3

 0    369 Datenblatt    zwirskip
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
tutaj zwracam waszą uwagę na następujące (w oficjalnych listach)
Lernen beginnen
hiermee vestig ik uw aandacht op het volgende (in officiële brieven)
rząd namawia o pomoc Rumunie
Lernen beginnen
de regering dringt aan op hulp aan Roemenië
to daje mi powód do pytania
Lernen beginnen
dit geeft mij aanleiding tot een vraag
biedna kobieta nie kwalifikowała się do pomocy
Lernen beginnen
de arme vrouw kwam niet in aanmerking voor hulp
nie powinieneś komentować wszystkiego
Lernen beginnen
je moet niet overal aanmerkingen op maken
wielu ludzi uważa, że ​​obcokrajowiec musi przystosować się do życia w Holandii
Lernen beginnen
veel mensen vinden dat een buitenlander zich moet aanpassen aan het leven in nederland
Jako student możesz ubiegać się o stypendium
Lernen beginnen
als student kun je aanspraak maken op een studiebeurs
towarzystwo ubezpieczeniowe przedstawilo kierowcy odpowiedzialność za szkodę
Lernen beginnen
de verzerkering stelde de automobilist aansprakelijk voor de schade
prezenter programu telewizyjnego nadał rozmach działaniom pomocowym
Lernen beginnen
de presentator van het televisieprogramma gaf de aanzet tot een hulpactie
Zapisałem się do tego nowego tygodnika(zaprenumerowalem)
Lernen beginnen
ik heb mij op dat nieuwe weekblad geabonneerd
należy zwrócić uwagę na drobny druk
Lernen beginnen
u dient acht te slaan op de kleine lettertjes
Nie mogłem go zepchnąć (odciagnac) z tego głupiego planu
Lernen beginnen
ik kon hem niet van dat dwaze plan afbrengen
nie powinieneś zawsze polegać na tym, co się mówi
Lernen beginnen
je moet niet altijd afgaan op wat er gezegd wordt
to zależy od liczby raportów, niezależnie od tego, czy się przełączasz
Lernen beginnen
het hangt van je rapportcijfers af of je overgaat
dziecko zależy od matki
Lernen beginnen
een baby is afhankelijk van de moeder
Czy lekarz pomógł ci pozbyć się tej irytującej brodawki?
Lernen beginnen
heeft de dokter je van die vervelende wrat afgeholpen?
dzieci przyszły do ​​iceman
Lernen beginnen
de kinderen kwamen op de ijsman af
Z jego słów można było wywnioskować, że to było poważne
Lernen beginnen
uit zijn woorden kon ik afleiden dat het ernstig was
kelner rozstrzygnął z klientem
Lernen beginnen
de ober rekende met de klant af
człowiek zstępuje na prawdopodobieństwo małp człekokształtnych
Lernen beginnen
de mens stamt waarschijnlink af van de apen
król zrzekł się tronu na rzecz swojej córki
Lernen beginnen
de koning deed afstand van de troon ten gunste van haar dochter
Czy zgadzasz się z tą propozycją?
Lernen beginnen
ga je akkoord met dit voorstel?
odpowiedział na zadane pytanie
Lernen beginnen
hij antwoordde op de gestelde vraag
boisz się tego wielkiego psa?
Lernen beginnen
ben je bang voor die grote hond?
wyrok sędziego opiera się na dowodach
Lernen beginnen
de uitspraak van de rechter is gebaseerd op bewijzen
nie spełnia moich oczekiwań
Lernen beginnen
hij beantwoordt niet aan mijn verwachtingen
musisz zawsze być przygotowany na mgłę w Holandii
Lernen beginnen
je moet in nederland altijd bedacht zijn op mist
nie wahaj się korzystać z tych smacznych przekąsek!
Lernen beginnen
bedien je gerust van deze lekkere hapjes!
ona jest chętna na drogą biżuterię
Lernen beginnen
zij is begerig naar dure sieraden
Jeszcze się nie zacząłem
Lernen beginnen
ik ben er nog niet aan/mee begonnen
ofiary przeciążenia bardzo potrzebują koców
Lernen beginnen
de slachtoffers van de overstomming hebben veel behoefte aan dekens
tygrysy naleza do kotów
Lernen beginnen
tijgers behoren tot de katachtigen
Nie znam reguł, które mają tu zastosowanie
Lernen beginnen
ik ben niet bekend met de regels die hier gelden
klienci byli bardzo zainteresowani najnowszym modelem
Lernen beginnen
de klanten hadden veel belangstelling voor het nieuwste model
nie wtracaj się!
Lernen beginnen
bemoei je er niet mee!
gmina postanowiła znieść zakaz
Lernen beginnen
de gemeente heeft besloten tot opheffing van het verbod
człowiek składa się z 70% wody
Lernen beginnen
de mens bestaat voor 70% uit water
dom nie był odporny na huragan
Lernen beginnen
het huis was niet bestand tegen de orkaan
ten pakiet jest przeznaczony dla mojej rodziny w Turcji
Lernen beginnen
dit pakje is bestemd voor mijn familie in Turkije
złodziej został złapany na gorącym uczynku
Lernen beginnen
de dief werd op heterdaad betrapt
mój dom jest dobrze zabezpieczony przed kradzieżą
Lernen beginnen
mijn huis is goed beveiligd tegen diefstal
rząd boi się inflacji
Lernen beginnen
de regering is bevreesd voor inflatie
jesteś z nim przyjaciółmi?
Lernen beginnen
ben jij met hem bevriend?
na szczęście uwolniłem się od tego irytującego obowiązku
Lernen beginnen
ik ben gelukkig van die vervelende plicht bevrijd
Co spowodowało, że uciekłeś z domu?
Lernen beginnen
wat heeft je ertoe bewogen om van huis weg te lopen?
Nie wiedziałem, że wszyscy mnie słyszą
Lernen beginnen
ik was me er niet van bewust dat iedereen mij horen kon
mój brat posiada samochody
Lernen beginnen
mijn broer is bezeten van auto's
Jestem zajęty odnawianiem mojego domu
Lernen beginnen
ik ben bezig met het opknappen van mijn huis
czytanie przyczynia się do lepszego uczenia się języka (przyczyniając się do)
Lernen beginnen
lezen draagt bij tot het beter leren van een taal (bijdragen tot)
Posiadam nowy rower (będący w posiadaniu)
Lernen beginnen
ik ben in het bezit van een nieuwe fiets ((in het) bezit zijn van)
rodzice byli zaniepokojeni (ich) chorym dzieckiem (zaniepokojeni)
Lernen beginnen
de ouders waren bezorgd over (om) hun zieke kind (bezorgd zijn over)
rząd ogranicza edukację (skraca czas)
Lernen beginnen
de regering bezuinigt op het onderwijs (bezuinigen op)
Muzułmanie modlą się do Boga (bidd
Lernen beginnen
moslims bidden tot Allah (bidden tot)
sarah jest zadowolona ze swojego dobrego sprawozdania (aby być szczęśliwym)
Lernen beginnen
sarah is blij met haar goede rapport (blij zijn met)
Jestem zły na mojego brata (zły na)
Lernen beginnen
ik ben boos op mijn broer (boos zijn op)
gazeta komentuje wiadomości (komentarz)
Lernen beginnen
de krant geeft commentaar op het nieuws (commentaar geven op)
Skłaniam cię do tej utraty (kondolencje z
Lernen beginnen
ik condoleer je met dit verlies (condoleren met)
Na podstawie Twoich słów stwierdzam, że się nie zgadzasz (wywnioskuj z)
Lernen beginnen
ik concludeer uit je woorden dat je niet meegaat (concluderen uit)
Czy mogę Ci podziękować za twoją pomoc? (dzięki za)
Lernen beginnen
mag ik je danken voor je hulp? (danken voor)
wszyscy uczniowie wzięli udział w meczu (uczestniczyć)
Lernen beginnen
de leerlingen namen allemaal deel aan de wedstrijd (deelnemen aan)
pracownicy podzielili się zyskami (części w / przez
Lernen beginnen
de werknemers deelden in de winst (delen in/door)
osiem podzielone przez dwa to cztery
Lernen beginnen
acht gedeeld door twee is vier
myślisz o swojej pracy domowej? nie zapomnij tego! (myślę o)
Lernen beginnen
denk je aan je huiswerk? vergeet het niet! (denken aan)
pomyśl o kroku! uważaj! (
Lernen beginnen
denk om het afstapje! pas op! (
Zastanowię się jeszcze raz; może wpadne na dobry pomysł
Lernen beginnen
ik zal er nog eens over denken; misschien krijg ik een goede idee (denken over)
do czego służy ten obiekt? (podaj do)
Lernen beginnen
waartoe dient dit voorwerp? (dienen tot)
Jan lubi lody (
Lernen beginnen
Jan is dol op ijs (dol zijn op)
moja dziewczyna jest oszukana przez nauczyciela sztuki (łachmany z)
Lernen beginnen
mijn vriendin dweept met de tekenleraar (dwepen met)
więzień został zmuszony do ciężkiej pracy (zmuszanie)
Lernen beginnen
de gevangene werd gedwongen tot zware arbeid (dwingen tot)
Nie zgadzam się z przewodniczącym (zgadzam się z)
Lernen beginnen
ik ben het niet met de voorzitter eens (eens zijn met)
mowca zakończył życzeniem (koniec z)
Lernen beginnen
de spreker eindigde met een wens (eindigen met)
"słowo" kończy się na d (koniec na
Lernen beginnen
"woord" eindigt op een d (eindigen op)
szkoła kończy się o wpół do czwartej (kończy się o)
Lernen beginnen
de school eindigt om half vier (eindigen om)
Jestem tym zirytowany ()
Lernen beginnen
ik erger mij aan dat gesmoes ((zich) ergen aan)
masz doświadczenie z komputerami? (doświadczenie z)
Lernen beginnen
heb jij ervaring met computers? (ervaring hebben met)
gratulacje z okazji twoich urodzin! (gratulacje z)
Lernen beginnen
gefeliciteerd met je verjaardag! (feliciteren met)
tym ludziom brakuje wszystkiego (brak)
Lernen beginnen
die mensen hebben aan alles gebrek (gebrek hebben aan)
czy mogę korzystać z Twojego telefonu? (użyj)
Lernen beginnen
mag ik even gebruikmaken van uw telefoon? (gebruikmaken van)
jest obciążony zmartwieniami (cierpienie poniżej)
Lernen beginnen
hij gaat gebukt onder zorgen (gebukt gaan onder)
Nie służą mi te słabe słowa (plotki) (bycie obsługiwanym przez)
Lernen beginnen
van die flauwe praatjes ben ik niet gediend (gebiend zijn van)
Nie jestem zainteresowany (zainteresowany)
Lernen beginnen
ik ben er niet in geïnteresseerd (geïnteresseerd zijn in)
Uwielbiam czekoladę (uwielbiam)
Lernen beginnen
ik ben gek op chocola (gek zijn op)
wierzysz w astrologię? (wierzcie w)
Lernen beginnen
geloof jij in astrologie? (geloven in)
moi rodzice są ze sobą bardzo szczęśliwi (zadowoleni)
Lernen beginnen
mijn ouders zijn erg gelukkig met elkaar (gelukkig zijn met)
lubiłeś też wakacje? (ciesz się)
Lernen beginnen
heb jij ook zo van de vakantie genoten? (genieten van)
w rzeczywistości nie nadaje się do tego zawodu (nadaje się do)
Lernen beginnen
hij is eigenlijk niet geschikt voor dat beroep (geschikt zijn voor)
Nie dbam o piękne ubrania (troszczę się o)
Lernen beginnen
ik geef niet om mooie kleren (geven om)
jesteśmy przyzwyczajeni do tego hałasu (przyzwyczajeni do)
Lernen beginnen
wij zijn gewend aan dat lawaai (gewend zijn aan)
henk zawsze podgląda Tineke (podgląda)
Lernen beginnen
henk zit steeds naar Tineke te gluren (gluren naar)
czy dobrze radzisz sobie w matematyce? (bądź dobry w)
Lernen beginnen
bin jij goed in wiskunde? (goed zijn in)
Belgia graniczy z Holandią (granice)
Lernen beginnen
belgië grenst aan nederland (grenzen aan)
ta dziewczyna jest bardzo poręczna z igłą i nicią (poręczna
Lernen beginnen
dat meisje is erg handig met naald en draad (handig zijn met)
co utknęło z tą maszyną? (jąkanie)
Lernen beginnen
wat hapert er aan die machine? (haperen aan)
bluszcz przywiązuje się do ścian i drzew (przylega)
Lernen beginnen
klimop hecht zich aan muren en bomen (zich hechten aan)
Nienawidzę gimnastyki (niechęć)
Lernen beginnen
ik heb een hekel aan gymnastiek (een hekel hebben aan)
to malarstwo przypomina mi przeszłość (pamiętajcie
Lernen beginnen
dat schilderij herinnert mij aan vroeger (herinneren aan)
Czy wiesz, że jutro mamy próbę matematyczną? (być świadomym)
Lernen beginnen
ben jij ervan op de hoogte dat we morgen een wiskunderepetitie hebben? (op de hoogte zijn van)
Mam nadzieję na dobrą ocenę. (mam nadzieję)
Lernen beginnen
ik hoop op een goed cijfer. (hopen op)
moja matka bardzo lubi kwiaty
Lernen beginnen
mijn moeder houdt veel van bloemen (houden van)
musisz trzymać się swojej wizyty
Lernen beginnen
je moet je aan je afspraak houden (houden aan)
dziecko płakało za zepsuty samochodzik (płacz)
Lernen beginnen
het kind huilde om zijn kapotte speelgoedauto (huilen om)
pragniemy letniego słońca w zimie (crave)
Lernen beginnen
wij hunkeren 's winters naar de zomerzon (hunkeren naar)
czy poinformowałeś o czasie odlotu samolotu? (poinformuj o)
Lernen beginnen
heb je naar de vertrektijd van het vliegtuig geinformeerd? (informeren naar)
nauczyciel nie odniósł się do zastrzeżeń studentów (przejdź do
Lernen beginnen
de leraar ging niet in op de bezwaren van de leerlingen (ingaan op)
nie daj się z tym chłopcem (pozwól sobie)
Lernen beginnen
je moet je niet met die jongen inlaten (zich inlaten met)
Odpowiadam za prawdę jego słów (ręczyć za)
Lernen beginnen
ik sta in voor de waarheid van zijn woorden (instaan voor)
mój ojciec zapisał się do odcinków tej encyklopedii (zapisz się)
Lernen beginnen
mijn vader heeft ingetekend op de afleveringen van deze encyclopedie (inteken op)
Czy jesteś zainteresowany radiem z drugiej ręki? (zainteresowany)
Lernen beginnen
heb jij interesse voor een tweedehands radio? (interesse hebben voor)
ma duży wpływ na swoją dziewczynę (wpływ)
Lernen beginnen
zij heeft veel invloed op haar vriendin (invloed hebben op)
Od trzech tygodni walczę ze złym przeziębieniem (walcząc z)
Lernen beginnen
ik kamp al drie weken met een zware verkoudheid (kampen met)
na loterii stanowej masz szansę na sto tysięcy! (szansa na posiadanie
Lernen beginnen
bij de staatsloterij heb je kans op de honderdduizend! (kans hebben op)
na co patrzysz? (spójrz na)
Lernen beginnen
waar kijk je naar? (kijken naar)
mój przyjaciel ma wiele poglądów na technologię (spójrz na to
Lernen beginnen
mijn vriend heeft veel kijk op techniek (kijk hebben op)
ten chłopak wszystko krytykuje (krytykuje)
Lernen beginnen
die jongen heeft overal kritiek op (kritiek hebben op)
jesteś na mnie zły? (być złym)
Lernen beginnen
ben je kwaad op me? (kwaad zijn op)
z czego się śmiejesz? (śmiech)
Lernen beginnen
waar lach je om? (lachen om)
Nie pożyczam mnie już do tej pracy. (nadają się)
Lernen beginnen
ik leen me niet meer voor dat werk. (zich lenen voor)
cierpi na poważną chorobę. (cierpią z powodu)
Lernen beginnen
hij lijdt aan een ernstige ziekte. (lijden aan)
ludzie cierpią z powodu surowej dyktatury. (cierpią z powodu)
Lernen beginnen
het volk lijdt onder de harde dictatuur. (lijden onder)
wyglądasz jak twoja matka. (zobacz)
Lernen beginnen
jij lijkt op je moeder. (lijken op)
słuchaj mnie! (słuchaj
Lernen beginnen
luister naar mij! (luisteren naar)
to jest złe ze zdrowym rozsądkiem! (źle z)
Lernen beginnen
het mankeert hem aan gezond verstand! (mankeren aan)
kto dobrze rozwiązał układankę, konkuruje z główną nagrodą. (walcz o)
Lernen beginnen
wie de puzzel goed heeft opgelost, dingt mee naar de hoofdprijs. (meedingen naar)
Czy uczestniczyłeś w tym meczu?
Lernen beginnen
heb jij ook meegedaan met die wedstrijd? (meedoen met)
burmistrz był zmuszony do podjęcia surowych działań. (trzeba)
Lernen beginnen
de burgemeester zag zich genoodzaakt tot strenge maatregelen. (noodzaken tot)
nie podpisuje się pod swoim starszym bratem. (gorszy od)
Lernen beginnen
hij doet niet voor zijn oudere broer onder. (onderdoen voor)
cesarze rzymscy podporządkowali sobie wiele narodów. (z zastrzeżeniem)
Lernen beginnen
de romeinse keizers hebben vele volkeren aan zich onderworpen. (onderwerpen aan)
moi rodzice martwią się o mojego chorego brata (martwiąc się
Lernen beginnen
mijn ouders zijn ongerust over mijn zieke broertje (ongerust zijn over)
Nie wiedziałem o tym fakcie (będąc nieświadomym)
Lernen beginnen
ik was onkundig van dat feit.(onkundig zijn van)
Nie mam gotówki. (brakujące)
Lernen beginnen
het ontbreekt mij aan contant geld. (ontbreken aan)
starsza pani zaopiekowała się dziećmi (szkoda)
Lernen beginnen
de oude dame heeft zich over de kinderen ontfermd.(zich ontfermen over)
uniknął śmierci w tym wypadku. (uciec z)
Lernen beginnen
hij is bij dat ongeluk aan de dood ontkomen. (ontkomen aan)
ten błąd umknął mojej uwadze (ucieczka)
Lernen beginnen
die fout is aan mijn aandacht ontsnapt.(ontsnappen aan)
platforma jest tworzona z gąsienicy.
Lernen beginnen
een vlonder ontstaat uit een rups.(ontstaan uit)
on zdał egzamin. (wycofaj się z)
Lernen beginnen
hij heeft zich aan het examen onttrokken. (zich onttrekken aan)
jest obojętny na liczby (obojętne na)
Lernen beginnen
hij is onverschillig voor cijfers.(onverschillig zijn voor)
próbowała zmusić swoją opinię na temat swojej dziewczyny. (narzucać się)
Lernen beginnen
zij probeerde haar mening aan haar vriendin op te dringen. (zich opdringen aan)
nie nadaje się do tej ciężkiej pracy. (być równym)
Lernen beginnen
hij is niet tegen dat zware werk opgewassen. (opgewassen zijn tegen)
dziecko przestaje płakać. (przestań z)
Lernen beginnen
het kind houdt op met huilen. (ophouden met)
musisz walczyć o swojego przyjaciela. (oznaczać)
Lernen beginnen
voor je vriend moet je opkomen. (opkomen voor)
ze swojego raportu możesz wywnioskować, że nie pracujesz wystarczająco ciężko! (edytuj
Lernen beginnen
uit jouw rapport kun je opmaken dat je niet hard genoeg werkt! (opmaken uit)
korzyści nie przewyższają egzaminu. (patrz przeciwko)
Lernen beginnen
de voordelen wegen niet op tegen het examen op. (opzien tegen)
woda zamienia się w lód w niskich temperaturach. (zmień na)
Lernen beginnen
water gaat bij lage temperaturen over in ijs. (overgaan in)
przechodzimy do porządku dnia
Lernen beginnen
we gaan over tot de orde van de dag.(overgaan tot)
mój przyjaciel namówił mnie, bym z nim poszedł (przekonaj)
Lernen beginnen
mijn vriend haalde mij over om met hem mee te gaan.(overhalen om)
Przekonam cię, że się mylisz. (przekonaj
Lernen beginnen
ik zal je ervan overtuigen dat je het mis hebt. (overtuigen van)
Napoleon nie wygrał zwycięstwa nad Rosją. (aby wygrać zwycięstwo)
Lernen beginnen
napoleon heeft de overwinning op rusland niet behaald. (de overwinning behalen op)
czy musisz sje dopasować do swojego brata? (dopasowanie na / w)
Lernen beginnen
moet je op je broertje passen? (passen op/bij)
niebieski nie pasuje do zielonego.
Lernen beginnen
blauw past niet bij groen.
Mam dużo zabawy w malowaniu. (Przyjemność
Lernen beginnen
ik heb veel plezier in schilderen.(plezier hebben in)
mamy dobrą zabawę z naszą kolorową telewizją. (Miłej zabawy z
Lernen beginnen
wij hebben veel plezier van onze kleurentelevisie. (plezier hebben van)
zawsze może pochwalić się swoim pochodzeniem. (pochwal się)
Lernen beginnen
hij pocht altijd op zijn afkomst. (pochten op)
próbował popełnić samobójstwo. (próba)
Lernen beginnen
hij heeft een poging gedaan tot zelfmoord. (poging doen tot)
próbował ją rozśmieszyć. (Spróbuj na
Lernen beginnen
hij deed een poging om haar aan het lachen te maken. (poging om)
szczyci się swoimi pięknymi liczbami (idź mówić)
Lernen beginnen
hij gaat prat op zijn mooie cijfers (praat gaan op)
musisz czerpać korzyści z dobrej pogody. (skorzystaj z)
Lernen beginnen
van mooi weer moet je profiteren. (profiteren van)
zalecił poprawną odpowiedź. (radden to)
Lernen beginnen
hij raadde naar het goede antwoord. (radden naar)
nauczyciel nie odpowiedział na brutalną uwagę. (włącz ponownie)
Lernen beginnen
de leraar reageerde niet op de brutale opmerking. (reagiren op)
wszystkie dzieci mają prawo do dobrej edukacji. (w prawo
Lernen beginnen
alle kinderen hebben recht op goed onderwijs. (recht hebbem op)
uratował dziecko przed utonięciem. (Zapisz z)
Lernen beginnen
hij heeft het kind van de verdrinkingsdood gered. (redden van)
Liczę na twoją pomoc. (licz na)
Lernen beginnen
ik reken op je hulp. (rekenen op)
musisz wziąć pod uwagę wszystkie czynniki. (weź pod uwagę)
Lernen beginnen
je moet met alle factoren rekening houden. (rekening houden met)
musisz podać swoje działania. (rozliczenie)
Lernen beginnen
je moet je rekenschap geven van je daden. (rekenschap geven van)
mowca skupia sie na okreslonej grupie sluchaczy
Lernen beginnen
de spreker richtte zich tot een bepaalde groep luisteraars. (richten tot)
iran jest bogaty w olej
Lernen beginnen
iran is rijk aan olie. (rijk zijn aan)
pachnie tutaj benzyna
Lernen beginnen
het ruikt hier naar benzine. (ruiken naar)
wstydzi się tej złej decyzji. (zawstydzony)
Lernen beginnen
hij schaamt zich over die verkeerde beslissing. (zich schamen over)
Wstydzę się moich brudnych rąk. (zawstydzony)
Lernen beginnen
ik schaam me voor mijn vuile handen. (schamen voor)
dziewczyna mieszka oddzielnie od rodziców. (oddzielenie od)
Lernen beginnen
het meisje leeft gescheiden van haar ouders. (scheiden van)
istnieje wiele nadużyć na organach podatkowych. (skarbie się
Lernen beginnen
er wordt veel op de belastingdienst gescholden. (schelden op)
o co chodzi? (troszcz się o)
Lernen beginnen
wat scheelt er aan? (schelen aan)
to oszczędza dużo w cenie (opieka w)
Lernen beginnen
dat scheelt nogal wat in prijs (schelen in)
on oszczędza trzy lata z bratem. (z)
Lernen beginnen
hij scheelt drie jaar met zijn broertje. (scheken met)
łowcy strzelają do dzikich. (strzelać w górę)
Lernen beginnen
jagers schieten op wild. (schieten op)
reżyser był bardzo zadowolony z tego prezentu. (zorganizuj z)
Lernen beginnen
de directeur was erg in zijn schik met het cadeau. (schik zijn met)
Czy jesteś tak zszokowany tym trzęsieniem ziemi? (przestraszyć)
Lernen beginnen
ben jij ook zo geschrokken van die aardbeving? (schrikken van)
co to znaczy? (zapisz)
Lernen beginnen
waar slaat dat nu op? (slaan op)
udało mu się zdobyć bilet na mecz. (sukces)
Lernen beginnen
hij is erin geslaagd om een kaartje voor de wedstrijd te bemachtigen. (slagen in)
zdał egzamin na prawo jazdy. (podanie)
Lernen beginnen
hij is geslaagd voor zijn rijexamen. (slagen voor)
Jestem zły po angielsku. (źle)
Lernen beginnen
ik ben slecht in engels. (slecht zijn in)
tęsknimy za świętami. (tęskni za)
Lernen beginnen
wij smachten naar de vakantie. (smachten naar)
ta herbata smakuje jak truskawki. (smak do)
Lernen beginnen
deze thee smaakt naar aardbeien. (smaken naar)
skazany błagał o litość. (błagając o)
Lernen beginnen
de veroordeelde smeekte om genade. (smeken om)
Tęsknię za filiżanką kawy. (za długo)
Lernen beginnen
ik snak naar een kop koffie. (snakken naar)
Zamierzam ubiegać się o nową pracę. (wniosek o)
Lernen beginnen
ik ga naar een nieuwe baan solliciteren. (solliciteren naar)
ten lekarz specjalizuje się w chorobach sercowo-naczyniowych. (Specjalizujemy się w)
Lernen beginnen
deze arts heeft zich gespecialiseerd in hart en vaatziekten. (zich specialiseren in)
Żałuję swoich błędnych słów. (żałuj
Lernen beginnen
ik heb spijt van mijn ondoordachte woorden. (spijt hebben van)
nie powinieneś dostrzegać wadliwych ludzi. (plamienie)
Lernen beginnen
je moet niet met gebrekkige mensen spotten. (spotten met)
on jest tego zdolny. (być w stanie)
Lernen beginnen
hij is ertoe in staat. (in staat zijn tot)
na co się tak gapisz? (gap się na)
Lernen beginnen
waar zit je zo naar te staren? (staren naar)
Głosuję na tę nową partię. (głosuj na)
Lernen beginnen
ik stem op die nieuwe partij. (stemmen op)
zmarł na raka. (umrzeć)
Lernen beginnen
hij is aan kanker gestorven. (sterven aan)
stół zwykle obsługuje cztery nogi. (polegać na)
Lernen beginnen
een tafel steunt meestal op vier poten. (steunen op)
pies jest zszyty w kość. (szycie)
Lernen beginnen
de hond is in een bot gestikt. (stikken in)
rzucenie palenia to trudne zadanie dla wielu osób. (przestań z)
Lernen beginnen
stoppen met roken vinden veel mensen een moeilijke opgave. (stoppen met)
zdeponował się w pracy. (zdeponuj siebie
Lernen beginnen
hij heeft zich op zijn werk gestort. (zich storten op)
Stowarzyszenie na rzecz bezpiecznego ruchu dąży do większego bezpieczeństwa na drodze. (umrzeć)
Lernen beginnen
de vereniging voor veilig verkeer streeft naar meer veiliheid op de weg. (sterven naar)
kluby rywalizują z wrogiem. (walcząc z)
Lernen beginnen
de clubs strijden tegen de vijand. (strijden met)
żołnierze walczą między sobą o honor. (walcząc z)
Lernen beginnen
de soldaten strijden met elkaar om de eer. (strijden met)
walczymy o lepsze środowisko. (walczy o)
Lernen beginnen
wij strijden voor een beter milieu. (strijden voor)
kradzież jest niezgodna z prawem. (walka z)
Lernen beginnen
stelen is in strijd met de wet. (strijd zijn met)
to sprzeczne z przepisami. (konflikt z)
Lernen beginnen
dat is strijdig met de voorschriften. (strijdig zijn met)
wojna jest sprzeczna z pokojową koegzystencją. (przeciwstawia się)
Lernen beginnen
oorlog is tegengesteld aan vreedzaam samenleven. (tegengesteld zijn aan)
Jestem rozczarowany tym filmem. (bądź rozczarowany)
Lernen beginnen
ik ben teleurgesteld in die film. (teleurgesteld zijn in)
jesteś z powrotem na swojej propozycji? (wróć do
Lernen beginnen
kom je terug op je voorstel? (terugkomen op)
wrócił z pracy. (wraca z)
Lernen beginnen
hij kwam terug van zijn werk. (terugkomen van)
Nie jestem zadowolony z tej liczby. (zadowolony z)
Lernen beginnen
ik ben niet tevreden met dit cijfer. (tevreden zijn met)
nauczyciel nie jest zadowolony ze swoich uczniów. (zadowolony z)
Lernen beginnen
de leraar is niet tevreden over zijn leerlingen. (tevreden over)
z dyplomem VWO możesz zostać przyjęty na uniwersytet. (Pozwól)
Lernen beginnen
met een vwo-diploma kun je worden teogelaten tot de universiteit. (toelaten tot)
Skupiłem się na naprawie radia. (skup się na)
Lernen beginnen
ik heb mij toegelegd op het repareren van radio's. (zich toeleggen op)
Nie mam nic do dodania tutaj. (dodaj do)
Lernen beginnen
hier heb ik niets aan toe te voegen. (toevoegen aan)
opiekun nadzoruje swojego ucznia. (nadzorowanie
Lernen beginnen
een voogd ziet toe op zijn pupil. (toezien op)
kiedy mi się uda, będę traktował ciastka. (potraktuj)
Lernen beginnen
als ik slaag trakteer ik op gebakjes. (trakteren op)
Jestem głodna lumpii. (
Lernen beginnen
ik heb trek in een loempia. (trek hebben in)
ludzie opłakiwali zmarłą królową. (żałoba)
Lernen beginnen
het volk treurde om de overleden vorstin. (treuren om)
dziewczyna była dumna ze swoich pięknych nowych butów. (bądź dumny z tego
Lernen beginnen
het meisje was trots op haar mooie nieuwe schoenen. (trots zijn op)
żołnierze byli lojalni wobec swego króla. (bądź wierny)
Lernen beginnen
de soldaten waren trouw aan hun koning. (trouw zijn aan)
księżniczka jest żoną księcia. (poślubić)
Lernen beginnen
de prinses is met een prins getrouwd. (trouwen met)
Wątpię w prawdziwość tej historii. (wątpliwość)
Lernen beginnen
ik twijfel aan de waarheid van dit verhaal. (twijfelen aan)
studenci wybuchają śmiechem. (wybuch
Lernen beginnen
de leerlingen barstten in lachen uit. (uitbarsten in)
w matematyce zaczynasz od hipotez. (wychodzi z
Lernen beginnen
in de wiskunde ga je uit van hypotheses. (uitgaan van)
bogacz wydał się żebrakowi. (wychodzi)
Lernen beginnen
de rijke man gaf zich voor een bedelaar uit. (uitgaan van)
Czekamy na wakacje. (czekamy na
Lernen beginnen
wij kijken uit naar de vakantie. (uitkijken naar)
na rowerze trzeba uważać na samochody. (uważaj)
Lernen beginnen
op de fiets moet je uitkijken voor auto's. (uitkijken voor)
nasze mieszkanie wychodzi na rynek. (uważaj)
Lernen beginnen
onze flat kijkt uit op de markt. (uitkijken op)
ta ulica kończy się na placu stacji. (przyjdź do)
Lernen beginnen
deze straat komt uit op het stationsplain. (uitkomen op)
moi rodzice bardzo oczekują na wakacje w Turcji. (czekamy na)
Lernen beginnen
mijn ouders zien erg uit naar hun vakantie in turkije. (uitzien naar)
ten człowiek nie jest otwarty na rozum. (podatne na)
Lernen beginnen
die man is niet voor rede vatbaar. (vatbaar zijn voor)
zwierzęta często walczą ze sobą. (walcz z
Lernen beginnen
dieren vechten vaak met elkaar. (vechten met)
Holandia i Niemcy walczyły ze sobą. (walcz przeciwko)
Lernen beginnen
nederland en duitsland hebben tegen elkaar gevochten. (vechten tegen)
jesteś odpowiedzialny za własne działania. (odpowiedzialny za)
Lernen beginnen
je bent verantwoordelijk voor je eigen daden. (verantwoordelijk zijn voor)
w ciemności musisz podejrzewać o przeszkody. (bądź podejrzliwy)
Lernen beginnen
in het donker moet je verdacht zijn op obstakels. (verdacht zijn op)
jest podejrzany o kradzież. (podejrzany o)
Lernen beginnen
hij wordt verdacht van diefstal. (verdenken van)
Zanurzyłem się w historii Indii. (zagłębić się w)
Lernen beginnen
ik heb mij verdiept in de geschiedenis van india. (zich verdiepen in)
dziecko jest smutne z powodu chorej cipki. (żal w
Lernen beginnen
het kind heeft verdriet om het zieke poesje. (verdriet hebben om)
w porównaniu do wczoraj jest dziś ładna pogoda. (porównaj z)
Lernen beginnen
vergeleken met gisteren is het vandaag mooi weer. (vergelijken met)
nauczyciel jest czasami mylony w imionach uczniów. (być w błędzie)
Lernen beginnen
de leraar vergist zich soms in de namen van de leerlingen. (zich vergissen in)
Nie mogę się doczekać dobrego zdrowia. (
Lernen beginnen
ik verheug mij in een goede gezondheid. (zich verheugen in)
Nie mogę się doczekać dobrego zdrowia. (
Lernen beginnen
ik verheug mij in een goede gezondheid. (zich verheugen in)
Nie mogę się doczekać imprezy. (czekamy na
Lernen beginnen
ik verheug mij op het feest. (verheugen op)
długość odnosi się do szerokości, gdy dwa oznaczają jeden. (odnoszą się do)
Lernen beginnen
de lengte verhoudt zich tot de breedte als twee staat tot één. (verhouden tot)
Rozważyłem ten problem. (uwaga)
Lernen beginnen
ik heb mij op dat probleem verkeken. (zich verkijken op)
Czy także tęsknisz za swoją ojczyzną? (pragnienie)
Lernen beginnen
verlang jij ook naar je vaderland? (verlangen naar)
Kusiło mnie moich przyjaciół do uprawiania hazardu. (uwodzić)
Lernen beginnen
ik heb mij door vrienden laten verleiden tot gokken. (verleiden tot)
potrzebujemy pomocy. (nieśmiałe siedzenie dookoła)
Lernen beginnen
we zitten om hulp verlegen. (verlegen zitten om)
Wim jest zawsze zakochany w innej dziewczynie. (zakochaj się w)
Lernen beginnen
wim is steeds verliefd op een ander meisje. (verliefd zijn op)
trzecia klasa przegrala zpierwszą klasę w siatkówke. (
Lernen beginnen
de derde klas heeft met volleybal verloren van de eerste klas. (verliezen van)
stoper wypuścił lisa ze sidła. (Zrealizuj z
Lernen beginnen
de stoper verloste de vos van de strik. (verlossen van)
złodziej został skazany na trzy lata więzienia. (potępiam
Lernen beginnen
de dief werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. (veroordelen tot)
rząd jest zaniepokojony warstwą ozonową. (martwią się tym
Lernen beginnen
de regering is verontrust over de ozonlaag. (verontrust zijn over)
nowy nauczyciel jest zupełnie inny od poprzedniego. (różnią się od)
Lernen beginnen
de nieuwe docent verschilt nogal van de vorige. (verschillen van)
niektórzy młodzi ludzie są uzależnieni od hazardu. (uzależniony od)
Lernen beginnen
sommige jongeren zijn verslaafd aan gokken. (verslaafd zijn aan)
Czy wiesz o komputerach? (rozumiem)
Lernen beginnen
hebt u verstand van computers? (verstand hebben van)
Jestem zdumiony jego występem. (bądź zdumiony
Lernen beginnen
ik sta versteld van zijn optreden. (versteld staan van)
ten człowiek jest pozbawiony wszelkiej pomocy. (być pozbawionym)
Lernen beginnen
die man is van alle hulp verstoken. (verstoken zijn van)
zaufaj mi! (polegać na)
Lernen beginnen
vertrouw maar op mij! (vertrouwen op)
Nie ufam już mężczyźnie. (zaufaj temu
Lernen beginnen
ik stel geen vertrouwen meer in die man. (vertrouwen stellen in)
ten model jest wykonany z drewna. (produkcja z)
Lernen beginnen
dit model is uit hout vervaardigd. (vervaardigen uit)
jest całkowicie wyobcowany z własnej kultury. (alienacja)
Lernen beginnen
hij is helemaal van zijn eigen cultuur vervreemd. (vervreemden van)
Jestem pełen radości z powodu dobrego wyniku. (pełne
Lernen beginnen
ik ben vervuld van blijdschap over de goede afloop. (vervuld zijn van)
zaimek osobowy odnosi się do osoby lub przypadku. (patrz
Lernen beginnen
een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een zaak. (verwijzen naar)
konsjerż prosi nas o posprzątanie bałaganu. (wnioski o)
Lernen beginnen
de conciërge verzoekt ons om de rommel op te ruimen. (verzoeken om)
Całkowicie pogodziłam się z biegiem wydarzeń. (żeby się pogodzić)
Lernen beginnen
ik heb mij helemaal met de gang van zaken verzoend. (zich verzoenen met)
mój przyjaciel ma bzika na punkcie filmów pełnometrażowych. (bądź szalony)
Lernen beginnen
mijn vriend is verzot op speelfilms. (verzot zijn op)
wielu ludzi ucieka przed przemocą wojenne. (loty dla)
Lernen beginnen
veel mensen vluchten voor oorlogsgeweld. (vluchten voor)
czy chcesz dołączyć do mnie? (czuć się)
Lernen beginnen
voel je ervoor om met mij mee te gaan? (voelen voor)
spełnia wymagania przyjęcia. (Przestrzegaj
Lernen beginnen
hij voldoet aan de eisen om toegelaten te worden. (voldoen aan)
przestępca upierał się w milczeniu. (Kontynuuj w)
Lernen beginnen
de misdadiger volhardde in zijn stilwijgen. (volharden in)
nadchodzący mężczyzna był pełen krótkich pozdrowień. (wystarczy z)
Lernen beginnen
de binnenkomende man volstond met een korte groet. (volstaan met)
ciężka praca często poprzedza sukces. (poprzedź do
Lernen beginnen
hard werken gaat vaak vooraf aan succes. (voorafgaan aan)
uczniowie przygotowują się do egzaminu. (przygotowuje się do)
Lernen beginnen
de leerlingen bereiden zich voor op het examen. (zich voorbereiden op)
wolał dom w centrum miasta. (preferowane)
Lernen beginnen
hij gaf de voorkeur aan een huis in het centrum van de stad. (voorkeur gaven aan)
jego żona bardzo preferowała dom poza miastem. (wolę)
Lernen beginnen
zijn vrouw had grote voorkeur voor een huis buiten de stad. (voorkeur hebben voor)
z dobrym początkiem często masz przewagę nad konkurentami. (Zacznij od początku
Lernen beginnen
met een goede start heb je vaak een voorsprong op je mededingers. (een voorsprong hebben op)
kontynuował wybraną ścieżkę. (Kontynuuj z
Lernen beginnen
hij ging voort op de ingeslagen weg. (voortgaan met)
to tylko powoduje nędzę. (pochodzą od)
Lernen beginnen
daar komt alleen maar ellende uit voort. (voortkomen uit)
wniosek wynika z uzasadnienia. (powstają z
Lernen beginnen
een conclusie vloeit voort uit een redenering. (voortvloeien uit)
nie musisz przewidywać rzeczy. (przed)
Lernen beginnen
je moet niet op de zaken vooruitlopen. (vooruitlopen op)
ta książka spełnia potrzebę. (dostarczone w)
Lernen beginnen
dit boek voorziet in een behoefte. (voorzien in)
Dostałem wszystko. (z)
Lernen beginnen
ik ben van alles voorzien. (voorzien van)
nie powinieneś pytać o znajomą trasę. (zapytaj o)
Lernen beginnen
je moet niet naar de bekende weg vragen. (vragen naar)
to jest proszenie o kłopoty. (zapytaj o)
Lernen beginnen
dat is vragen om narigheid. (vragen om)
czy mogę zapytać cię o tę lekcję? (pytania na temat
Lernen beginnen
mag ik u iets vragen over deze les? (vragen over)
sędzia ogłasza kobietę wolną od oskarżenia. (uniewinnienie)
Lernen beginnen
de rechter spreekt de vrouw vrij van de beschuldiging. (vrijspreken van)
niektórzy chłopcy są zwolnieni z tego egzaminu. (zwolniony z
Lernen beginnen
sommige jongens zijn vrijgesteld van dat examen. (vrijstellen van)
Ostrzegam cię po raz ostatni. (ostrzegaj)
Lernen beginnen
ik waarschuw je voor de laatste keer. (waarschuwen voor)
Czy czekasz na mnie na przystanku? (czekam na)
Lernen beginnen
wacht je bij de bushalte op me? (wachten op)
czekać na psa! (czekam na)
Lernen beginnen
wacht u voor de hond! (zich wachten voor)
ryzykujesz jazdę na łyżwach tej zimy? (skorzystaj
Lernen beginnen
heb je je deze winter aan schaatsen gewaagd? (zich wagen aan)
czuwa nad swoją własnością. (obejrzyj)
Lernen beginnen
hij waakt over zijn eigendommen. (waken over)
Jestem zdegustowany kiełkami. (zdegustowany)
Lernen beginnen
ik walg van spruitjes. (walgen van)
Rozpaczam o dobrym wyniku. (rozpacz)
Lernen beginnen
ik wanhoop aan een goede afloop. (wanhopen aan)
Użyłem lody z przyjaciółmi, aby dostać dziesięć na moją próbę. (obstawianie z)
Lernen beginnen
ik heb met mijn vrienden om een ijsje gewend dat ik een tien voor mijn repetitie haal. (wedden met)
ten rów roi się od żab. (rój)
Lernen beginnen
deze sloot wemelt van de kikkers. (wemelen van)
statek obraca rufę na północ. (przejdź do)
Lernen beginnen
het schip wendt de steven naar het noorden. (zich wenden naar)
możesz zwrócić się do serwisu społecznościowego o wsparcie. (przejdź do)
Lernen beginnen
je kunt je tot de sociale dienst om ondersteuning wenden. (wenden tot)
czy jesteś już przyzwyczajony do nowego środowiska? (przywyknijcie do tego
Lernen beginnen
ben je al gewend aan je nieuwe omgeving? (wennen aan)
lew rzucił się na zebry. (rzucaj się)
Lernen beginnen
de leeuw wierp zich op de zebra. (zich werpen op)
poświęca się całkowicie studiom. (poświęć się)
Lernen beginnen
ze wijdt zich helemaal aan haar studie. (zich wijden aan)
ajax musiał ustąpić nowemu bohaterowi. (dzielnice dla)
Lernen beginnen
ajax moest wijken voor de nieuwe kampioen. (wijken voor)
deszcz jest spowodowany obszarem niskiego ciśnienia. (z powodu)
Lernen beginnen
de regen is te wijten aan een lagedrukgebied. (wijten aan)
igła kompasu wskazuje na północ. (wskaż)
Lernen beginnen
een kompasnaald wijst naar het noorden. (wijzen naar)
nauczyciel przypomina nam o naszych błędach. (pokaż)
Lernen beginnen
de leraar wijst ons op onze fouten. (wijzen op)
nie byliśmy w stanie wygrać go od naszych przeciwników. (wygrywając
Lernen beginnen
wij hebben het niet van onze tegenstanders kunnen winnen. (winnen van)
Zawsze walczę z nieregularnymi czasownikami. (walcząc z)
Lernen beginnen
ik worstel altijd met de onregelmatige werkwoorden. (worstelen met)
żołnierze z pewnością zwyciężą. (bądź pewien)
Lernen beginnen
de soldaten zijn zeker van de overwinning. (zeker zijn van)
Lubię grę w karty. (Poczuj się jak
Lernen beginnen
ik heb zin in een spelletje kaart. (zin hebben in)
on szuka zemsty. (zdania na)
Lernen beginnen
hij zint op wraak. (zinnen op)
Pszczoła szuka miodu. (szukaj)
Lernen beginnen
de bij zoekt naar honing. (zoeken naar)
peos dba o swojego chłopca. (upewnij się)
Lernen beginnen
de peos zorgt voor haar jongen. (zorgen voor)
woda z kranu oczyszczana jest ze wszelkiego rodzaju niegodziwości. (oczyść z)
Lernen beginnen
het kraanwater is gezuiverd van allerlei ongerechtigheden. (zuiveren van)
moja matka przysięga na aspirynę. (przysięgnij na)
Lernen beginnen
mijn moeder zweert bij aspirine. (zweren bij)
poddał się pokusie. (poddaj się)
Lernen beginnen
hij is voor de verleiding gezwicht. (zwichten voor)
wybuchnęła płaczem. (wybuch w)
Lernen beginnen
zij barstte in huilen uit. (uitbarsten in)
nadszedł wreszcie wielki dzień! (rozbić)
Lernen beginnen
de grote dag is eindelijk aangebroken! (aanbreken)
stolarz włożył nowy zamek do drzwi. (zastosuj)
Lernen beginnen
de timmerman heeft een nieuw slot op de deur aangebracht. (aanbrengen)
to malarstwo jest nowoczesne. (do)
Lernen beginnen
dat schilderij doet modern aan. (aandoen)
minister wezwał pomoc do dotkniętego obszaru. (naleganie)
Lernen beginnen
de minister drong aan op hulp aan het getroffen gebied. (aandringen)
Oparłem się na tym, co mi powiedziano. (przejdź)
Lernen beginnen
ik ben afgegaan op wat mij verteld is. (afgaan op)
Po grze wróciliśmy do porządku dnia. (przejdź do)
Lernen beginnen
na het spel gingen we weer over tot de orde van de dag. (overgaan tot)
Zakładam, że wszyscy jesteście uczestnikami! (wychodzi)
Lernen beginnen
ik ga ervan uit dat jullie allemaal meedoen! (uitgaan van)
dyrygent nadaje odpowiedni ton.
Lernen beginnen
de dirigent geeft de juiste toon aan. (aangeven)
to wydarzenie bardzo mnie poruszyło. (przejąć)
Lernen beginnen
deze gebeurtenis heeft mij enorm aangegrepen. (aangrijpen)
prezydent zacytował słowa królowej. (cytat)
Lernen beginnen
de voorzitter haalde de woorden van de koningin aan. (aanhalen)
to zależy od mojego przyjaciela, czy jedziemy na wakacje. (zależy od)
Lernen beginnen
het hangt van mijn vriend af, of we met vakantie gaan. (afhangen van)
Mam dużo za ładny dom. (mieć wcześniej)
Lernen beginnen
ik heb heel veel over voor een mooi huis. (overhebben voor)
tej muzyki nie można usłyszeć! (słuchaj)
Lernen beginnen
die muziek is niet om áán te horen! (aanhoren)
deszcz był cały dzień. (uporczywe)
Lernen beginnen
de regen hield de hele dag aan. (aanhouden)
Trzymam się dat, które zostały wprowadzone. (trzymaj się)
Lernen beginnen
ik houd vast aan de data die opgegeven zijn. (vasthouden aan)
nie powinieneś patrzeć na mnie! (spójrz na)
Lernen beginnen
daar moet je mij niet op aankijken! (aankijken op)
Oczekuję tego; jaka zabawa! (patrząc w górę)
Lernen beginnen
daar kijk ik van op; wat leuk! (opkijken van)
możesz zadzwonić po wsparcie z serwisu społecznościowego. (zadzwoń pod)
Lernen beginnen
je kunt voor steun bij de sociale dienst aankloppen. (aankloppen bij)
staraj się jak najlepiej; teraz to sprowadza się do tego! (przybyć)
Lernen beginnen
doe je best; nu komt het erop aan! (aankomen op)
Osiągnąłem pięć funtów w święta! (przyjazd)
Lernen beginnen
ik ben wel vijf pond aangekomen in de vakantie! (aankomen)
Muszę wyzdrowieć z tej długiej jazdy na rowerze! (Odzyskaj od
Lernen beginnen
ik moet even bijkomen van die lange fietstocht! (bijkomen van)
w tym wypadku zginęło pięć osób. (zginąć)
Lernen beginnen
er zijn vijf mensen bij dit ongeluk omgekomen. (omkomen)
to minister przynajmniej wstaje z powodu mniej szczęśliwych! (wstańcie za
Lernen beginnen
die minister komt tenminste op voor de minderbedeelden! (opkomen voor)
Nie byłem w stanie ukończyć mojej pracy domowej. (koniec)
Lernen beginnen
ik heb mijn huiswerk niet af kunnen krijgen. (afkrijgen)
po kilku sekundach dostał żart. (weź to)
Lernen beginnen
na een paar seconden kreeg hij de grap door. (doorkrijgen)
nie poradzi sobie z tym zadaniem; jest dla niej zbyt ciężki. (poradzi sobie z tym
Lernen beginnen
zij kan die taak niet aan; het is te zwaar voor haar. (aankunnen)
jeśli chcesz spędzić wolny dzień, skonsultuj się z nauczycielem. (skonsultuj się)
Lernen beginnen
als je een dag vrij wil, moet je dat wel met de docent overleggen. (overleggen)
dostarczanie gazet daje dużo. (dostarcz)
Lernen beginnen
kranten bezorgen levert heel wat op. (opleveren)
pobiegł purpurowy z gniewu. (zadzwoń)
Lernen beginnen
hij liep van woede paars aan. (aanlopen)
gdybyście wiedzieli, przez co przeszedłem! (doświadczenie)
Lernen beginnen
als je wist wat ik allemaal meegemaakt heb! (meemaken)
Z tego listu jasno wynika, że ​​sprawy nie idą dobrze. (format od)
Lernen beginnen
uit deze brief maak ik op dat het niet zo goed gaat. (opmaken uit)
Zakładam, że mówisz prawdę. (przyjęcie)
Lernen beginnen
ik neem aan dat je de waarheid spreekt. (aannemen)
wrogowie podnoszą go przeciwko sobie. (podejście)
Lernen beginnen
de vijanden nemen het tegen elkaar op. (aanpakken)
zabrał wszystko, aby zapewnić sobie utrzymanie. (podejście)
Lernen beginnen
hij pakte alles aan om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. (aanpakken)
w innej kulturze trudno to zmienić. (dostosuj
Lernen beginnen
in een andere cultuur is het moeilijk om je aan te passen. (aanpassen)
uważaj na psa! (ostrożnie)
Lernen beginnen
pas op voor de hond! (oppassen)
wczorajsza kłótnia nie była już dotykana. (dotyk
Lernen beginnen
de ruzie van gisteren werd niet meer aangeroerd. (aanroeren)
mój plan został podjęty; wszyscy są entuzjastyczni. (strajk)
Lernen beginnen
mijn plan is wel aangeslagen; iedereen is enthousiast. (aanslaan)
możesz pominąć to ćwiczenie. (pomiń
Lernen beginnen
deze oefening mag u overslaan. (overslaan)
ta książka mnie nie przemawia. (adres)
Lernen beginnen
dat boek spreekt me niet aan. (aanspreken)
Odpowiadam za prawdę jego słów. (ręczyć za)
Lernen beginnen
ik sta in voor de waarheid van zijn woorden. (instaan voor)
ludzie uciskani stanęli przeciwko władcy. (przeciwstaw się
Lernen beginnen
het onderdrukte volk stond op tegen de overheerser. (opstaan tegen)
zastanowimy się nad wydarzeniami z ubiegłego roku. (stać w miejscu
Lernen beginnen
we zullen stilstaan bij de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. (stilstaan bij)
dziecko przeszło przez jezdnię, nie podnosząc głowy. (przejście)
Lernen beginnen
het kind stak de weg over zonder uit te kijken. (oversteken)
nie powinieneś się o to martwić! (kleszcze)
Lernen beginnen
je moet je daar maar niets van aantrekken! (aanterkken)
Próbowałem schudnąć przez kilka tygodni, ponieważ jestem za gruby. (schudnąć)
Lernen beginnen
ik probeer al een paar weken om af te vallen, want ik ben te dik. (afvallen)
w tej rodzinie opiekuje się różnymi uchodźcami. (zbieranie
Lernen beginnen
in dat gezin worden verschillende vluchtelingen opgevangen. (opvangen)
Widziałem go dla nauczyciela, ale był studentem. (szacunek)
Lernen beginnen
ik zag hem aan voor de docent, maar hij was een cursist. (aanzien voor)
Widzę bardzo wiele przeciwko egzaminowi. (patrz przeciwko)
Lernen beginnen
ik zie erg tegen het examen op. (opzien tegen)
kiedy zobaczyłem wypadek, przeszedlem szybki
Lernen beginnen
toen ik dat ongeluk zag gebeuren ben ik snel doogelopen
przeszedł cały kurs.
Lernen beginnen
hij heeft de hele cursus doorlopen.
słońce bardzo ładnie zaszło
Lernen beginnen
de zon is heel mooi ondergegaan
przeszedł już trzy operacje.
Lernen beginnen
hij heeft al drie operaties ondergaan.
najpierw omówił z nauczycielem, czy zda egzamin.
Lernen beginnen
hij heeft eerst met zijn leraar overlegd of hij examen zou doen.
aby skorzystać z czeku, musisz przedstawić dowód tożsamości.
Lernen beginnen
om een cheque in te wisselen moet u een identiteitsbewijs overleggen.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.