A 1

 0    59 Datenblatt    jarekpekala
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
mogen
je mag det niet doen
Lernen beginnen
móc, mieć pozwolenie
nie wolno ci tego robić
moeten
Lernen beginnen
musieć
zijn
Lernen beginnen
jego
hebben
Lernen beginnen
mieć
lezen
Lernen beginnen
czytać
kunnen
Lernen beginnen
móc
spreken
Lernen beginnen
mówić
denken
Lernen beginnen
myśleć, sądzić, uważać
schrijven
Lernen beginnen
pisać
nemen
Lernen beginnen
brać
de broek
Lernen beginnen
spodnie
zeggen
Lernen beginnen
powiedzieć
de truin
Lernen beginnen
sweter
de rok
Lernen beginnen
Spódnica
de jas
Lernen beginnen
kurtka
de tas
Lernen beginnen
torba
de sok
Lernen beginnen
skarpetka
het hemd
Lernen beginnen
koszula
de onderbroek
Lernen beginnen
slipy
de broek
U kunt daar de broek passen
Lernen beginnen
spodnie
Możesz tam przymierzyć spodnie
de schoen
Lernen beginnen
but
de kleding
Lernen beginnen
ubrania
het feest
Lernen beginnen
impreza
trouwen
Lernen beginnen
wychodzić (za kogoś), poślubić
het overhemd
Lernen beginnen
koszulka
de knoop
Lernen beginnen
guzik
de jurk
Lernen beginnen
sukienka
de spijkerbroek
Lernen beginnen
dżinsy
de sjaal
Lernen beginnen
szalik
het vest
Lernen beginnen
kamizelka
de blouse
Lernen beginnen
bluzka
de handschoenen
Lernen beginnen
rękawiczki
de maat
Lernen beginnen
rozmiar
Een moment alstublift
Lernen beginnen
Chwileczkę
Allebei
Lernen beginnen
oboje
mag
jaj mag
Lernen beginnen
mogę, możesz, może
możesz
maat
is de maat goed?
Lernen beginnen
rozmiar
czy rozmiar jest dobry
de jurk
Lernen beginnen
sukienka
laarzen
Lernen beginnen
kozaki
mogen
Mogen we jouw auto lenen?
Lernen beginnen
móc, mieć pozwolenie
Czy możemy pożyczyć twój samochód?
de worden
Lernen beginnen
stać się
het word
Lernen beginnen
staje się
de huis
Lernen beginnen
Dom
het hausje
Lernen beginnen
mały domek
passen
Lernen beginnen
pasować
de kleur
Lernen beginnen
kolor
rood
Lernen beginnen
czerwony
de hoed
Je dramat een hond op je hoofd
Lernen beginnen
kapelusz
Nosisz kapelusz na głowie
de bril
Ja dramat een bril op je neus
Lernen beginnen
okulary
nosisz okulary na nosie
de oordbellen
Ja draagt oorbeellen in je oor.
Lernen beginnen
kolczyki
Nosisz kolczyki w uchu.
de muts
Je draagt een muts op je hoofd
Lernen beginnen
czapta
Nosisz czapkę na głowie.
de handschoenen
Je draagt hsndschoenen san je handen.
Lernen beginnen
rękawiczki
Zakładasz rękawiczki na dłonie
de hooftddoek
Je draagt een hoofddoek om je hoofd
Lernen beginnen
chusta na głowę
Nosisz chustęn na głowie.
de ring
Je draagt een ring om je vinger
Lernen beginnen
pierścień
Nosisz pierścionek na palcu.
de horloge
Ja draagt een horloge om je arm.
Lernen beginnen
zegarek
Nosisz zegarek na ręce.
de ketting
Je draagt een ketting om je nek
Lernen beginnen
łańcuch
Nosisz łańcuszka na szyi.
de armband
Ja draagt een armband om je arm.
Lernen beginnen
bransoletka
Nosisz bransoletkę na ręce.
de sieraden
De vrouw heeft mooie sireraden. Zij draagt een ketting en oorbellen.
Lernen beginnen
biżuteria
Kobieta ma piękną biżuterię. Nosisz naszyjnik i kolczyki.
de sjaal
Je draagt een sjaal om je hoofd.
Lernen beginnen
szalik
Nosisz szalik wokół szyji

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.