Frage |
Antworten |
tutaj zwracam waszą uwagę na następujące (w oficjalnych listach) Lernen beginnen
|
|
hiermee vestig ik uw aandacht op het volgende (in officiële brieven)
|
|
|
rząd namawia o pomoc Rumunie Lernen beginnen
|
|
de regering dringt aan op hulp aan Roemenië
|
|
|
to daje mi powód do pytania Lernen beginnen
|
|
dit geeft mij aanleiding tot een vraag
|
|
|
biedna kobieta nie kwalifikowała się do pomocy Lernen beginnen
|
|
de arme vrouw kwam niet in aanmerking voor hulp
|
|
|
nie powinieneś komentować wszystkiego Lernen beginnen
|
|
je moet niet overal aanmerkingen op maken
|
|
|
wielu ludzi uważa, że obcokrajowiec musi przystosować się do życia w Holandii Lernen beginnen
|
|
veel mensen vinden dat een buitenlander zich moet aanpassen aan het leven in nederland
|
|
|
Jako student możesz ubiegać się o stypendium Lernen beginnen
|
|
als student kun je aanspraak maken op een studiebeurs
|
|
|
towarzystwo ubezpieczeniowe przedstawilo kierowcy odpowiedzialność za szkodę Lernen beginnen
|
|
de verzerkering stelde de automobilist aansprakelijk voor de schade
|
|
|
prezenter programu telewizyjnego nadał rozmach działaniom pomocowym Lernen beginnen
|
|
de presentator van het televisieprogramma gaf de aanzet tot een hulpactie
|
|
|
Zapisałem się do tego nowego tygodnika(zaprenumerowalem) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij op dat nieuwe weekblad geabonneerd
|
|
|
należy zwrócić uwagę na drobny druk Lernen beginnen
|
|
u dient acht te slaan op de kleine lettertjes
|
|
|
Nie mogłem go zepchnąć (odciagnac) z tego głupiego planu Lernen beginnen
|
|
ik kon hem niet van dat dwaze plan afbrengen
|
|
|
nie powinieneś zawsze polegać na tym, co się mówi Lernen beginnen
|
|
je moet niet altijd afgaan op wat er gezegd wordt
|
|
|
to zależy od liczby raportów, niezależnie od tego, czy się przełączasz Lernen beginnen
|
|
het hangt van je rapportcijfers af of je overgaat
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
een baby is afhankelijk van de moeder
|
|
|
Czy lekarz pomógł ci pozbyć się tej irytującej brodawki? Lernen beginnen
|
|
heeft de dokter je van die vervelende wrat afgeholpen?
|
|
|
dzieci przyszły do iceman Lernen beginnen
|
|
de kinderen kwamen op de ijsman af
|
|
|
Z jego słów można było wywnioskować, że to było poważne Lernen beginnen
|
|
uit zijn woorden kon ik afleiden dat het ernstig was
|
|
|
kelner rozstrzygnął z klientem Lernen beginnen
|
|
de ober rekende met de klant af
|
|
|
człowiek zstępuje na prawdopodobieństwo małp człekokształtnych Lernen beginnen
|
|
de mens stamt waarschijnlink af van de apen
|
|
|
król zrzekł się tronu na rzecz swojej córki Lernen beginnen
|
|
de koning deed afstand van de troon ten gunste van haar dochter
|
|
|
Czy zgadzasz się z tą propozycją? Lernen beginnen
|
|
ga je akkoord met dit voorstel?
|
|
|
odpowiedział na zadane pytanie Lernen beginnen
|
|
hij antwoordde op de gestelde vraag
|
|
|
boisz się tego wielkiego psa? Lernen beginnen
|
|
ben je bang voor die grote hond?
|
|
|
wyrok sędziego opiera się na dowodach Lernen beginnen
|
|
de uitspraak van de rechter is gebaseerd op bewijzen
|
|
|
nie spełnia moich oczekiwań Lernen beginnen
|
|
hij beantwoordt niet aan mijn verwachtingen
|
|
|
musisz zawsze być przygotowany na mgłę w Holandii Lernen beginnen
|
|
je moet in nederland altijd bedacht zijn op mist
|
|
|
nie wahaj się korzystać z tych smacznych przekąsek! Lernen beginnen
|
|
bedien je gerust van deze lekkere hapjes!
|
|
|
ona jest chętna na drogą biżuterię Lernen beginnen
|
|
zij is begerig naar dure sieraden
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
ik ben er nog niet aan/mee begonnen
|
|
|
ofiary przeciążenia bardzo potrzebują koców Lernen beginnen
|
|
de slachtoffers van de overstomming hebben veel behoefte aan dekens
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
tijgers behoren tot de katachtigen
|
|
|
Nie znam reguł, które mają tu zastosowanie Lernen beginnen
|
|
ik ben niet bekend met de regels die hier gelden
|
|
|
klienci byli bardzo zainteresowani najnowszym modelem Lernen beginnen
|
|
de klanten hadden veel belangstelling voor het nieuwste model
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
gmina postanowiła znieść zakaz Lernen beginnen
|
|
de gemeente heeft besloten tot opheffing van het verbod
|
|
|
człowiek składa się z 70% wody Lernen beginnen
|
|
de mens bestaat voor 70% uit water
|
|
|
dom nie był odporny na huragan Lernen beginnen
|
|
het huis was niet bestand tegen de orkaan
|
|
|
ten pakiet jest przeznaczony dla mojej rodziny w Turcji Lernen beginnen
|
|
dit pakje is bestemd voor mijn familie in Turkije
|
|
|
złodziej został złapany na gorącym uczynku Lernen beginnen
|
|
de dief werd op heterdaad betrapt
|
|
|
mój dom jest dobrze zabezpieczony przed kradzieżą Lernen beginnen
|
|
mijn huis is goed beveiligd tegen diefstal
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
de regering is bevreesd voor inflatie
|
|
|
jesteś z nim przyjaciółmi? Lernen beginnen
|
|
ben jij met hem bevriend?
|
|
|
na szczęście uwolniłem się od tego irytującego obowiązku Lernen beginnen
|
|
ik ben gelukkig van die vervelende plicht bevrijd
|
|
|
Co spowodowało, że uciekłeś z domu? Lernen beginnen
|
|
wat heeft je ertoe bewogen om van huis weg te lopen?
|
|
|
Nie wiedziałem, że wszyscy mnie słyszą Lernen beginnen
|
|
ik was me er niet van bewust dat iedereen mij horen kon
|
|
|
mój brat posiada samochody Lernen beginnen
|
|
mijn broer is bezeten van auto's
|
|
|
Jestem zajęty odnawianiem mojego domu Lernen beginnen
|
|
ik ben bezig met het opknappen van mijn huis
|
|
|
czytanie przyczynia się do lepszego uczenia się języka (przyczyniając się do) Lernen beginnen
|
|
lezen draagt bij tot het beter leren van een taal (bijdragen tot)
|
|
|
Posiadam nowy rower (będący w posiadaniu) Lernen beginnen
|
|
ik ben in het bezit van een nieuwe fiets ((in het) bezit zijn van)
|
|
|
rodzice byli zaniepokojeni (ich) chorym dzieckiem (zaniepokojeni) Lernen beginnen
|
|
de ouders waren bezorgd over (om) hun zieke kind (bezorgd zijn over)
|
|
|
rząd ogranicza edukację (skraca czas) Lernen beginnen
|
|
de regering bezuinigt op het onderwijs (bezuinigen op)
|
|
|
Muzułmanie modlą się do Boga (bidd Lernen beginnen
|
|
moslims bidden tot Allah (bidden tot)
|
|
|
sarah jest zadowolona ze swojego dobrego sprawozdania (aby być szczęśliwym) Lernen beginnen
|
|
sarah is blij met haar goede rapport (blij zijn met)
|
|
|
Jestem zły na mojego brata (zły na) Lernen beginnen
|
|
ik ben boos op mijn broer (boos zijn op)
|
|
|
gazeta komentuje wiadomości (komentarz) Lernen beginnen
|
|
de krant geeft commentaar op het nieuws (commentaar geven op)
|
|
|
Skłaniam cię do tej utraty (kondolencje z Lernen beginnen
|
|
ik condoleer je met dit verlies (condoleren met)
|
|
|
Na podstawie Twoich słów stwierdzam, że się nie zgadzasz (wywnioskuj z) Lernen beginnen
|
|
ik concludeer uit je woorden dat je niet meegaat (concluderen uit)
|
|
|
Czy mogę Ci podziękować za twoją pomoc? (dzięki za) Lernen beginnen
|
|
mag ik je danken voor je hulp? (danken voor)
|
|
|
wszyscy uczniowie wzięli udział w meczu (uczestniczyć) Lernen beginnen
|
|
de leerlingen namen allemaal deel aan de wedstrijd (deelnemen aan)
|
|
|
pracownicy podzielili się zyskami (części w / przez Lernen beginnen
|
|
de werknemers deelden in de winst (delen in/door)
|
|
|
osiem podzielone przez dwa to cztery Lernen beginnen
|
|
acht gedeeld door twee is vier
|
|
|
myślisz o swojej pracy domowej? nie zapomnij tego! (myślę o) Lernen beginnen
|
|
denk je aan je huiswerk? vergeet het niet! (denken aan)
|
|
|
pomyśl o kroku! uważaj! ( Lernen beginnen
|
|
denk om het afstapje! pas op! (
|
|
|
Zastanowię się jeszcze raz; może wpadne na dobry pomysł Lernen beginnen
|
|
ik zal er nog eens over denken; misschien krijg ik een goede idee (denken over)
|
|
|
do czego służy ten obiekt? (podaj do) Lernen beginnen
|
|
waartoe dient dit voorwerp? (dienen tot)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
Jan is dol op ijs (dol zijn op)
|
|
|
moja dziewczyna jest oszukana przez nauczyciela sztuki (łachmany z) Lernen beginnen
|
|
mijn vriendin dweept met de tekenleraar (dwepen met)
|
|
|
więzień został zmuszony do ciężkiej pracy (zmuszanie) Lernen beginnen
|
|
de gevangene werd gedwongen tot zware arbeid (dwingen tot)
|
|
|
Nie zgadzam się z przewodniczącym (zgadzam się z) Lernen beginnen
|
|
ik ben het niet met de voorzitter eens (eens zijn met)
|
|
|
mowca zakończył życzeniem (koniec z) Lernen beginnen
|
|
de spreker eindigde met een wens (eindigen met)
|
|
|
"słowo" kończy się na d (koniec na Lernen beginnen
|
|
"woord" eindigt op een d (eindigen op)
|
|
|
szkoła kończy się o wpół do czwartej (kończy się o) Lernen beginnen
|
|
de school eindigt om half vier (eindigen om)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
ik erger mij aan dat gesmoes ((zich) ergen aan)
|
|
|
masz doświadczenie z komputerami? (doświadczenie z) Lernen beginnen
|
|
heb jij ervaring met computers? (ervaring hebben met)
|
|
|
gratulacje z okazji twoich urodzin! (gratulacje z) Lernen beginnen
|
|
gefeliciteerd met je verjaardag! (feliciteren met)
|
|
|
tym ludziom brakuje wszystkiego (brak) Lernen beginnen
|
|
die mensen hebben aan alles gebrek (gebrek hebben aan)
|
|
|
czy mogę korzystać z Twojego telefonu? (użyj) Lernen beginnen
|
|
mag ik even gebruikmaken van uw telefoon? (gebruikmaken van)
|
|
|
jest obciążony zmartwieniami (cierpienie poniżej) Lernen beginnen
|
|
hij gaat gebukt onder zorgen (gebukt gaan onder)
|
|
|
Nie służą mi te słabe słowa (plotki) (bycie obsługiwanym przez) Lernen beginnen
|
|
van die flauwe praatjes ben ik niet gediend (gebiend zijn van)
|
|
|
Nie jestem zainteresowany (zainteresowany) Lernen beginnen
|
|
ik ben er niet in geïnteresseerd (geïnteresseerd zijn in)
|
|
|
Uwielbiam czekoladę (uwielbiam) Lernen beginnen
|
|
ik ben gek op chocola (gek zijn op)
|
|
|
wierzysz w astrologię? (wierzcie w) Lernen beginnen
|
|
geloof jij in astrologie? (geloven in)
|
|
|
moi rodzice są ze sobą bardzo szczęśliwi (zadowoleni) Lernen beginnen
|
|
mijn ouders zijn erg gelukkig met elkaar (gelukkig zijn met)
|
|
|
lubiłeś też wakacje? (ciesz się) Lernen beginnen
|
|
heb jij ook zo van de vakantie genoten? (genieten van)
|
|
|
w rzeczywistości nie nadaje się do tego zawodu (nadaje się do) Lernen beginnen
|
|
hij is eigenlijk niet geschikt voor dat beroep (geschikt zijn voor)
|
|
|
Nie dbam o piękne ubrania (troszczę się o) Lernen beginnen
|
|
ik geef niet om mooie kleren (geven om)
|
|
|
jesteśmy przyzwyczajeni do tego hałasu (przyzwyczajeni do) Lernen beginnen
|
|
wij zijn gewend aan dat lawaai (gewend zijn aan)
|
|
|
henk zawsze podgląda Tineke (podgląda) Lernen beginnen
|
|
henk zit steeds naar Tineke te gluren (gluren naar)
|
|
|
czy dobrze radzisz sobie w matematyce? (bądź dobry w) Lernen beginnen
|
|
bin jij goed in wiskunde? (goed zijn in)
|
|
|
Belgia graniczy z Holandią (granice) Lernen beginnen
|
|
belgië grenst aan nederland (grenzen aan)
|
|
|
ta dziewczyna jest bardzo poręczna z igłą i nicią (poręczna Lernen beginnen
|
|
dat meisje is erg handig met naald en draad (handig zijn met)
|
|
|
co utknęło z tą maszyną? (jąkanie) Lernen beginnen
|
|
wat hapert er aan die machine? (haperen aan)
|
|
|
bluszcz przywiązuje się do ścian i drzew (przylega) Lernen beginnen
|
|
klimop hecht zich aan muren en bomen (zich hechten aan)
|
|
|
Nienawidzę gimnastyki (niechęć) Lernen beginnen
|
|
ik heb een hekel aan gymnastiek (een hekel hebben aan)
|
|
|
to malarstwo przypomina mi przeszłość (pamiętajcie Lernen beginnen
|
|
dat schilderij herinnert mij aan vroeger (herinneren aan)
|
|
|
Czy wiesz, że jutro mamy próbę matematyczną? (być świadomym) Lernen beginnen
|
|
ben jij ervan op de hoogte dat we morgen een wiskunderepetitie hebben? (op de hoogte zijn van)
|
|
|
Mam nadzieję na dobrą ocenę. (mam nadzieję) Lernen beginnen
|
|
ik hoop op een goed cijfer. (hopen op)
|
|
|
moja matka bardzo lubi kwiaty Lernen beginnen
|
|
mijn moeder houdt veel van bloemen (houden van)
|
|
|
musisz trzymać się swojej wizyty Lernen beginnen
|
|
je moet je aan je afspraak houden (houden aan)
|
|
|
dziecko płakało za zepsuty samochodzik (płacz) Lernen beginnen
|
|
het kind huilde om zijn kapotte speelgoedauto (huilen om)
|
|
|
pragniemy letniego słońca w zimie (crave) Lernen beginnen
|
|
wij hunkeren 's winters naar de zomerzon (hunkeren naar)
|
|
|
czy poinformowałeś o czasie odlotu samolotu? (poinformuj o) Lernen beginnen
|
|
heb je naar de vertrektijd van het vliegtuig geinformeerd? (informeren naar)
|
|
|
nauczyciel nie odniósł się do zastrzeżeń studentów (przejdź do Lernen beginnen
|
|
de leraar ging niet in op de bezwaren van de leerlingen (ingaan op)
|
|
|
nie daj się z tym chłopcem (pozwól sobie) Lernen beginnen
|
|
je moet je niet met die jongen inlaten (zich inlaten met)
|
|
|
Odpowiadam za prawdę jego słów (ręczyć za) Lernen beginnen
|
|
ik sta in voor de waarheid van zijn woorden (instaan voor)
|
|
|
mój ojciec zapisał się do odcinków tej encyklopedii (zapisz się) Lernen beginnen
|
|
mijn vader heeft ingetekend op de afleveringen van deze encyclopedie (inteken op)
|
|
|
Czy jesteś zainteresowany radiem z drugiej ręki? (zainteresowany) Lernen beginnen
|
|
heb jij interesse voor een tweedehands radio? (interesse hebben voor)
|
|
|
ma duży wpływ na swoją dziewczynę (wpływ) Lernen beginnen
|
|
zij heeft veel invloed op haar vriendin (invloed hebben op)
|
|
|
Od trzech tygodni walczę ze złym przeziębieniem (walcząc z) Lernen beginnen
|
|
ik kamp al drie weken met een zware verkoudheid (kampen met)
|
|
|
na loterii stanowej masz szansę na sto tysięcy! (szansa na posiadanie Lernen beginnen
|
|
bij de staatsloterij heb je kans op de honderdduizend! (kans hebben op)
|
|
|
na co patrzysz? (spójrz na) Lernen beginnen
|
|
waar kijk je naar? (kijken naar)
|
|
|
mój przyjaciel ma wiele poglądów na technologię (spójrz na to Lernen beginnen
|
|
mijn vriend heeft veel kijk op techniek (kijk hebben op)
|
|
|
ten chłopak wszystko krytykuje (krytykuje) Lernen beginnen
|
|
die jongen heeft overal kritiek op (kritiek hebben op)
|
|
|
jesteś na mnie zły? (być złym) Lernen beginnen
|
|
ben je kwaad op me? (kwaad zijn op)
|
|
|
z czego się śmiejesz? (śmiech) Lernen beginnen
|
|
waar lach je om? (lachen om)
|
|
|
Nie pożyczam mnie już do tej pracy. (nadają się) Lernen beginnen
|
|
ik leen me niet meer voor dat werk. (zich lenen voor)
|
|
|
cierpi na poważną chorobę. (cierpią z powodu) Lernen beginnen
|
|
hij lijdt aan een ernstige ziekte. (lijden aan)
|
|
|
ludzie cierpią z powodu surowej dyktatury. (cierpią z powodu) Lernen beginnen
|
|
het volk lijdt onder de harde dictatuur. (lijden onder)
|
|
|
wyglądasz jak twoja matka. (zobacz) Lernen beginnen
|
|
jij lijkt op je moeder. (lijken op)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
luister naar mij! (luisteren naar)
|
|
|
to jest złe ze zdrowym rozsądkiem! (źle z) Lernen beginnen
|
|
het mankeert hem aan gezond verstand! (mankeren aan)
|
|
|
kto dobrze rozwiązał układankę, konkuruje z główną nagrodą. (walcz o) Lernen beginnen
|
|
wie de puzzel goed heeft opgelost, dingt mee naar de hoofdprijs. (meedingen naar)
|
|
|
Czy uczestniczyłeś w tym meczu? Lernen beginnen
|
|
heb jij ook meegedaan met die wedstrijd? (meedoen met)
|
|
|
burmistrz był zmuszony do podjęcia surowych działań. (trzeba) Lernen beginnen
|
|
de burgemeester zag zich genoodzaakt tot strenge maatregelen. (noodzaken tot)
|
|
|
nie podpisuje się pod swoim starszym bratem. (gorszy od) Lernen beginnen
|
|
hij doet niet voor zijn oudere broer onder. (onderdoen voor)
|
|
|
cesarze rzymscy podporządkowali sobie wiele narodów. (z zastrzeżeniem) Lernen beginnen
|
|
de romeinse keizers hebben vele volkeren aan zich onderworpen. (onderwerpen aan)
|
|
|
moi rodzice martwią się o mojego chorego brata (martwiąc się Lernen beginnen
|
|
mijn ouders zijn ongerust over mijn zieke broertje (ongerust zijn over)
|
|
|
Nie wiedziałem o tym fakcie (będąc nieświadomym) Lernen beginnen
|
|
ik was onkundig van dat feit.(onkundig zijn van)
|
|
|
Nie mam gotówki. (brakujące) Lernen beginnen
|
|
het ontbreekt mij aan contant geld. (ontbreken aan)
|
|
|
starsza pani zaopiekowała się dziećmi (szkoda) Lernen beginnen
|
|
de oude dame heeft zich over de kinderen ontfermd.(zich ontfermen over)
|
|
|
uniknął śmierci w tym wypadku. (uciec z) Lernen beginnen
|
|
hij is bij dat ongeluk aan de dood ontkomen. (ontkomen aan)
|
|
|
ten błąd umknął mojej uwadze (ucieczka) Lernen beginnen
|
|
die fout is aan mijn aandacht ontsnapt.(ontsnappen aan)
|
|
|
platforma jest tworzona z gąsienicy. Lernen beginnen
|
|
een vlonder ontstaat uit een rups.(ontstaan uit)
|
|
|
on zdał egzamin. (wycofaj się z) Lernen beginnen
|
|
hij heeft zich aan het examen onttrokken. (zich onttrekken aan)
|
|
|
jest obojętny na liczby (obojętne na) Lernen beginnen
|
|
hij is onverschillig voor cijfers.(onverschillig zijn voor)
|
|
|
próbowała zmusić swoją opinię na temat swojej dziewczyny. (narzucać się) Lernen beginnen
|
|
zij probeerde haar mening aan haar vriendin op te dringen. (zich opdringen aan)
|
|
|
nie nadaje się do tej ciężkiej pracy. (być równym) Lernen beginnen
|
|
hij is niet tegen dat zware werk opgewassen. (opgewassen zijn tegen)
|
|
|
dziecko przestaje płakać. (przestań z) Lernen beginnen
|
|
het kind houdt op met huilen. (ophouden met)
|
|
|
musisz walczyć o swojego przyjaciela. (oznaczać) Lernen beginnen
|
|
voor je vriend moet je opkomen. (opkomen voor)
|
|
|
ze swojego raportu możesz wywnioskować, że nie pracujesz wystarczająco ciężko! (edytuj Lernen beginnen
|
|
uit jouw rapport kun je opmaken dat je niet hard genoeg werkt! (opmaken uit)
|
|
|
korzyści nie przewyższają egzaminu. (patrz przeciwko) Lernen beginnen
|
|
de voordelen wegen niet op tegen het examen op. (opzien tegen)
|
|
|
woda zamienia się w lód w niskich temperaturach. (zmień na) Lernen beginnen
|
|
water gaat bij lage temperaturen over in ijs. (overgaan in)
|
|
|
przechodzimy do porządku dnia Lernen beginnen
|
|
we gaan over tot de orde van de dag.(overgaan tot)
|
|
|
mój przyjaciel namówił mnie, bym z nim poszedł (przekonaj) Lernen beginnen
|
|
mijn vriend haalde mij over om met hem mee te gaan.(overhalen om)
|
|
|
Przekonam cię, że się mylisz. (przekonaj Lernen beginnen
|
|
ik zal je ervan overtuigen dat je het mis hebt. (overtuigen van)
|
|
|
Napoleon nie wygrał zwycięstwa nad Rosją. (aby wygrać zwycięstwo) Lernen beginnen
|
|
napoleon heeft de overwinning op rusland niet behaald. (de overwinning behalen op)
|
|
|
czy musisz sje dopasować do swojego brata? (dopasowanie na / w) Lernen beginnen
|
|
moet je op je broertje passen? (passen op/bij)
|
|
|
niebieski nie pasuje do zielonego. Lernen beginnen
|
|
blauw past niet bij groen.
|
|
|
Mam dużo zabawy w malowaniu. (Przyjemność Lernen beginnen
|
|
ik heb veel plezier in schilderen.(plezier hebben in)
|
|
|
mamy dobrą zabawę z naszą kolorową telewizją. (Miłej zabawy z Lernen beginnen
|
|
wij hebben veel plezier van onze kleurentelevisie. (plezier hebben van)
|
|
|
zawsze może pochwalić się swoim pochodzeniem. (pochwal się) Lernen beginnen
|
|
hij pocht altijd op zijn afkomst. (pochten op)
|
|
|
próbował popełnić samobójstwo. (próba) Lernen beginnen
|
|
hij heeft een poging gedaan tot zelfmoord. (poging doen tot)
|
|
|
próbował ją rozśmieszyć. (Spróbuj na Lernen beginnen
|
|
hij deed een poging om haar aan het lachen te maken. (poging om)
|
|
|
szczyci się swoimi pięknymi liczbami (idź mówić) Lernen beginnen
|
|
hij gaat prat op zijn mooie cijfers (praat gaan op)
|
|
|
musisz czerpać korzyści z dobrej pogody. (skorzystaj z) Lernen beginnen
|
|
van mooi weer moet je profiteren. (profiteren van)
|
|
|
zalecił poprawną odpowiedź. (radden to) Lernen beginnen
|
|
hij raadde naar het goede antwoord. (radden naar)
|
|
|
nauczyciel nie odpowiedział na brutalną uwagę. (włącz ponownie) Lernen beginnen
|
|
de leraar reageerde niet op de brutale opmerking. (reagiren op)
|
|
|
wszystkie dzieci mają prawo do dobrej edukacji. (w prawo Lernen beginnen
|
|
alle kinderen hebben recht op goed onderwijs. (recht hebbem op)
|
|
|
uratował dziecko przed utonięciem. (Zapisz z) Lernen beginnen
|
|
hij heeft het kind van de verdrinkingsdood gered. (redden van)
|
|
|
Liczę na twoją pomoc. (licz na) Lernen beginnen
|
|
ik reken op je hulp. (rekenen op)
|
|
|
musisz wziąć pod uwagę wszystkie czynniki. (weź pod uwagę) Lernen beginnen
|
|
je moet met alle factoren rekening houden. (rekening houden met)
|
|
|
musisz podać swoje działania. (rozliczenie) Lernen beginnen
|
|
je moet je rekenschap geven van je daden. (rekenschap geven van)
|
|
|
mowca skupia sie na okreslonej grupie sluchaczy Lernen beginnen
|
|
de spreker richtte zich tot een bepaalde groep luisteraars. (richten tot)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
iran is rijk aan olie. (rijk zijn aan)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
het ruikt hier naar benzine. (ruiken naar)
|
|
|
wstydzi się tej złej decyzji. (zawstydzony) Lernen beginnen
|
|
hij schaamt zich over die verkeerde beslissing. (zich schamen over)
|
|
|
Wstydzę się moich brudnych rąk. (zawstydzony) Lernen beginnen
|
|
ik schaam me voor mijn vuile handen. (schamen voor)
|
|
|
dziewczyna mieszka oddzielnie od rodziców. (oddzielenie od) Lernen beginnen
|
|
het meisje leeft gescheiden van haar ouders. (scheiden van)
|
|
|
istnieje wiele nadużyć na organach podatkowych. (skarbie się Lernen beginnen
|
|
er wordt veel op de belastingdienst gescholden. (schelden op)
|
|
|
o co chodzi? (troszcz się o) Lernen beginnen
|
|
wat scheelt er aan? (schelen aan)
|
|
|
to oszczędza dużo w cenie (opieka w) Lernen beginnen
|
|
dat scheelt nogal wat in prijs (schelen in)
|
|
|
on oszczędza trzy lata z bratem. (z) Lernen beginnen
|
|
hij scheelt drie jaar met zijn broertje. (scheken met)
|
|
|
łowcy strzelają do dzikich. (strzelać w górę) Lernen beginnen
|
|
jagers schieten op wild. (schieten op)
|
|
|
reżyser był bardzo zadowolony z tego prezentu. (zorganizuj z) Lernen beginnen
|
|
de directeur was erg in zijn schik met het cadeau. (schik zijn met)
|
|
|
Czy jesteś tak zszokowany tym trzęsieniem ziemi? (przestraszyć) Lernen beginnen
|
|
ben jij ook zo geschrokken van die aardbeving? (schrikken van)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
waar slaat dat nu op? (slaan op)
|
|
|
udało mu się zdobyć bilet na mecz. (sukces) Lernen beginnen
|
|
hij is erin geslaagd om een kaartje voor de wedstrijd te bemachtigen. (slagen in)
|
|
|
zdał egzamin na prawo jazdy. (podanie) Lernen beginnen
|
|
hij is geslaagd voor zijn rijexamen. (slagen voor)
|
|
|
Jestem zły po angielsku. (źle) Lernen beginnen
|
|
ik ben slecht in engels. (slecht zijn in)
|
|
|
tęsknimy za świętami. (tęskni za) Lernen beginnen
|
|
wij smachten naar de vakantie. (smachten naar)
|
|
|
ta herbata smakuje jak truskawki. (smak do) Lernen beginnen
|
|
deze thee smaakt naar aardbeien. (smaken naar)
|
|
|
skazany błagał o litość. (błagając o) Lernen beginnen
|
|
de veroordeelde smeekte om genade. (smeken om)
|
|
|
Tęsknię za filiżanką kawy. (za długo) Lernen beginnen
|
|
ik snak naar een kop koffie. (snakken naar)
|
|
|
Zamierzam ubiegać się o nową pracę. (wniosek o) Lernen beginnen
|
|
ik ga naar een nieuwe baan solliciteren. (solliciteren naar)
|
|
|
ten lekarz specjalizuje się w chorobach sercowo-naczyniowych. (Specjalizujemy się w) Lernen beginnen
|
|
deze arts heeft zich gespecialiseerd in hart en vaatziekten. (zich specialiseren in)
|
|
|
Żałuję swoich błędnych słów. (żałuj Lernen beginnen
|
|
ik heb spijt van mijn ondoordachte woorden. (spijt hebben van)
|
|
|
nie powinieneś dostrzegać wadliwych ludzi. (plamienie) Lernen beginnen
|
|
je moet niet met gebrekkige mensen spotten. (spotten met)
|
|
|
on jest tego zdolny. (być w stanie) Lernen beginnen
|
|
hij is ertoe in staat. (in staat zijn tot)
|
|
|
na co się tak gapisz? (gap się na) Lernen beginnen
|
|
waar zit je zo naar te staren? (staren naar)
|
|
|
Głosuję na tę nową partię. (głosuj na) Lernen beginnen
|
|
ik stem op die nieuwe partij. (stemmen op)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
hij is aan kanker gestorven. (sterven aan)
|
|
|
stół zwykle obsługuje cztery nogi. (polegać na) Lernen beginnen
|
|
een tafel steunt meestal op vier poten. (steunen op)
|
|
|
pies jest zszyty w kość. (szycie) Lernen beginnen
|
|
de hond is in een bot gestikt. (stikken in)
|
|
|
rzucenie palenia to trudne zadanie dla wielu osób. (przestań z) Lernen beginnen
|
|
stoppen met roken vinden veel mensen een moeilijke opgave. (stoppen met)
|
|
|
zdeponował się w pracy. (zdeponuj siebie Lernen beginnen
|
|
hij heeft zich op zijn werk gestort. (zich storten op)
|
|
|
Stowarzyszenie na rzecz bezpiecznego ruchu dąży do większego bezpieczeństwa na drodze. (umrzeć) Lernen beginnen
|
|
de vereniging voor veilig verkeer streeft naar meer veiliheid op de weg. (sterven naar)
|
|
|
kluby rywalizują z wrogiem. (walcząc z) Lernen beginnen
|
|
de clubs strijden tegen de vijand. (strijden met)
|
|
|
żołnierze walczą między sobą o honor. (walcząc z) Lernen beginnen
|
|
de soldaten strijden met elkaar om de eer. (strijden met)
|
|
|
walczymy o lepsze środowisko. (walczy o) Lernen beginnen
|
|
wij strijden voor een beter milieu. (strijden voor)
|
|
|
kradzież jest niezgodna z prawem. (walka z) Lernen beginnen
|
|
stelen is in strijd met de wet. (strijd zijn met)
|
|
|
to sprzeczne z przepisami. (konflikt z) Lernen beginnen
|
|
dat is strijdig met de voorschriften. (strijdig zijn met)
|
|
|
wojna jest sprzeczna z pokojową koegzystencją. (przeciwstawia się) Lernen beginnen
|
|
oorlog is tegengesteld aan vreedzaam samenleven. (tegengesteld zijn aan)
|
|
|
Jestem rozczarowany tym filmem. (bądź rozczarowany) Lernen beginnen
|
|
ik ben teleurgesteld in die film. (teleurgesteld zijn in)
|
|
|
jesteś z powrotem na swojej propozycji? (wróć do Lernen beginnen
|
|
kom je terug op je voorstel? (terugkomen op)
|
|
|
wrócił z pracy. (wraca z) Lernen beginnen
|
|
hij kwam terug van zijn werk. (terugkomen van)
|
|
|
Nie jestem zadowolony z tej liczby. (zadowolony z) Lernen beginnen
|
|
ik ben niet tevreden met dit cijfer. (tevreden zijn met)
|
|
|
nauczyciel nie jest zadowolony ze swoich uczniów. (zadowolony z) Lernen beginnen
|
|
de leraar is niet tevreden over zijn leerlingen. (tevreden over)
|
|
|
z dyplomem VWO możesz zostać przyjęty na uniwersytet. (Pozwól) Lernen beginnen
|
|
met een vwo-diploma kun je worden teogelaten tot de universiteit. (toelaten tot)
|
|
|
Skupiłem się na naprawie radia. (skup się na) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij toegelegd op het repareren van radio's. (zich toeleggen op)
|
|
|
Nie mam nic do dodania tutaj. (dodaj do) Lernen beginnen
|
|
hier heb ik niets aan toe te voegen. (toevoegen aan)
|
|
|
opiekun nadzoruje swojego ucznia. (nadzorowanie Lernen beginnen
|
|
een voogd ziet toe op zijn pupil. (toezien op)
|
|
|
kiedy mi się uda, będę traktował ciastka. (potraktuj) Lernen beginnen
|
|
als ik slaag trakteer ik op gebakjes. (trakteren op)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
ik heb trek in een loempia. (trek hebben in)
|
|
|
ludzie opłakiwali zmarłą królową. (żałoba) Lernen beginnen
|
|
het volk treurde om de overleden vorstin. (treuren om)
|
|
|
dziewczyna była dumna ze swoich pięknych nowych butów. (bądź dumny z tego Lernen beginnen
|
|
het meisje was trots op haar mooie nieuwe schoenen. (trots zijn op)
|
|
|
żołnierze byli lojalni wobec swego króla. (bądź wierny) Lernen beginnen
|
|
de soldaten waren trouw aan hun koning. (trouw zijn aan)
|
|
|
księżniczka jest żoną księcia. (poślubić) Lernen beginnen
|
|
de prinses is met een prins getrouwd. (trouwen met)
|
|
|
Wątpię w prawdziwość tej historii. (wątpliwość) Lernen beginnen
|
|
ik twijfel aan de waarheid van dit verhaal. (twijfelen aan)
|
|
|
studenci wybuchają śmiechem. (wybuch Lernen beginnen
|
|
de leerlingen barstten in lachen uit. (uitbarsten in)
|
|
|
w matematyce zaczynasz od hipotez. (wychodzi z Lernen beginnen
|
|
in de wiskunde ga je uit van hypotheses. (uitgaan van)
|
|
|
bogacz wydał się żebrakowi. (wychodzi) Lernen beginnen
|
|
de rijke man gaf zich voor een bedelaar uit. (uitgaan van)
|
|
|
Czekamy na wakacje. (czekamy na Lernen beginnen
|
|
wij kijken uit naar de vakantie. (uitkijken naar)
|
|
|
na rowerze trzeba uważać na samochody. (uważaj) Lernen beginnen
|
|
op de fiets moet je uitkijken voor auto's. (uitkijken voor)
|
|
|
nasze mieszkanie wychodzi na rynek. (uważaj) Lernen beginnen
|
|
onze flat kijkt uit op de markt. (uitkijken op)
|
|
|
ta ulica kończy się na placu stacji. (przyjdź do) Lernen beginnen
|
|
deze straat komt uit op het stationsplain. (uitkomen op)
|
|
|
moi rodzice bardzo oczekują na wakacje w Turcji. (czekamy na) Lernen beginnen
|
|
mijn ouders zien erg uit naar hun vakantie in turkije. (uitzien naar)
|
|
|
ten człowiek nie jest otwarty na rozum. (podatne na) Lernen beginnen
|
|
die man is niet voor rede vatbaar. (vatbaar zijn voor)
|
|
|
zwierzęta często walczą ze sobą. (walcz z Lernen beginnen
|
|
dieren vechten vaak met elkaar. (vechten met)
|
|
|
Holandia i Niemcy walczyły ze sobą. (walcz przeciwko) Lernen beginnen
|
|
nederland en duitsland hebben tegen elkaar gevochten. (vechten tegen)
|
|
|
jesteś odpowiedzialny za własne działania. (odpowiedzialny za) Lernen beginnen
|
|
je bent verantwoordelijk voor je eigen daden. (verantwoordelijk zijn voor)
|
|
|
w ciemności musisz podejrzewać o przeszkody. (bądź podejrzliwy) Lernen beginnen
|
|
in het donker moet je verdacht zijn op obstakels. (verdacht zijn op)
|
|
|
jest podejrzany o kradzież. (podejrzany o) Lernen beginnen
|
|
hij wordt verdacht van diefstal. (verdenken van)
|
|
|
Zanurzyłem się w historii Indii. (zagłębić się w) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij verdiept in de geschiedenis van india. (zich verdiepen in)
|
|
|
dziecko jest smutne z powodu chorej cipki. (żal w Lernen beginnen
|
|
het kind heeft verdriet om het zieke poesje. (verdriet hebben om)
|
|
|
w porównaniu do wczoraj jest dziś ładna pogoda. (porównaj z) Lernen beginnen
|
|
vergeleken met gisteren is het vandaag mooi weer. (vergelijken met)
|
|
|
nauczyciel jest czasami mylony w imionach uczniów. (być w błędzie) Lernen beginnen
|
|
de leraar vergist zich soms in de namen van de leerlingen. (zich vergissen in)
|
|
|
Nie mogę się doczekać dobrego zdrowia. ( Lernen beginnen
|
|
ik verheug mij in een goede gezondheid. (zich verheugen in)
|
|
|
Nie mogę się doczekać dobrego zdrowia. ( Lernen beginnen
|
|
ik verheug mij in een goede gezondheid. (zich verheugen in)
|
|
|
Nie mogę się doczekać imprezy. (czekamy na Lernen beginnen
|
|
ik verheug mij op het feest. (verheugen op)
|
|
|
długość odnosi się do szerokości, gdy dwa oznaczają jeden. (odnoszą się do) Lernen beginnen
|
|
de lengte verhoudt zich tot de breedte als twee staat tot één. (verhouden tot)
|
|
|
Rozważyłem ten problem. (uwaga) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij op dat probleem verkeken. (zich verkijken op)
|
|
|
Czy także tęsknisz za swoją ojczyzną? (pragnienie) Lernen beginnen
|
|
verlang jij ook naar je vaderland? (verlangen naar)
|
|
|
Kusiło mnie moich przyjaciół do uprawiania hazardu. (uwodzić) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij door vrienden laten verleiden tot gokken. (verleiden tot)
|
|
|
potrzebujemy pomocy. (nieśmiałe siedzenie dookoła) Lernen beginnen
|
|
we zitten om hulp verlegen. (verlegen zitten om)
|
|
|
Wim jest zawsze zakochany w innej dziewczynie. (zakochaj się w) Lernen beginnen
|
|
wim is steeds verliefd op een ander meisje. (verliefd zijn op)
|
|
|
trzecia klasa przegrala zpierwszą klasę w siatkówke. ( Lernen beginnen
|
|
de derde klas heeft met volleybal verloren van de eerste klas. (verliezen van)
|
|
|
stoper wypuścił lisa ze sidła. (Zrealizuj z Lernen beginnen
|
|
de stoper verloste de vos van de strik. (verlossen van)
|
|
|
złodziej został skazany na trzy lata więzienia. (potępiam Lernen beginnen
|
|
de dief werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. (veroordelen tot)
|
|
|
rząd jest zaniepokojony warstwą ozonową. (martwią się tym Lernen beginnen
|
|
de regering is verontrust over de ozonlaag. (verontrust zijn over)
|
|
|
nowy nauczyciel jest zupełnie inny od poprzedniego. (różnią się od) Lernen beginnen
|
|
de nieuwe docent verschilt nogal van de vorige. (verschillen van)
|
|
|
niektórzy młodzi ludzie są uzależnieni od hazardu. (uzależniony od) Lernen beginnen
|
|
sommige jongeren zijn verslaafd aan gokken. (verslaafd zijn aan)
|
|
|
Czy wiesz o komputerach? (rozumiem) Lernen beginnen
|
|
hebt u verstand van computers? (verstand hebben van)
|
|
|
Jestem zdumiony jego występem. (bądź zdumiony Lernen beginnen
|
|
ik sta versteld van zijn optreden. (versteld staan van)
|
|
|
ten człowiek jest pozbawiony wszelkiej pomocy. (być pozbawionym) Lernen beginnen
|
|
die man is van alle hulp verstoken. (verstoken zijn van)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
vertrouw maar op mij! (vertrouwen op)
|
|
|
Nie ufam już mężczyźnie. (zaufaj temu Lernen beginnen
|
|
ik stel geen vertrouwen meer in die man. (vertrouwen stellen in)
|
|
|
ten model jest wykonany z drewna. (produkcja z) Lernen beginnen
|
|
dit model is uit hout vervaardigd. (vervaardigen uit)
|
|
|
jest całkowicie wyobcowany z własnej kultury. (alienacja) Lernen beginnen
|
|
hij is helemaal van zijn eigen cultuur vervreemd. (vervreemden van)
|
|
|
Jestem pełen radości z powodu dobrego wyniku. (pełne Lernen beginnen
|
|
ik ben vervuld van blijdschap over de goede afloop. (vervuld zijn van)
|
|
|
zaimek osobowy odnosi się do osoby lub przypadku. (patrz Lernen beginnen
|
|
een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een zaak. (verwijzen naar)
|
|
|
konsjerż prosi nas o posprzątanie bałaganu. (wnioski o) Lernen beginnen
|
|
de conciërge verzoekt ons om de rommel op te ruimen. (verzoeken om)
|
|
|
Całkowicie pogodziłam się z biegiem wydarzeń. (żeby się pogodzić) Lernen beginnen
|
|
ik heb mij helemaal met de gang van zaken verzoend. (zich verzoenen met)
|
|
|
mój przyjaciel ma bzika na punkcie filmów pełnometrażowych. (bądź szalony) Lernen beginnen
|
|
mijn vriend is verzot op speelfilms. (verzot zijn op)
|
|
|
wielu ludzi ucieka przed przemocą wojenne. (loty dla) Lernen beginnen
|
|
veel mensen vluchten voor oorlogsgeweld. (vluchten voor)
|
|
|
czy chcesz dołączyć do mnie? (czuć się) Lernen beginnen
|
|
voel je ervoor om met mij mee te gaan? (voelen voor)
|
|
|
spełnia wymagania przyjęcia. (Przestrzegaj Lernen beginnen
|
|
hij voldoet aan de eisen om toegelaten te worden. (voldoen aan)
|
|
|
przestępca upierał się w milczeniu. (Kontynuuj w) Lernen beginnen
|
|
de misdadiger volhardde in zijn stilwijgen. (volharden in)
|
|
|
nadchodzący mężczyzna był pełen krótkich pozdrowień. (wystarczy z) Lernen beginnen
|
|
de binnenkomende man volstond met een korte groet. (volstaan met)
|
|
|
ciężka praca często poprzedza sukces. (poprzedź do Lernen beginnen
|
|
hard werken gaat vaak vooraf aan succes. (voorafgaan aan)
|
|
|
uczniowie przygotowują się do egzaminu. (przygotowuje się do) Lernen beginnen
|
|
de leerlingen bereiden zich voor op het examen. (zich voorbereiden op)
|
|
|
wolał dom w centrum miasta. (preferowane) Lernen beginnen
|
|
hij gaf de voorkeur aan een huis in het centrum van de stad. (voorkeur gaven aan)
|
|
|
jego żona bardzo preferowała dom poza miastem. (wolę) Lernen beginnen
|
|
zijn vrouw had grote voorkeur voor een huis buiten de stad. (voorkeur hebben voor)
|
|
|
z dobrym początkiem często masz przewagę nad konkurentami. (Zacznij od początku Lernen beginnen
|
|
met een goede start heb je vaak een voorsprong op je mededingers. (een voorsprong hebben op)
|
|
|
kontynuował wybraną ścieżkę. (Kontynuuj z Lernen beginnen
|
|
hij ging voort op de ingeslagen weg. (voortgaan met)
|
|
|
to tylko powoduje nędzę. (pochodzą od) Lernen beginnen
|
|
daar komt alleen maar ellende uit voort. (voortkomen uit)
|
|
|
wniosek wynika z uzasadnienia. (powstają z Lernen beginnen
|
|
een conclusie vloeit voort uit een redenering. (voortvloeien uit)
|
|
|
nie musisz przewidywać rzeczy. (przed) Lernen beginnen
|
|
je moet niet op de zaken vooruitlopen. (vooruitlopen op)
|
|
|
ta książka spełnia potrzebę. (dostarczone w) Lernen beginnen
|
|
dit boek voorziet in een behoefte. (voorzien in)
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
ik ben van alles voorzien. (voorzien van)
|
|
|
nie powinieneś pytać o znajomą trasę. (zapytaj o) Lernen beginnen
|
|
je moet niet naar de bekende weg vragen. (vragen naar)
|
|
|
to jest proszenie o kłopoty. (zapytaj o) Lernen beginnen
|
|
dat is vragen om narigheid. (vragen om)
|
|
|
czy mogę zapytać cię o tę lekcję? (pytania na temat Lernen beginnen
|
|
mag ik u iets vragen over deze les? (vragen over)
|
|
|
sędzia ogłasza kobietę wolną od oskarżenia. (uniewinnienie) Lernen beginnen
|
|
de rechter spreekt de vrouw vrij van de beschuldiging. (vrijspreken van)
|
|
|
niektórzy chłopcy są zwolnieni z tego egzaminu. (zwolniony z Lernen beginnen
|
|
sommige jongens zijn vrijgesteld van dat examen. (vrijstellen van)
|
|
|
Ostrzegam cię po raz ostatni. (ostrzegaj) Lernen beginnen
|
|
ik waarschuw je voor de laatste keer. (waarschuwen voor)
|
|
|
Czy czekasz na mnie na przystanku? (czekam na) Lernen beginnen
|
|
wacht je bij de bushalte op me? (wachten op)
|
|
|
czekać na psa! (czekam na) Lernen beginnen
|
|
wacht u voor de hond! (zich wachten voor)
|
|
|
ryzykujesz jazdę na łyżwach tej zimy? (skorzystaj Lernen beginnen
|
|
heb je je deze winter aan schaatsen gewaagd? (zich wagen aan)
|
|
|
czuwa nad swoją własnością. (obejrzyj) Lernen beginnen
|
|
hij waakt over zijn eigendommen. (waken over)
|
|
|
Jestem zdegustowany kiełkami. (zdegustowany) Lernen beginnen
|
|
ik walg van spruitjes. (walgen van)
|
|
|
Rozpaczam o dobrym wyniku. (rozpacz) Lernen beginnen
|
|
ik wanhoop aan een goede afloop. (wanhopen aan)
|
|
|
Użyłem lody z przyjaciółmi, aby dostać dziesięć na moją próbę. (obstawianie z) Lernen beginnen
|
|
ik heb met mijn vrienden om een ijsje gewend dat ik een tien voor mijn repetitie haal. (wedden met)
|
|
|
ten rów roi się od żab. (rój) Lernen beginnen
|
|
deze sloot wemelt van de kikkers. (wemelen van)
|
|
|
statek obraca rufę na północ. (przejdź do) Lernen beginnen
|
|
het schip wendt de steven naar het noorden. (zich wenden naar)
|
|
|
możesz zwrócić się do serwisu społecznościowego o wsparcie. (przejdź do) Lernen beginnen
|
|
je kunt je tot de sociale dienst om ondersteuning wenden. (wenden tot)
|
|
|
czy jesteś już przyzwyczajony do nowego środowiska? (przywyknijcie do tego Lernen beginnen
|
|
ben je al gewend aan je nieuwe omgeving? (wennen aan)
|
|
|
lew rzucił się na zebry. (rzucaj się) Lernen beginnen
|
|
de leeuw wierp zich op de zebra. (zich werpen op)
|
|
|
poświęca się całkowicie studiom. (poświęć się) Lernen beginnen
|
|
ze wijdt zich helemaal aan haar studie. (zich wijden aan)
|
|
|
ajax musiał ustąpić nowemu bohaterowi. (dzielnice dla) Lernen beginnen
|
|
ajax moest wijken voor de nieuwe kampioen. (wijken voor)
|
|
|
deszcz jest spowodowany obszarem niskiego ciśnienia. (z powodu) Lernen beginnen
|
|
de regen is te wijten aan een lagedrukgebied. (wijten aan)
|
|
|
igła kompasu wskazuje na północ. (wskaż) Lernen beginnen
|
|
een kompasnaald wijst naar het noorden. (wijzen naar)
|
|
|
nauczyciel przypomina nam o naszych błędach. (pokaż) Lernen beginnen
|
|
de leraar wijst ons op onze fouten. (wijzen op)
|
|
|
nie byliśmy w stanie wygrać go od naszych przeciwników. (wygrywając Lernen beginnen
|
|
wij hebben het niet van onze tegenstanders kunnen winnen. (winnen van)
|
|
|
Zawsze walczę z nieregularnymi czasownikami. (walcząc z) Lernen beginnen
|
|
ik worstel altijd met de onregelmatige werkwoorden. (worstelen met)
|
|
|
żołnierze z pewnością zwyciężą. (bądź pewien) Lernen beginnen
|
|
de soldaten zijn zeker van de overwinning. (zeker zijn van)
|
|
|
Lubię grę w karty. (Poczuj się jak Lernen beginnen
|
|
ik heb zin in een spelletje kaart. (zin hebben in)
|
|
|
on szuka zemsty. (zdania na) Lernen beginnen
|
|
hij zint op wraak. (zinnen op)
|
|
|
Pszczoła szuka miodu. (szukaj) Lernen beginnen
|
|
de bij zoekt naar honing. (zoeken naar)
|
|
|
peos dba o swojego chłopca. (upewnij się) Lernen beginnen
|
|
de peos zorgt voor haar jongen. (zorgen voor)
|
|
|
woda z kranu oczyszczana jest ze wszelkiego rodzaju niegodziwości. (oczyść z) Lernen beginnen
|
|
het kraanwater is gezuiverd van allerlei ongerechtigheden. (zuiveren van)
|
|
|
moja matka przysięga na aspirynę. (przysięgnij na) Lernen beginnen
|
|
mijn moeder zweert bij aspirine. (zweren bij)
|
|
|
poddał się pokusie. (poddaj się) Lernen beginnen
|
|
hij is voor de verleiding gezwicht. (zwichten voor)
|
|
|
wybuchnęła płaczem. (wybuch w) Lernen beginnen
|
|
zij barstte in huilen uit. (uitbarsten in)
|
|
|
nadszedł wreszcie wielki dzień! (rozbić) Lernen beginnen
|
|
de grote dag is eindelijk aangebroken! (aanbreken)
|
|
|
stolarz włożył nowy zamek do drzwi. (zastosuj) Lernen beginnen
|
|
de timmerman heeft een nieuw slot op de deur aangebracht. (aanbrengen)
|
|
|
to malarstwo jest nowoczesne. (do) Lernen beginnen
|
|
dat schilderij doet modern aan. (aandoen)
|
|
|
minister wezwał pomoc do dotkniętego obszaru. (naleganie) Lernen beginnen
|
|
de minister drong aan op hulp aan het getroffen gebied. (aandringen)
|
|
|
Oparłem się na tym, co mi powiedziano. (przejdź) Lernen beginnen
|
|
ik ben afgegaan op wat mij verteld is. (afgaan op)
|
|
|
Po grze wróciliśmy do porządku dnia. (przejdź do) Lernen beginnen
|
|
na het spel gingen we weer over tot de orde van de dag. (overgaan tot)
|
|
|
Zakładam, że wszyscy jesteście uczestnikami! (wychodzi) Lernen beginnen
|
|
ik ga ervan uit dat jullie allemaal meedoen! (uitgaan van)
|
|
|
dyrygent nadaje odpowiedni ton. Lernen beginnen
|
|
de dirigent geeft de juiste toon aan. (aangeven)
|
|
|
to wydarzenie bardzo mnie poruszyło. (przejąć) Lernen beginnen
|
|
deze gebeurtenis heeft mij enorm aangegrepen. (aangrijpen)
|
|
|
prezydent zacytował słowa królowej. (cytat) Lernen beginnen
|
|
de voorzitter haalde de woorden van de koningin aan. (aanhalen)
|
|
|
to zależy od mojego przyjaciela, czy jedziemy na wakacje. (zależy od) Lernen beginnen
|
|
het hangt van mijn vriend af, of we met vakantie gaan. (afhangen van)
|
|
|
Mam dużo za ładny dom. (mieć wcześniej) Lernen beginnen
|
|
ik heb heel veel over voor een mooi huis. (overhebben voor)
|
|
|
tej muzyki nie można usłyszeć! (słuchaj) Lernen beginnen
|
|
die muziek is niet om áán te horen! (aanhoren)
|
|
|
deszcz był cały dzień. (uporczywe) Lernen beginnen
|
|
de regen hield de hele dag aan. (aanhouden)
|
|
|
Trzymam się dat, które zostały wprowadzone. (trzymaj się) Lernen beginnen
|
|
ik houd vast aan de data die opgegeven zijn. (vasthouden aan)
|
|
|
nie powinieneś patrzeć na mnie! (spójrz na) Lernen beginnen
|
|
daar moet je mij niet op aankijken! (aankijken op)
|
|
|
Oczekuję tego; jaka zabawa! (patrząc w górę) Lernen beginnen
|
|
daar kijk ik van op; wat leuk! (opkijken van)
|
|
|
możesz zadzwonić po wsparcie z serwisu społecznościowego. (zadzwoń pod) Lernen beginnen
|
|
je kunt voor steun bij de sociale dienst aankloppen. (aankloppen bij)
|
|
|
staraj się jak najlepiej; teraz to sprowadza się do tego! (przybyć) Lernen beginnen
|
|
doe je best; nu komt het erop aan! (aankomen op)
|
|
|
Osiągnąłem pięć funtów w święta! (przyjazd) Lernen beginnen
|
|
ik ben wel vijf pond aangekomen in de vakantie! (aankomen)
|
|
|
Muszę wyzdrowieć z tej długiej jazdy na rowerze! (Odzyskaj od Lernen beginnen
|
|
ik moet even bijkomen van die lange fietstocht! (bijkomen van)
|
|
|
w tym wypadku zginęło pięć osób. (zginąć) Lernen beginnen
|
|
er zijn vijf mensen bij dit ongeluk omgekomen. (omkomen)
|
|
|
to minister przynajmniej wstaje z powodu mniej szczęśliwych! (wstańcie za Lernen beginnen
|
|
die minister komt tenminste op voor de minderbedeelden! (opkomen voor)
|
|
|
Nie byłem w stanie ukończyć mojej pracy domowej. (koniec) Lernen beginnen
|
|
ik heb mijn huiswerk niet af kunnen krijgen. (afkrijgen)
|
|
|
po kilku sekundach dostał żart. (weź to) Lernen beginnen
|
|
na een paar seconden kreeg hij de grap door. (doorkrijgen)
|
|
|
nie poradzi sobie z tym zadaniem; jest dla niej zbyt ciężki. (poradzi sobie z tym Lernen beginnen
|
|
zij kan die taak niet aan; het is te zwaar voor haar. (aankunnen)
|
|
|
jeśli chcesz spędzić wolny dzień, skonsultuj się z nauczycielem. (skonsultuj się) Lernen beginnen
|
|
als je een dag vrij wil, moet je dat wel met de docent overleggen. (overleggen)
|
|
|
dostarczanie gazet daje dużo. (dostarcz) Lernen beginnen
|
|
kranten bezorgen levert heel wat op. (opleveren)
|
|
|
pobiegł purpurowy z gniewu. (zadzwoń) Lernen beginnen
|
|
hij liep van woede paars aan. (aanlopen)
|
|
|
gdybyście wiedzieli, przez co przeszedłem! (doświadczenie) Lernen beginnen
|
|
als je wist wat ik allemaal meegemaakt heb! (meemaken)
|
|
|
Z tego listu jasno wynika, że sprawy nie idą dobrze. (format od) Lernen beginnen
|
|
uit deze brief maak ik op dat het niet zo goed gaat. (opmaken uit)
|
|
|
Zakładam, że mówisz prawdę. (przyjęcie) Lernen beginnen
|
|
ik neem aan dat je de waarheid spreekt. (aannemen)
|
|
|
wrogowie podnoszą go przeciwko sobie. (podejście) Lernen beginnen
|
|
de vijanden nemen het tegen elkaar op. (aanpakken)
|
|
|
zabrał wszystko, aby zapewnić sobie utrzymanie. (podejście) Lernen beginnen
|
|
hij pakte alles aan om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. (aanpakken)
|
|
|
w innej kulturze trudno to zmienić. (dostosuj Lernen beginnen
|
|
in een andere cultuur is het moeilijk om je aan te passen. (aanpassen)
|
|
|
uważaj na psa! (ostrożnie) Lernen beginnen
|
|
pas op voor de hond! (oppassen)
|
|
|
wczorajsza kłótnia nie była już dotykana. (dotyk Lernen beginnen
|
|
de ruzie van gisteren werd niet meer aangeroerd. (aanroeren)
|
|
|
mój plan został podjęty; wszyscy są entuzjastyczni. (strajk) Lernen beginnen
|
|
mijn plan is wel aangeslagen; iedereen is enthousiast. (aanslaan)
|
|
|
możesz pominąć to ćwiczenie. (pomiń Lernen beginnen
|
|
deze oefening mag u overslaan. (overslaan)
|
|
|
ta książka mnie nie przemawia. (adres) Lernen beginnen
|
|
dat boek spreekt me niet aan. (aanspreken)
|
|
|
Odpowiadam za prawdę jego słów. (ręczyć za) Lernen beginnen
|
|
ik sta in voor de waarheid van zijn woorden. (instaan voor)
|
|
|
ludzie uciskani stanęli przeciwko władcy. (przeciwstaw się Lernen beginnen
|
|
het onderdrukte volk stond op tegen de overheerser. (opstaan tegen)
|
|
|
zastanowimy się nad wydarzeniami z ubiegłego roku. (stać w miejscu Lernen beginnen
|
|
we zullen stilstaan bij de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. (stilstaan bij)
|
|
|
dziecko przeszło przez jezdnię, nie podnosząc głowy. (przejście) Lernen beginnen
|
|
het kind stak de weg over zonder uit te kijken. (oversteken)
|
|
|
nie powinieneś się o to martwić! (kleszcze) Lernen beginnen
|
|
je moet je daar maar niets van aantrekken! (aanterkken)
|
|
|
Próbowałem schudnąć przez kilka tygodni, ponieważ jestem za gruby. (schudnąć) Lernen beginnen
|
|
ik probeer al een paar weken om af te vallen, want ik ben te dik. (afvallen)
|
|
|
w tej rodzinie opiekuje się różnymi uchodźcami. (zbieranie Lernen beginnen
|
|
in dat gezin worden verschillende vluchtelingen opgevangen. (opvangen)
|
|
|
Widziałem go dla nauczyciela, ale był studentem. (szacunek) Lernen beginnen
|
|
ik zag hem aan voor de docent, maar hij was een cursist. (aanzien voor)
|
|
|
Widzę bardzo wiele przeciwko egzaminowi. (patrz przeciwko) Lernen beginnen
|
|
ik zie erg tegen het examen op. (opzien tegen)
|
|
|
kiedy zobaczyłem wypadek, przeszedlem szybki Lernen beginnen
|
|
toen ik dat ongeluk zag gebeuren ben ik snel doogelopen
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
hij heeft de hele cursus doorlopen.
|
|
|
słońce bardzo ładnie zaszło Lernen beginnen
|
|
de zon is heel mooi ondergegaan
|
|
|
przeszedł już trzy operacje. Lernen beginnen
|
|
hij heeft al drie operaties ondergaan.
|
|
|
najpierw omówił z nauczycielem, czy zda egzamin. Lernen beginnen
|
|
hij heeft eerst met zijn leraar overlegd of hij examen zou doen.
|
|
|
aby skorzystać z czeku, musisz przedstawić dowód tożsamości. Lernen beginnen
|
|
om een cheque in te wisselen moet u een identiteitsbewijs overleggen.
|
|
|