30 czasowników nieregularnych

 0    44 Datenblatt    siudekmonika4
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
iść
Lernen beginnen
gaan ging gingen (zijn) gegaan
zostać
Lernen beginnen
blijven bleef bleven gebleven
myśleć
Lernen beginnen
denken
robić
Lernen beginnen
doen deed deden gedaan
widzieć
Lernen beginnen
zien zag/zagen gezien
mieć
Lernen beginnen
hebben had hadden gehad
przyjść
Lernen beginnen
komen - kwam kwamen - zijn gekomen
być
Lernen beginnen
zijn was/waren geweest
chcieć
Lernen beginnen
willen / wilde/wou - wilden/wouden / (h) gewild
stać sie
Lernen beginnen
worden / werd - werden / (z) geworden
powiedzieć
Lernen beginnen
zeggen zei/zeiden gezegd
musieć
Lernen beginnen
moeten / moest - moesten / (h) gemoeten
mogen
Lernen beginnen
mogen / mocht - mochten / (h) gemogen
wziąć
Lernen beginnen
nemen / nam - namen / (h) genomen
jechać
Lernen beginnen
rijden - reed/reden - gereden
zrozumieć
Lernen beginnen
verstaan - verston/verstonden - verstaan
jeść
Lernen beginnen
eten - ataten -gegeten
spać
Lernen beginnen
slapen - sliep/sliepen - geslapen
czytać
Lernen beginnen
lezen - las/lazen - gelezen
dawać
Lernen beginnen
geven - gaf/gaven - gegeven
pisać
Lernen beginnen
schrijven - schreef/schreven - geschreven
kupować
Lernen beginnen
kopen - kocht/kochten - gekocht
móc, potrafić
Lernen beginnen
kunnen - kon/konden - gekund
rozumieć
Lernen beginnen
begrijpen - begreep/begrepen - begrepen
czytać
Lernen beginnen
lezen - las/lezen - gelezen
zapomnieć
Lernen beginnen
vergeten / vergat - vergaten / (z/h) vergeten
znaleźć
Lernen beginnen
vinden / vond - vonden / (h) gevonden
pić
Lernen beginnen
drinken-h. gedronken-dronk/dronken
zaczynać
Lernen beginnen
beginnen - begon/begonnen - is begonnen
wiedzieć
Lernen beginnen
weten - wist/wisten - geweten
pływać
Lernen beginnen
zwemmen / zwom - zommen / (b/h) gezwommen
szukać
Lernen beginnen
zoeken - zocht/zochten - h. gezocht
myć
Lernen beginnen
wassen / waste - wasten / (z/h) gewassen
pytać
Lernen beginnen
vragen - vroeg/vroegen - h. gevraagd
znaleźć, uważać za
Lernen beginnen
vinden - vond/vonden - h. gevonden
piec
Lernen beginnen
bakken - bakte/bakten - h gebakken
zaczynać
Lernen beginnen
beginnen - begon/begonnen - z. begonnen
przynieść
Lernen beginnen
brengen - bracht/brachten - h. gebracht
nosić
Lernen beginnen
dragen-droeg/droegen - h. gedragen
pomagać
Lernen beginnen
helpen - hielp/hielpen - h. geholpen
nazywać się
Lernen beginnen
heten - heette/heetten - heb geheten
trzymać
Lernen beginnen
houden -hield/hielden - h. gehouden
lubić
Lernen beginnen
houden van - hield van/hielden van - h. gehouden van
patrzeć
Lernen beginnen
kijken -keek/keken -h. gekeken

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.