chłopiec mówi, że owca jest jego
Lernen beginnen
De jongen zegt dat het schaap van hem is
On ją zna, chociaż ona go nie zna
Lernen beginnen
Hij kent haar, hoewel zij hem niet kent
chociaż (although)
Lernen beginnen
hoewel
Chociaż nie jest zimno, on ma na sobie kurtkę
Lernen beginnen
Hoewel het niet koud is, dragt hij een jas
Kupię buty, chyba że są za drogie
Lernen beginnen
Ik koop de schoenen tenzij ze te duur zijn
ograniczony
Lernen beginnen
beperkt
Jestem za tobą / przed / obok / pod
Lernen beginnen
Ik ben achter je / voor / naas / onder
Ważna jest ilość wody (amount)
Lernen beginnen
De hoeveelheid water is belangrijk
Mam tylko jeda skarpetkę! (i have only one sock)
Lernen beginnen
Ik heb maar èen sok!
Jeszcze trochę wody, poprosze
Lernen beginnen
Nog wat water aub
Nie idę z powodu psa (because of)
Lernen beginnen
Ik ga niet vanwege de hond
Teraz robi się ciemno
Lernen beginnen
Nu wordt het donker
Szuka swoich okularów
Lernen beginnen
Ze zoekt haar bril
Ona kupuje jedzenie dla swojej sowy
Lernen beginnen
Zij koopt eten voor haar uil
Mała dziewczynka ich potrzebuje
Lernen beginnen
Het kleine meisje heeft hen nodig
Każdy się starzeje
Lernen beginnen
Idereen wordt oud
Czy ktoś bierze białą sukienkę?
Lernen beginnen
Neemt iemand de witte jurk?
Dwa słonie przeciwko niedźwiedziowi i trzy gęsi
Lernen beginnen
Twee olifanten tegen een beer en drie gans
Pozostajemy spokojni
Lernen beginnen
We blijven rustig
Widzę tylko sześć osób
Lernen beginnen
Ik zie maar zes mensen
Jego czapka ma ciekawy kolor
Lernen beginnen
Zijn hoed heeft een interresante kleur
Chodak jest kolorowy
Lernen beginnen
De klomp is kleurrijk
Czy wiesz, czy teraz pada?
Lernen beginnen
Weet jij of het nu regent?
Pozostajemy spokojni
Lernen beginnen
We blijven rustig
Dziewczynka jest ich czwarta corka
Lernen beginnen
Het meisje is hun vierde dochter
Jem chociaz nie jestem glodna
Lernen beginnen
Ik eet hoewel ik geen honger heb
najbardziej zdrowe produkty
Lernen beginnen
de meest gezonde producten
Tylko u nas
Lernen beginnen
Gewoon bij ons
dział mleczarski, artykuły gospodarstwa domowego
Lernen beginnen
zuivelafdeling, huishoudelijke artikelen
Swiadomy wybor
Lernen beginnen
Bewuste keuze
najlepiej, najchetniej, najbardziej, mało,
Lernen beginnen
het beste, het liefst, het meest, weinig
kto następny?
Lernen beginnen
wie is er aan de beurt?
Musisz zapytać o cenę przed tym jak pojdziesz zaplacic
Lernen beginnen
Je moet eerst naar prijs vragen, voordat je gaat afrekenen
Jedzenie jest na stole
Lernen beginnen
Het eten staat op tafel
To mleko straciło ważność
Lernen beginnen
Deze melk is over de datum
Jestem spragniony
Lernen beginnen
Ik heb dorst
ciężkie jedzenie
Lernen beginnen
zware kost
najpierw jem, potem oglądam telewizję, potem jeżdżę na rowerze, potem idę na spacer, w końcu idę spać
Lernen beginnen
eerst ga ik eten dan ga ik tv kijken vervolgens ga ik fietsen daarna ga ik wandelen ten slotte ga ik slapen

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.