→ 3 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
opróżnić Lernen beginnen		leegmaken
błyska się Lernen beginnen		het bliksemt
topnieje Lernen beginnen		het dauwt
grzmi Lernen beginnen		het dondert
topi się Lernen beginnen		het dooit
pada grad Lernen beginnen		het hagelt
zamarza Lernen beginnen		het ijzelt
mży Lernen beginnen		het miezert
jest burza z piorunami Lernen beginnen		het onweert
pada deszcz Lernen beginnen		het regent
pada śnieg Lernen beginnen		het sneeuwt
szaleje wichura Lernen beginnen		het stormt
marznie Lernen beginnen		het vriest
przywyknąć do Lernen beginnen		gewend raken aan
często Lernen beginnen		dikwijls
nawiedzać Lernen beginnen		spoken
czasochłonne Lernen beginnen		tijdrovend
jest zimno Lernen beginnen		het is koud
wystąpić Lernen beginnen		optreden
schodzić (np. ze sceny) Lernen beginnen		aftreden
łagodny (o pogodzie) Lernen beginnen		mild / zacht
trwać Lernen beginnen		duren
rozsądny Lernen beginnen		verstandig
czego sobie pan/pani życzy? Lernen beginnen		zegt u het maar?
chciałbym Lernen beginnen		ik wil graag
Coś jeszcze? Lernen beginnen		anders nog iets?
Ile to kosztuje? Lernen beginnen		hoeveel kost dat?
drobne Lernen beginnen		kleingeld
razem będzie 10 € Lernen beginnen		dat maak bij elkaar 10€
kup coś za grosze Lernen beginnen		iets kopen voor een appel en een ei
idzie jak po maśle Lernen beginnen		dat loopt als een trein
ni to pies ni to wydra Lernen beginnen		dat is vlees noch vis
pęczek marchewek Lernen beginnen		een bos wortelen
puszka ryb Lernen beginnen		een blikje vis
paczka ciasteczek Lernen beginnen		een pakje koekjes
pudełko ryżu Lernen beginnen		een doosje rijst
butelka soku owocowego Lernen beginnen		een fles vruchtensap
słoik dżemu Lernen beginnen		een potje jam
kostka mydła Lernen beginnen		een stukje zeep
ząbek czosnku Lernen beginnen		een teentje knoflook
pęczek ziół Lernen beginnen		een bos kruiden
butelka mleka Lernen beginnen		een fles melk
torebka zupy Lernen beginnen		een zakje soep
gotowany Lernen beginnen		gaar
nie ma znaczenia, nic nie szkodzi Lernen beginnen		maak niet uit
dysponować Lernen beginnen		beschikken
kieszonkowe Lernen beginnen		zakgeld
oszczędzać Lernen beginnen		sparen
nieprzewidziany Lernen beginnen		onvoorzine
zależeć od Lernen beginnen		afhangen van
uczyć się Lernen beginnen		bijleren
nauczać Lernen beginnen		lesgeven
Uczestniczyć Lernen beginnen		deelnemen
reprezentować Joachim będzie reprezentował naszą firmę w czasie konferencji. Lernen beginnen		vertegenwoordigen Joachim gaat ons bedrijf vertegenwoordigen tijdens de conferentie.
znak drogowy Lernen beginnen		de verkeersbord
sygnalizacja świetlna Lernen beginnen		het verkeerslicht
harmonogram Lernen beginnen		de dienstregeling
kasa biletowa Lernen beginnen		het loket
hulajnoga Lernen beginnen		de step
jazda na rolkach Lernen beginnen		rolschaatsen
balon Lernen beginnen		de luchtballon
Idź prosto Lernen beginnen		Ga rechtdoor
idź w prawo Lernen beginnen		ga naar rechts
Idź w lewo Lernen beginnen		ga naar links
przejdź przez rondo Lernen beginnen		steek het rondpunt over
przejdź przez skrzyżowanie Lernen beginnen		steek het kruispunt over
Skręć w pierwszą ulicę po lewej Lernen beginnen		neem de eerste straat links
skręcić w drugą ulicę w lewo Lernen beginnen		neem de tweede straat links
przejdź przez plac Lernen beginnen		steek het plein over
Poczta Lernen beginnen		het postkantoor
Skręć w prawo Lernen beginnen		sla rechtsaf
Skręć w lewo Lernen beginnen		sla linksaf
Trzeba przejść przez ulicę Lernen beginnen		Je moet de straat oversteken
Na rondzie drugi zjazd Lernen beginnen		aan het rondpunt neem je de tweede afslag
na skrzyżowaniu skręć w lewo Lernen beginnen		ga aan het kruispunt naar links
hamować Lernen beginnen		remmen
znak stopu Lernen beginnen		de stopbord
Układ Słoneczny Lernen beginnen		zonnestelsel
merkury Lernen beginnen		mercurius
Jowisz Lernen beginnen		Jupiter
Saturn Lernen beginnen		Saturnus
Uran Lernen beginnen		Uranus
Neptun Lernen beginnen		Neptunus
Jest gorąco Lernen beginnen		Het is heet
jest mnóstwo Lernen beginnen		het overvloedig
rdza Lernen beginnen		roest
niegodziwy Lernen beginnen		onterbare
parzysty Lernen beginnen		egaal
skalisty Lernen beginnen		rotsachtig
Planety skaliste Lernen beginnen		aardachtige planeten
gazowi giganci Lernen beginnen		gasreuzen
Planeta krałowata Lernen beginnen		dwergplaneet
Obracać się Lernen beginnen		omdraaien
bardzo, strasznie Lernen beginnen		ontzettend
pretekst Lernen beginnen		smoesje
dobrze się bawić Dobrze się wczoraj bawiłeś? Lernen beginnen		zich vermaken Heb je je gisteren prima vermaakt?
sprawdzać Lernen beginnen		nakijken
usuwać Lernen beginnen		verwijderen
potwierdzać Chciałbym potwierdzić moją rezerwację. Lernen beginnen		bevestigen Ik wou graag mijn reservering bevestigen.
kontynuować Lernen beginnen		doorgaan
Kwas siarkowy Lernen beginnen		zwavelzuur
ostry (nóż) Lernen beginnen		scherp
obfity Lernen beginnen		overvloedig
posądzać Lernen beginnen		vermoeden
pilnie Lernen beginnen		naarstig
głównie, przede wszystkim Lernen beginnen		voornamelijk
zbudować, skonstruować Lernen beginnen		opbouwen
kontynent Lernen beginnen		werelddeel
mapa turystyczna Lernen beginnen		toeristenkaart
mapa spacerowa Lernen beginnen		wandelkaart
mapa drogowa Lernen beginnen		wegenkaart
zabudowanie Lernen beginnen		bebouwing
Mapa topograficzna Lernen beginnen		topografische kaart
Mapa pogody Lernen beginnen		weerkaart
skala ułamkowa Lernen beginnen		breukschaal
skala liniowa Lernen beginnen		lijnschaal
czy możesz to powtórzyć? Lernen beginnen		kan u het herhalen?
chciałbym Lernen beginnen		ik zou graag
przepraszam? Lernen beginnen		wablief?
miło cie poznać Lernen beginnen		aangenaam
możesz mówić wolniej? Lernen beginnen		kan u trager praten?
piłem Lernen beginnen		ik dronk
Piliśmy Lernen beginnen		Wij dronken
piłem Lernen beginnen		Ik heb gedronken
zjadłem Lernen beginnen		ik at
jedliśmy Lernen beginnen		wij aten
zjadłem Lernen beginnen		Ik heb gegeten
poszedłem Lernen beginnen		ik ging
poszliśmy Lernen beginnen		wij gingen
poszedłem Lernen beginnen		ik ben gegaan
dałem Lernen beginnen		Ik gaf
daliśmy Lernen beginnen		Wij gaven
dałem Lernen beginnen		Ik heb gegeven
wieszałem Lernen beginnen		Ik hing
powiesiliśmy Lernen beginnen		wij hingen
powiesiłem Lernen beginnen		Ik heb gehangen
miałem Lernen beginnen		Ik had
Mieliśmy Lernen beginnen		Wij hadden
Miałem Lernen beginnen		Ik heb gehad
pomogłem Lernen beginnen		Ik hielp
pomogliśmy Lernen beginnen		wij hielpen
Pomogłem Lernen beginnen		Ik heb geholpen
wybrałem Lernen beginnen		ik koos
wybraliśmy Lernen beginnen		wij kozen
wybrałem Lernen beginnen		ik heb gekozen
oglądałem Lernen beginnen		Ik keek
oglądaliśmy Lernen beginnen		Wij keken
obejrzałem Lernen beginnen		Ik heb gekeken
przyszedłem Lernen beginnen		ik kwam
przyszliśmy Lernen beginnen		wij kwamen
Przyszedłem Lernen beginnen		ik ben gekomen
kupiłem Lernen beginnen		Ik kocht
kupiliśmy Lernen beginnen		wij kochten
ja kupiłem Lernen beginnen		Ik heb gekocht
dostałem Lernen beginnen		ik kreeg
dostaliśmy Lernen beginnen		Wij kregen
dostałem Lernen beginnen		Ik heb gekregen
mogłem Lernen beginnen		ik kon
mogliśmy Lernen beginnen		Wij konden
mógłem Lernen beginnen		Ik heb gekund
śmiałem się Lernen beginnen		Ik lachte
Śmialiśmy się Lernen beginnen		wij lachten
śmiałem się Lernen beginnen		Ik heb gelachen
czytałem Lernen beginnen		Ik las
czytaliśmy Lernen beginnen		wij lazen
Przeczytałem Lernen beginnen		Ik heb gelezen
kłamałem Lernen beginnen		ik loog
Kłamaliśmy Lernen beginnen		Wij logen
skłamałem Lernen beginnen		Ik heb gelogen
ja leżałem Lernen beginnen		Ik lag
Leżeliśmy Lernen beginnen		Wij lagen
Leżałem Lernen beginnen		Ik heb gelegen
biegłem Lernen beginnen		Ik liep
szliśmy Lernen beginnen		we liepen
Chodziłem/biegałem Lernen beginnen		Ik heb/ben gelopen
co wtedy ci pasuje? Lernen beginnen		wat komt u dan goed?
zgadzasz się z tym? Lernen beginnen		schikt u dat?
wspaniały Lernen beginnen		schitterend
relaksować się Lernen beginnen		ontspannen
wystrzeliwać Lernen beginnen		afschieten
prezent Lernen beginnen		geschenk
wyglądać jak dwie krople wody Lernen beginnen		lijken als twee druppels water op elkaar
urzędnik Lernen beginnen		de ambtenaar
przeciąg Lernen beginnen		de tocht
kopać Lernen beginnen		trappen
właściwy Lernen beginnen		passend
nieskończone potrzeby Lernen beginnen		oneindige behoeften
spełnić Lernen beginnen		vervullen
powrócić Lernen beginnen		terugkeren
bieżąca woda Lernen beginnen		stromend water
środki transportu Lernen beginnen		vervoermiddel
deficytowy Lernen beginnen		schaarse
zauważalny, namacalny Lernen beginnen		tastbaar
odległość Lernen beginnen		afstand
wykluczalność Lernen beginnen		uitsluitbaarheid
w tym samym czasie Lernen beginnen		tegelijk
dobra indywidualne Lernen beginnen		indviduele goederen
dobra zbiorowe Lernen beginnen		collectieve goederen
dobra gospodarcze Lernen beginnen		economische goederen
darmowe dobra Lernen beginnen		vrije goederen
dobra konsumpcyjne (dla jednostki) Lernen beginnen		consumptie goederen
dobra o nieograniczonych zasobach Lernen beginnen		gebruiksgoederen
dobra o skończonych zasobach Lernen beginnen		verbruiksgoederen
dobra inwestycyjne (dla firm) Lernen beginnen		investeringsgoederen
bieżące dobra kapitałowe (ograniczone zasoby) Lernen beginnen		vlottende investeringsgoederen
dobra inwestycyjne (nieograniczone zasoby) Lernen beginnen		kapitaalgoederen
zdobyć Aby zdobyć doświadczenie, musisz dużo podróżować. Lernen beginnen		verwerven Om ervaringen op te doen, moet je veel reizen.
niewystarczający Lernen beginnen		ontoereikend
napięcie Jest między wami napięcie. Lernen beginnen		de spanning Er is de spanning tussen jullie.
niedobór Lernen beginnen		schaarste
wzmacniać Lernen beginnen		versterken
wprowadzać (coś nowego) Lernen beginnen		inbrengen
w ogóle Lernen beginnen		überhaupt
pokazywać Pokażecie mi wasze zdjęcia? Lernen beginnen		laten zien Zouden jullie me jullie foto's laten zien?
użyteczność Lernen beginnen		het nut
solidny Lernen beginnen		degelijk
stopień, rozmiar W pewnym stopniu się z tobą zgadzam. Lernen beginnen		de mate Tot op zekere hoogte ben ik het met je eens.
poświęcić Lernen beginnen		opofferen
płodny Lernen beginnen		vruchtbaar
tak czy siak Lernen beginnen		sowieso
mieć okres Lernen beginnen		ongesteld zijn
zmniejszać Liczba osób otyłych zmniejszy się w 2020. Lernen beginnen		afnemen Het aantal zwaarlijvige mensen zal in 2020 afnemen.
zwiększać Lernen beginnen		toenemen
włączyć, zaangażować Lernen beginnen		inschakelen
bardzo Lernen beginnen		kei
środki Lernen beginnen		de middelen
bogactwo Lernen beginnen		de rijkdom
wykonać Lernen beginnen		verrichten
należeć Wszystko w tym mieście należy do mnie! Lernen beginnen		behoren Alles in deze stad behoort aan mij!
nijakie, mdłe, słabe Lernen beginnen		flauw
gonić Lernen beginnen		najagen
pewnego razu Lernen beginnen		eenmaal
przewyższać Wyniki przewyższyły moje oczekiwania. Lernen beginnen		overtreffen De resultaten hebben mijn verwachtingen overtroffen.
zebrać Lernen beginnen		inzamelen
tak właściwie Lernen beginnen		daadwerkelijk
szary Lernen beginnen		grauw
wyniszczające Lernen beginnen		slopend
na miłość boską Lernen beginnen		vredesnaam
umysłowo Lernen beginnen		geestelijk
używać czynników produkcji (środków) Lernen beginnen		inzetten productie-factoren
praca (czynniki produkcji) Lernen beginnen		arbeid (productiefactoren)
kapitał (czynniki produkcji) Lernen beginnen		kapitaal (productiefactoren)
bogactwa naturalne (czynniki produkcyjne) Lernen beginnen		natuur (productiefactoren)
przedsiębiorczość (czynniki produkcji) Lernen beginnen		ondernemerschap (productiefactoren)
keuze bestaat uit: (3) Lernen beginnen		inkomen, persoonlijke voorkeur, opgeleverd nut
behoeften vervullen => Lernen beginnen		welvaart is hoger
niet-materiele behoeften vervullen => Lernen beginnen		welzijn
wat is schaarste? Lernen beginnen		keuzen
wat is behoefte? Lernen beginnen		iets wat mensen willen of nodig hebben
behoefte is (5) Lernen beginnen		persoonlijk, tijd en plaatsgebonden, oneindig, creeerbaar, leiden tot keuze
atak, zamach lub podatek, opłata Lernen beginnen		aanslag
trzęsienie ziemi Lernen beginnen		aardbeving
zanieczyszczony Lernen beginnen		besmet
zanieczyszczać Lernen beginnen		besmetten
zalewać (o wodzie) Lernen beginnen		overspoelen
żądać, wymagać Lernen beginnen		eizen
sytuacja Lernen beginnen		de toestand
historia jest o... Lernen beginnen		het verhaal gaat over...
Historia dzieje się... Lernen beginnen		het verhaal speelt zich af...
gasić Nie ugasisz ognia benzyną! Lernen beginnen		blussen Je blust het vuur niet met benzine.
spalić Lernen beginnen		afbranden
po pierwsze Lernen beginnen		ten eerste
po drugie Lernen beginnen		ten tweede
potem Lernen beginnen		daarnaast
dalszy, dalej Chodźmy dalej! Lernen beginnen		verder Laten we verder gaan!
najpierw, na początku Najpierw musisz to otworzyć. Lernen beginnen		eerst Eerst moet je dat openen.
po tym, potem Posprzątaliśmy pokój i po tym poszliśmy spać. Lernen beginnen		daarna We ruimden de kamer op en daarna gingen we slapen.
nagle Lernen beginnen		opeens
i wtedy Lernen beginnen		en dan
przez to Lernen beginnen		daardoor
ponadto Lernen beginnen		bovendien
na koniec Lernen beginnen		ten slotte
Podsumowanie Lernen beginnen		opsomming
następnie Lernen beginnen		vervolgens
ostateczny, ostatecznie Jaka jest twoja ostateczna decyzja? Lernen beginnen		uiteindelijk Wat is jouw uiteindelijke beslissing?
nagle Lernen beginnen		plots
w pewnym momencie Lernen beginnen		op een bepaald moment
cykoria Lernen beginnen		het witloof
przeciwieństwo Lernen beginnen		tegenstelling
siekać Lernen beginnen		hakken
on ma krótkie włosy. ona natomiast ma długie włosy Lernen beginnen		hij heeft kort haar. zij daarentegen heeft lang haar
mieszkał w Polsce. Jednak obecnie mieszka w Belgii Lernen beginnen		hij woonde in Polen. Nu woont hij echter in belgie
podobieństwo Lernen beginnen		gelijkenis
oni obaj mają Lernen beginnen		ze hebben allebei
zarówno ona, jak i on, mają długie włosy Lernen beginnen		zowel zij als hij hebben lang haar
dlatego Lernen beginnen		daarom
zatem Lernen beginnen		zodoende
przyczyna Lernen beginnen		oorzaak
zerwać (z kimś) Lernen beginnen		uitmaken
w skrócie Lernen beginnen		kortom
Innymi słowy Lernen beginnen		met andere woorden
podsumowując Lernen beginnen		kort samengevat
nalewać Nalej trochę wody do szklanki. Lernen beginnen		schenken Schenk wat water in het glas.
wlewać, podlewać Lernen beginnen		gieten
zabraniać Palenie w tym hotelu jest zabronione. Lernen beginnen		verbieden Roken is verboden in dit hotel.
przeszkadzać Lernen beginnen		storen
jasny Lernen beginnen		helder
on jest osobą która zawsze jest szczęśliwa Lernen beginnen		hij is iemand die altijd blij is
dosłownie Lernen beginnen		letterlijk
popyt Lernen beginnen		vraag (demand)
podaż Lernen beginnen		aanbod (supply)
cena Lernen beginnen		eenwichtprijs
Cena rynkowa Lernen beginnen		marktprijs
pozwolić sobie (na kupno czegoś) Lernen beginnen		veroorloven
pojęcia Lernen beginnen		begrippen
wątpić Jak możesz w to wątpić? Lernen beginnen		twijfelen Hoe kan je het betwijfelen?
rumienić się Lernen beginnen		blozen
pokusa Lernen beginnen		verleiding / verlokking
odmowa Lernen beginnen		afwijzing
Muszę wkroczyć Lernen beginnen		ik moet invallen
nieobliczalny Lernen beginnen		onvoorspelbaar
figlarne mrugnięcie Lernen beginnen		speelse knipoog
seplenić Lernen beginnen		lispelen
przenikliwe spojrzenie Lernen beginnen		indringende blik
Labirynt Lernen beginnen		doolhof
światła uliczne Lernen beginnen		straatverlichting
nostalgia Lernen beginnen		heimwee
być wystraszonym Lernen beginnen		schrik hebben
zepsuć się, paść (np. o silniku) Lernen beginnen		uitvallen
pokój w akademiku Lernen beginnen		de kot
oswojony Lernen beginnen		tam
oswajać Lernen beginnen		temmen
plądrować Lernen beginnen		plunderen
zawrzeć pokój Lernen beginnen		vrede sluiten
uporczywy Lernen beginnen		hardnekkig
dość Lernen beginnen		behoorlijk
rezygnować, odłączać się Lernen beginnen		afhaken
oczywisty, zrozumiały Lernen beginnen		vanzelfsprekend
wibrować Lernen beginnen		trillen
brzydzić się Lernen beginnen		verafschuwen
zidentyfikować Lernen beginnen		vereenzelvigen
uzasadnić, poprzeć dowodami Lernen beginnen		onderbouwen
napływ (imigrantów, informacji) Lernen beginnen		toestroom
wrażliwy, czuły Lernen beginnen		kwetsbaar
uchodźca Lernen beginnen		vluchteling
podkreślić Lernen beginnen		beklemonten
spotkać się, napotkać (np. problem) Lernen beginnen		treffen
powód, przyczyna Lernen beginnen		aanleiding
rąbać Lernen beginnen		hakken
skłonny Lernen beginnen		geneigd

3

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr