10/2 Wat is er gebeurd?

 0    26 Datenblatt    przemyslawc8
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
ramię
Ale możemy też złamać rękę lub nogę.
Lernen beginnen
de arm
Maar we kunnen ook een arm of been breken.
noga
Ale możemy też złamać rękę lub nogę.
Lernen beginnen
het been
Maar we kunnen ook een arm of been breken.
pożar
Może to spowodować pożar.
Lernen beginnen
de brand
Dat kan brand veroorzaken.
złamać
Ale możemy też złamać rękę lub nogę.
Lernen beginnen
breken
Maar we kunnen ook een arm of been breken.
codziennie
Musimy poświęcić więcej czasu na nasze codzienne sprawy.
Lernen beginnen
dagelijks
We moeten meer tijd nemen voor onze dagelijkse dingen.
brać prysznic
Stawiamy patelnię na kuchence i w międzyczasie bierzemy prysznic.
Lernen beginnen
douchen
We zetten een pan op het fornuis en gaan ondertussen douchen.
kuchenka
Stawiamy patelnię na kuchence i w międzyczasie bierzemy prysznic.
Lernen beginnen
het fornuis
We zetten een pan op het fornuis en gaan ondertussen douchen.
błąd
A potem wszystko idzie nie tak.
Lernen beginnen
het fout
En dan gaat het fout.
ranny
Jeszcze więcej osób odnosi obrażenia w wyniku wypadków w domu.
Lernen beginnen
gewond
Nog meer mensen raken gewond door ongelukken in huis.
dłoń
Możemy więc przyciąć sobie palce lub poparzyć dłoń.
Lernen beginnen
de hand
Zo kunnen we in onze vingers snijden of een hand verbranden.
gorący
Uważaj na noże i gorące patelnie.
Lernen beginnen
heet
Kijk uit met messen en hete pannen.
nóż
Uważaj na noże i gorące patelnie.
Lernen beginnen
het mes
Kijk uit met messen en hete pannen.
w międzyczasie
Stawiamy patelnię na kuchence i w międzyczasie bierzemy prysznic.
Lernen beginnen
ondertussen
We zetten een pan op het fornuis en gaan ondertussen douchen.
niezdarny
Przyczyną większości wypadków jest niezdarne zachowanie.
Lernen beginnen
onhandig
De oorzaak van de meeste ongelukken is onhandig gedrag.
przyczyna
Przyczyną większości wypadków jest niezdarne zachowanie.
Lernen beginnen
de oorzaak
De oorzaak van de meeste ongelukken is onhandig gedrag.
umrzeć
Każdego roku około 2400 osób umiera z powodu wypadków w domu lub w jego pobliżu.
Lernen beginnen
overlijden
Elk jaar overlijden ongeveer 2400 mensen door een ongeluk in of om het huis.
garnek
Stawiamy patelnię na kuchence i w międzyczasie bierzemy prysznic.
Lernen beginnen
de pan
We zetten een pan op het fornuis en gaan ondertussen douchen.
środek czystości
Środki czyszczące należy przechowywać z dala od dzieci.
Lernen beginnen
het schoonmaakmiddel
Houd schoonmaakmiddelen uit de buurt van kinderen.
przestraszyć się
Najczęściej jesteśmy po prostu zszokowani.
Lernen beginnen
schrikken
Meestal schrikken we alleen maar.
skaleczyć się
Możemy więc przyciąć sobie palce lub poparzyć dłoń.
Lernen beginnen
snijden
Zo kunnen we in onze vingers snijden of een hand verbranden.
telewizja
Oglądamy telewizję podczas gotowania.
Lernen beginnen
de televisie
We kijken tijdens het koken naar de televisie.
wyłączyć
Wychodzisz z kuchni? Wyłącz kuchenkę.
Lernen beginnen
uitzetten
Ga je weg uit de keuken? Zet het fornuis dan uit.
upaść
Wtedy upadamy.
Lernen beginnen
vallen
Dan vallen we.
oparzyć, spalić
Możemy więc przyciąć sobie palce lub poparzyć dłoń.
Lernen beginnen
verbranden
Zo kunnen we in onze vingers snijden of een hand verbranden.
zapobiegać
Większości wypadków w domu możemy łatwo zapobiec.
Lernen beginnen
voorkomen
De meeste ongelukken in huis kunnen we makkelijk voorkomen.
iść sobie
Wychodzisz z kuchni? Wyłącz kuchenkę.
Lernen beginnen
weggaan
Ga je weg uit de keuken? Zet het fornuis dan uit.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.