B2

 0    1.051 Datenblatt    Dreeczko
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
omawialne, do przedyskutowania
Lernen beginnen
bespreekbaar
zabookowac
Lernen beginnen
boeken
stan cywilny
Lernen beginnen
de burgerlijke stand
agresja
Lernen beginnen
de agressie
obrażać, urazić
Lernen beginnen
beledigen, beledigde - h beledigd
przyłapać
Lernen beginnen
betrappen - betrapte - h betrapt
komitet
Lernen beginnen
het comite
konfrontacja (z)
Lernen beginnen
de confrontatie (met)
zachowywać się
Lernen beginnen
zich gedragen - gedroeg - h gedragen
żywy, żwawy
Lernen beginnen
levendig
odprowadzać
Lernen beginnen
meelopen (met)
mniejszość
Lernen beginnen
de minderheid
dla twojej wygody
Lernen beginnen
op je gemak
obowiązek
Lernen beginnen
de plicht
reputacja
Lernen beginnen
de reputatie
sympatia
Lernen beginnen
de sympathie
werbal
Lernen beginnen
verbaal
naruszać przeszkadzać
Lernen beginnen
verstoren - verstoorde, h verstoord
bez sensu
Lernen beginnen
zinloos / zinloze
znaczenie
Lernen beginnen
de betekenis
więzienie
Lernen beginnen
de gevangenis
wywnioskować z
Lernen beginnen
afleiden van
dookoła
Lernen beginnen
daaromheen
cud
Lernen beginnen
wonder
odmiany
Lernen beginnen
verbuigingen
i tak dalej
Lernen beginnen
enzovoort ENZ.
grozić
Lernen beginnen
bedreigen
dumny jak paw
Lernen beginnen
zo trots als een pauw
nagle
Lernen beginnen
als bij toeverslag
coś jest pewne spreekwoord
Lernen beginnen
Als een paal boven water
ponieważ, z powodu
Lernen beginnen
aangezien
kradzież
Lernen beginnen
diefstal
przemoc, na siłe
Lernen beginnen
geweld
gdyby
Lernen beginnen
alsof
krzewy
Lernen beginnen
struiken
ślady włamania
Lernen beginnen
sporn van inbraak
traktować
Lernen beginnen
behandelen
ratować
Lernen beginnen
redden
o czym? Po czym? Na co?
Lernen beginnen
Waaraan?
tak samo o, jak
Lernen beginnen
evenals
pył drzewny
Lernen beginnen
hout stof
wypłacać
Lernen beginnen
uitkeren
dla pierwszego
Lernen beginnen
voor dagene
domagać sie
Lernen beginnen
aanspraak maken op
aktualny
Lernen beginnen
actueel
anonim
Lernen beginnen
anoniem
wynagrodzenie
Lernen beginnen
de beloning
za pomocą
Lernen beginnen
met behulp van (m.b.v.)
być świadom, być na bierząco (z)
Lernen beginnen
op de hoogte zijn (van)
frekfencja
Lernen beginnen
de opkomst
senior
Lernen beginnen
de oudere
poufny
Lernen beginnen
vertrouwelijk
objaśnienie
Lernen beginnen
de voorlichting
unosi się w powietrzu
Lernen beginnen
door de lucht zweeft
w rzeczy samej, istotnie, faktycznie
Lernen beginnen
inderdaad
uspokajać
Lernen beginnen
kalmeren
uwaga
Lernen beginnen
de aandacht
nieruchomość domek
Lernen beginnen
vastgoed, het pand
ciekawy
Lernen beginnen
benieuwd
podejście
Lernen beginnen
de aanpak
zrobić do końca
Lernen beginnen
afmaken - maakte af - h afgemaakt
uważać
Lernen beginnen
opletten, lette(n) op, h opgelet
napad
Lernen beginnen
de overval - de overvallen
pistolet
Lernen beginnen
het pistool
zgoda, pozwolenie
Lernen beginnen
de toestgemming
nadzór, doglądać
Lernen beginnen
het toezicht
trening
Lernen beginnen
de training
obrona
Lernen beginnen
de verdediging
pozwolenie
Lernen beginnen
de vergunning
burzyć, niszczyć, pustoszyć
Lernen beginnen
vernielen, vernielde(n), h vernield
być w szoku
Lernen beginnen
geschrokken
fakt
Lernen beginnen
het feit
otruć, zatruć
Lernen beginnen
vergiftigen
dosłownie
Lernen beginnen
letterlijk
wydawnictwo
Lernen beginnen
uitgeverij
niedawno, przedchwila
Lernen beginnen
jongstleden, onlangs
dokonac wlamu
Lernen beginnen
inbraak gepleegd
rozmaity, różnego rodzaju
Lernen beginnen
allerlei
zbrodnia przestepstwo
Lernen beginnen
misdaden
zreszta, swoja drogą, a propo
Lernen beginnen
overigens
upoważniony
Lernen beginnen
bevoegd
zastać
Lernen beginnen
aantreffen, trof(fen) aan h aangetroffen
zalegać, zaległość
Lernen beginnen
de achterstand
opuścić, opuszczać
Lernen beginnen
zich begeven, begaf, begaven, h begeven
miesnie brzucha
Lernen beginnen
de buikspieren
własność
Lernen beginnen
het eigendom
echo
Lernen beginnen
hol
dziurka od klucza, zamek
Lernen beginnen
het slot
domniemywać, przypuszczać
Lernen beginnen
vermoeden, vermoedde(n) h vermoed
aparat, odbiornik
Lernen beginnen
het toestel
reprezentować
Lernen beginnen
vertegenwoordigen - vertegenwoordigde(n) - h vertegenwoordigd
śmierciarka
Lernen beginnen
de vuilniswagen
za te same pieniadze
Lernen beginnen
voor hetzelfde geld
podział
Lernen beginnen
de indeling
nabijać, ładować
Lernen beginnen
laden, laadde(n), h geladen
wietrzyć
Lernen beginnen
luchten
materialny
Lernen beginnen
het materieel
odróżnić, rozpoznać
Lernen beginnen
onderkennen, onderkende(n), h onderkend
niezdrowe
Lernen beginnen
ongezond
puls
Lernen beginnen
de pols
ryzyko
Lernen beginnen
het risico
powiązan z
Lernen beginnen
samenhangen met
chory
Lernen beginnen
de zieke
rozsądny
Lernen beginnen
verstandig
podnosić
Lernen beginnen
tillen
kregosłup
Lernen beginnen
ruggengraat, wervelkolom
ciężki przedmiot
Lernen beginnen
een zwaar voorwerp
nadgarstki
Lernen beginnen
de gewrichten
aresztować
Lernen beginnen
arresteren
korzystać, wykorzystać
Lernen beginnen
benutten, benutte(n), h benut
ochroniarz
Lernen beginnen
de beveliger
monitornig
Lernen beginnen
de bewaking
kryterium, kryteria
Lernen beginnen
het criterium de criteria
zrobić o
Lernen beginnen
doen over
jednoczesny, jednoczesnie
Lernen beginnen
gelijktijdig
wstawić
Lernen beginnen
inzetten, zette(n) in, h ingezet
dołączyć do
Lernen beginnen
meedoen (aan), deed mee, deden mee, h meegedaan
ćwiczenie
Lernen beginnen
de oefening
chaos
Lernen beginnen
de chaos
zgiełk, tłok
Lernen beginnen
de drukte
irytacja
Lernen beginnen
de ergernis, de ergernissen
wyprzedac
Lernen beginnen
inhalen, haalde(n) in, h ingehaald
mieszkaniec
Lernen beginnen
de inwoner
przechodząc przez
Lernen beginnen
komen door
duża grupa ludzi, tlum
Lernen beginnen
de menigte
upaść
Lernen beginnen
neerzetten, zette(n) neer, h neergezet
przewinienie, naruszenie
Lernen beginnen
de ovetreding
rozglądać się, wyglądać w przod
Lernen beginnen
uitkijken, keek uit, h uitgekeken
pierwszeństwo
Lernen beginnen
de voorrang
pieszy
Lernen beginnen
de voetganger
środowisko
Lernen beginnen
het milieu
przenosic cos gdzies
Lernen beginnen
overzetten
nasionko
Lernen beginnen
zaadje
koncentrowac sie
Lernen beginnen
concentreren zich
istotny
Lernen beginnen
essentieel
użytkownik
Lernen beginnen
de gebruiker
słuch
Lernen beginnen
gehoor
regularny
Lernen beginnen
geregeld
rozdzielić, podzielić
Lernen beginnen
indelen
podwójny
Lernen beginnen
duaal
front
Lernen beginnen
het front
zieloniutki
Lernen beginnen
het groentje
być zatrudnionym
Lernen beginnen
in dienst zijn
zorientować się
Lernen beginnen
zich orienteren
raportować
Lernen beginnen
rapporteren
specjalistyczny
Lernen beginnen
specialistisch
z zewnątrz
Lernen beginnen
van buitenaf
wariant
Lernen beginnen
de variant
księgowość
Lernen beginnen
accountancy
czas podjąć decyzje
Lernen beginnen
tijd om een knoop door de hakken dus
nie formalny
Lernen beginnen
informeel
mieć na oku
Lernen beginnen
in de gaten houden
pióro
Lernen beginnen
veer
praca
Lernen beginnen
het karwei
połysk
Lernen beginnen
de glans
w obiegu
Lernen beginnen
in omloop
wprowadzać
Lernen beginnen
invoeren
królestwo
Lernen beginnen
Koninkrijk
miedź
Lernen beginnen
het koper
mieszanina
Lernen beginnen
het mengsel
z upływem czasu
Lernen beginnen
na verloop van tijd
muszla
Lernen beginnen
de schelp
tytoń
Lernen beginnen
de tabak
ówczesny
Lernen beginnen
toenmalig
książe
Lernen beginnen
de vorst
nasiono
Lernen beginnen
het zaadje
w sumie, właściwie
Lernen beginnen
behoorlijk
żywy
Lernen beginnen
levend
wymyślić
Lernen beginnen
bedenken
jednakże
Lernen beginnen
echter
stosunek (np złota do srebra)
Lernen beginnen
verhouding
rzadkość
Lernen beginnen
zeldzaamheid
od tego czasu
Lernen beginnen
sindsdien
powiązane z
Lernen beginnen
affiniteit (met)
sporządzić bilans
Lernen beginnen
balans opstellen, stelde(n) op, h opgesteld
nadążać
Lernen beginnen
bijblijven, bleef, bleven bij, zijn bijgebleven
ciekawy, fascynujący
Lernen beginnen
boeiend
branża
Lernen beginnen
de branche
komunikować
Lernen beginnen
communiceren
kompetencje
Lernen beginnen
do competitie
przeanalizować, zbadać
Lernen beginnen
doorgronden, doorgrondde(n), h doorgrond
ekonomiczny, oszczędny
Lernen beginnen
zuinig
naprawiać
Lernen beginnen
repareren
testament
Lernen beginnen
het testament
znalezisko
Lernen beginnen
de vondst
nadawca
Lernen beginnen
de zender
co jest grane
Lernen beginnen
aan de hand zijn
klient
Lernen beginnen
de client
łańcuch,
Lernen beginnen
keten,
pieczywo
Lernen beginnen
het gebak
porcja
Lernen beginnen
de portie
bank żywności
Lernen beginnen
de voedselbank
przedmowa, wstęp
Lernen beginnen
inleiding
rdzeń, środek tekstu
Lernen beginnen
de ker
akapity
Lernen beginnen
alinea's
przyczyniać się do
Lernen beginnen
bijdragen aan
banknot
Lernen beginnen
bankbiljet
nacisk, parcie, pociąg
Lernen beginnen
de drang
dopasować się
Lernen beginnen
erbij horen
powaga
Lernen beginnen
de ernst
okaz, egzemplarz
Lernen beginnen
het exemplaar
tak czy inaczej
Lernen beginnen
hoe dan ook
popaść w długi
Lernen beginnen
in de schulden steken, stak(en), h gestoken
promowac
Lernen beginnen
lanceren
markowe
Lernen beginnen
het merk
pobrać pieniądze
Lernen beginnen
opnemen
wystawić (sztukę)
Lernen beginnen
opvoeren - voerde(n) op, h opgevoerd
problematyka
Lernen beginnen
problematiek
teatr
Lernen beginnen
het theater
skusić, uwieść, kusić
Lernen beginnen
verleiden, verleidde(n), h verleid
z powodu, spowodować
Lernen beginnen
wijten aan, weet, weten, h geweten
okazało się...
Lernen beginnen
is gebleken
dosyć (możliwe_, raczej
Lernen beginnen
tamelijk
leczenie
Lernen beginnen
genezen
stawać się świadomym
Lernen beginnen
zich ervan bewust worden
dobytek, posiadanie
Lernen beginnen
bezittingen
pojąć, zrozumieć
Lernen beginnen
beseffen
przez co
Lernen beginnen
waardoor
tak to jest z
Lernen beginnen
zo is er met
pyszne
Lernen beginnen
heerlijk
Co zauważasz
Lernen beginnen
Wat valt je op?
kierowca
Lernen beginnen
de automobilist
przedwczoraj
Lernen beginnen
eergisteren
kantyna
Lernen beginnen
de kantine
monter
Lernen beginnen
de monteur
zostawić po sobie
Lernen beginnen
nalaten, liet(en) na, h nagelaten
notariusz
Lernen beginnen
de notaris
w pobliżu, około
Lernen beginnen
omstreeks
wychwytywać, wyłapywać
Lernen beginnen
oprapen
chwalić, wychwalać
Lernen beginnen
prijzen, prees, prezen, h geprezen
szyk, kolejność
Lernen beginnen
volgorde
odświeżyć
Lernen beginnen
opknappen
asortyment
Lernen beginnen
het assortiment
poza domem
Lernen beginnen
buitenshuis
gotówką
Lernen beginnen
contant
eksperymentować
Lernen beginnen
experimenteren
wyzwolony
Lernen beginnen
geëmancipeerde
jak to
Lernen beginnen
hoezo?
skup, zakup
Lernen beginnen
de inkoop
wybić, rozbić, uderzyć
Lernen beginnen
inslaan, sloeg(en) in, h ingeslagen
magazyn
Lernen beginnen
het magazijn
niektóry, niejeden
Lernen beginnen
menig(e)
płacić kartą
Lernen beginnen
pinnen
wożenie się
Lernen beginnen
rondrijden, reed, reden rond, h rondgereden
taryfa
Lernen beginnen
het tarief
dwie osoby zarabiające
Lernen beginnen
tweeverdieners(mv)
obniżać
Lernen beginnen
verlagen, verlaagde(n), h verlaagd
nabiał
Lernen beginnen
zuivel
gospodarstwo domowe
Lernen beginnen
het huishouden
kupić, sprawić sobie
Lernen beginnen
aanschaffen
laicy
Lernen beginnen
leken
podanie, petycja
Lernen beginnen
verzoek
znak jakości
Lernen beginnen
keurmerk
prace dorywcze
Lernen beginnen
klussen
czasami
Lernen beginnen
weleens
przedtem
Lernen beginnen
voorheen
towar
Lernen beginnen
de voorrad
przyzwoity zysk
Lernen beginnen
behoorlijke winst
pod warunkiem że
Lernen beginnen
mits
mimo że
Lernen beginnen
hoewel
chyba że
Lernen beginnen
tenzij
ponieważ
Lernen beginnen
aangezien
dodatkowa praca
Lernen beginnen
de bijbaan
trener
Lernen beginnen
de coach
wyobrażenie, idea
Lernen beginnen
het denkbeeld
bufor, zapas
Lernen beginnen
de buffer
wciąż płacić
Lernen beginnen
doorbetalen, betaalde(n) door, h doorbetaald
być własnym szefem
Lernen beginnen
eigen baas zijn
pracować na etacie
Lernen beginnen
in loondiens zijn
podejmować
Lernen beginnen
ondernemen, ondernam, ondernamen, h ondernomen
zaczac prace na walsny rachunek
Lernen beginnen
voor jezelf beginnen
siedzieć bez pracy
Lernen beginnen
zonder werk zitten
radzę wszystkim
Lernen beginnen
ik raad wel indereen aan
z pewnością, rozumie się
Lernen beginnen
uiteraard
w zasadzie
Lernen beginnen
principe
co najwyżęj
Lernen beginnen
hooguit
przyzwoicie, porządnie
Lernen beginnen
netjes
uprzednia
Lernen beginnen
tevoren
radzić, zalecac
Lernen beginnen
aanraden
odbiorca
Lernen beginnen
de ontvanger
strategia
Lernen beginnen
de strategie
ujaśniać
Lernen beginnen
toelichten, lichtte(n) toe, h toegelicht
odpowiedzialny
Lernen beginnen
verantwoord
szybko
Lernen beginnen
spoedig
promieniowac pozytywnie
Lernen beginnen
positieve uitstraling
charakterystyczny, wyróżniający
Lernen beginnen
onderscheidend
chwalić się
Lernen beginnen
opscheppen
zapach stęchlizny
Lernen beginnen
muf geurtje
trening czyni mistrrza
Lernen beginnen
oefening baart kunst
hodowac
Lernen beginnen
kweken
siłą woli
Lernen beginnen
wilskracht
skupienie
Lernen beginnen
aandacht
zatrzymajmy się i pomyslmy o tym
Lernen beginnen
sta er eens bij stil
rozpaczać
Lernen beginnen
afleiden, leidde(n) af, h afgeleid
osobno
Lernen beginnen
afzonderlijk
archiwum
Lernen beginnen
het archief
stale, wciąż
Lernen beginnen
continu
skupiać się
Lernen beginnen
focussen
nastrój
Lernen beginnen
het gemoed, pl. gemoederen
To jest Ci dane (dar)
Lernen beginnen
het is je gegeven
sztuczny
Lernen beginnen
kunstmatig
nastąpiło potem
Lernen beginnen
nadie
odświeżać, poprawić
Lernen beginnen
opkrikken, krikte(n) op, h opgekrikt
produktywny
Lernen beginnen
productief
czerpać z
Lernen beginnen
profiteren van
rytm
Lernen beginnen
het ritme
bałagan, smieci
Lernen beginnen
de rotzooi
dzwonić
Lernen beginnen
telefoneren
marnować
Lernen beginnen
verspillen, verspilde(n), h verspild
oskarżenie
Lernen beginnen
het verwijt - verwijten - obwiniac
budzik
Lernen beginnen
de wekker
w konsekwencji
Lernen beginnen
bijgevolg
wysypisko
Lernen beginnen
vuilnisbelt
zmuś się do
Lernen beginnen
duw jezelf tot
naprawde, grubo
Lernen beginnen
uiterst
iść po coś
Lernen beginnen
gaan voor
koza
Lernen beginnen
de geit
mocna wiara w
Lernen beginnen
heilig geloven in
zrobić coś z
Lernen beginnen
iets maken van
mistrzostwa
Lernen beginnen
het kampioenschap
czystość
Lernen beginnen
de netheid
bydło
Lernen beginnen
het rund
opracować, wykonać
Lernen beginnen
uitwerken, werkte(n) uit, h uitgewerkt
dyscyplina
Lernen beginnen
het vakgebied
rzemieślnicy
Lernen beginnen
de vakleiden
rzemiosło
Lernen beginnen
het vakmanschap
zakładać że
Lernen beginnen
aannemen dat
podejście
Lernen beginnen
de benadering
konkurencja
Lernen beginnen
de concurrentie
koordynowac
Lernen beginnen
coördineren
uprawiać
Lernen beginnen
doen aan
mowa tu o nieruchomosciach
Lernen beginnen
er is sprake van vastgoed
chodzi o
Lernen beginnen
gaan om
rzecz w tytm ze
Lernen beginnen
het punt is
cokolwiek
Lernen beginnen
het zal wel
staż pracy
Lernen beginnen
de loopbaan
motywować
Lernen beginnen
motiveren
plik
Lernen beginnen
het bestand
konkurować
Lernen beginnen
concurreren
dokładnie
Lernen beginnen
exact
inwentaryzacja
Lernen beginnen
de inventaris
przejrzeć
Lernen beginnen
inzien, zag(en) in, h ingezien
Izba Handlowa
Lernen beginnen
Kamer van Koophandel
opłaty miesięczne
Lernen beginnen
de maandlasten
szyć
Lernen beginnen
naaien
koszula
Lernen beginnen
het overhemd
przejmować
Lernen beginnen
overnemen
specjalizować się
Lernen beginnen
zich secialiseren
osoba rozpoczynająca działalność
Lernen beginnen
de starter
zawód, rozczarowanie
Lernen beginnen
teleurstelling
wyliczać, obliczać
Lernen beginnen
uitrekenen, rekende(n) uit, h uitgerekend
być zlokalizowanym
Lernen beginnen
zich vestigng
w ten sposób
Lernen beginnen
zodoende
wykłady
Lernen beginnen
de lezingen
wtedy
Lernen beginnen
destijds
tekstylia
Lernen beginnen
stoffen
dotacje kultularne
Lernen beginnen
cultuursubsidies
drastycznie
Lernen beginnen
drastisch
stać się ofiarą
Lernen beginnen
de dupe worden
tracić
Lernen beginnen
wegvallen
wykwalifikowany
Lernen beginnen
bekwaam
ocena
Lernen beginnen
de beoordeling
promować
Lernen beginnen
bevorderen, bevorderde(n), h bevoerderd
księgowy
Lernen beginnen
de boekhouder
kolekcja
Lernen beginnen
de collectie
uporać się, poradzić sobie
Lernen beginnen
aanpakken, pakte(n) aan, h aangepakt
broszura
Lernen beginnen
de brochure
przymus
Lernen beginnen
de dwang
oceniać, ocenić
Lernen beginnen
evalueren
narzędzię
Lernen beginnen
het hulpmiddel
rozpacząć
Lernen beginnen
in gang zetten
feedback, odpowiadac na potrzebe
Lernen beginnen
inspelen op, speelde(n) in, h ingespeeld
intro, wprowadzenie
Lernen beginnen
de introductie
mile widziane
Lernen beginnen
mooi meegenomen
norma
Lernen beginnen
de norm
zgiełk, gorączka, szalenstwo
Lernen beginnen
hactiek
mieć czas na
Lernen beginnen
toekomen aan, kwam(en) toe, zijn toegekomen
wykonywać, wprowadzić
Lernen beginnen
uitvoeren, voerde(n) uit, h uitgevoerd
wagarować, uchybienie
Lernen beginnen
verzuimen, verzuimde(n), h verziumd
spełniać coś
Lernen beginnen
voldoen aan, voldeed, voldeden, h voldaan
zysk
Lernen beginnen
de winst
spacery w porze lunchu sa bardzo korzystne dla pracodawcy
Lernen beginnen
Lunchwandelen levert u als werkgever veel op
odporność
Lernen beginnen
weerbaarheid
potrzeba
Lernen beginnen
de behoefte
dostarczać czegoś
Lernen beginnen
opleveren
okazja
Lernen beginnen
gelegenheid
dosłownie
Lernen beginnen
letterlijk
w przenośni
Lernen beginnen
figuurlijk
prawie, niemal
Lernen beginnen
vrijwel
duch
Lernen beginnen
de geest
niskoprogowa, niewymagająca
Lernen beginnen
laagdrempelige
w sumie, właściwie
Lernen beginnen
immers
obiekt, pomieszczenie
Lernen beginnen
faciliteit
przeciętny
Lernen beginnen
matig
podstawa, baza, fundament, punkt wyjscia
Lernen beginnen
draagvlak
attendeer
Lernen beginnen
przyciągać uwage, atencjusz
zakotwiczyć
Lernen beginnen
verankeren
przybyc
Lernen beginnen
aankomen, kwam(en) aan, zijn aangekomen
zakupić
Lernen beginnen
aanschaffen, schafte(n) aan, h aangeschaft
otwierać firme
Lernen beginnen
een bedrijf beginnen
zwiększać, powiększać
Lernen beginnen
vergroten, vergrootte(n), h vergroot
wystarczac
Lernen beginnen
volstaan met, volstond(en), h volstaan
rozgrzewać
Lernen beginnen
opwarmen, warmde(n) op, h opgewarmd
orkiestra
Lernen beginnen
het orkest
stymulować, podniecać
Lernen beginnen
prikkelen
rozciągać
Lernen beginnen
rekken
zdumienie
Lernen beginnen
de verwondering
powrócić
Lernen beginnen
terugkeren, keerde(n) terug, zijn teruggekeerd
staromodny
Lernen beginnen
ouderwets
dotacja
Lernen beginnen
subsidie
dostępny
Lernen beginnen
toegankelijk
główna droga
Lernen beginnen
De doorgaande weg
ustawa o kontroli hałasa
Lernen beginnen
Geluidshinderwet
odrzucono
Lernen beginnen
afgewezen
Dotacja przyznawana jest w kolejnosci wplywania zgloszenia
Lernen beginnen
De subsidie wordt toegekend op volgorde van binnenkomst van de melding
alkoholowe
Lernen beginnen
alcoholisch
zaangażowanie
Lernen beginnen
de betrokkenheid
budżet
Lernen beginnen
het budget
deklaracja
Lernen beginnen
de declaratie
odpowiedni
Lernen beginnen
dasbetreffend
zaproszony
Lernen beginnen
de genodigde
ambaras, uciążliwość
Lernen beginnen
de hinder
kwalifykować się do
Lernen beginnen
in aanmerking komen voor
instalacja
Lernen beginnen
installatie
kopiować
Lernen beginnen
kopiëren
darmowy
Lernen beginnen
kosteloos
zwolnienie, zrzeczenie sie, odstepstwo
Lernen beginnen
ontheffing
przekraczać
Lernen beginnen
overschrijden, overschreed, overschreden, h overschreden
publikować
Lernen beginnen
publiceren
rażąca zniewaga
Lernen beginnen
grove belediging
śmiech, uśmiech
Lernen beginnen
de glimlach
podawać ręke
Lernen beginnen
handen schudden
na wzór, coś w stylu
Lernen beginnen
in de trant van
język ciała
Lernen beginnen
lichaamstaal
objekt
Lernen beginnen
het object
ratować się
Lernen beginnen
zich redden
tabu
Lernen beginnen
het taboe
wywoływać, czarowac
Lernen beginnen
toveren
przedstawiać
Lernen beginnen
uitbeelden, beeldde(n) uit, h uitgebeeld
dzgnac
Lernen beginnen
neersteken
obrażać
Lernen beginnen
beledigen
zapalić
Lernen beginnen
opsteken
kciuk
Lernen beginnen
duim
nieprzyzwoity
Lernen beginnen
obsceen
jest doceniane
Lernen beginnen
Wordt gewaardeerd
przeprosić
Lernen beginnen
verontschuldigen
kciuk w gore
Lernen beginnen
opgestoken dium
znieważenie
Lernen beginnen
belediging
kobiece
Lernen beginnen
vrouwelijk
wiedzieć o
Lernen beginnen
afweten van, wist(en) af, h afgeweten
ambasador
Lernen beginnen
de ambassadeur
balet
Lernen beginnen
het ballet
uraz
Lernen beginnen
de blessure
współczesny
Lernen beginnen
hedendaags
klasyczny
Lernen beginnen
klassiek
mieszać
Lernen beginnen
mengen
występ muzyczny
Lernen beginnen
muzikale uitvoering
opisać
Lernen beginnen
omschrijven, omschreef, omschreven, h omschreven
podświadomy
Lernen beginnen
onbewuste
otwierać firme
Lernen beginnen
oprichten
szeptać
Lernen beginnen
fluisteren
pociągające
Lernen beginnen
aantrekkelijk
z demencją
Lernen beginnen
demente
mieć demencje
Lernen beginnen
dementeren
etniczny
Lernen beginnen
etnisch
wiara
Lernen beginnen
de godsdienst
rozpoznawać
Lernen beginnen
herkennen
integracja
Lernen beginnen
de integratie
luka
Lernen beginnen
de kloof
wchodzić
Lernen beginnen
opgaan
dążyć
Lernen beginnen
streven
jednostka mieszkalna
Lernen beginnen
de woonunit
marchew
Lernen beginnen
de wortel
inni ludzie
Lernen beginnen
andermans
autorytet
Lernen beginnen
de autoriteit
znać coś, byc z czyms zapoznany
Lernen beginnen
bekend zijn met
zniewazenie
Lernen beginnen
belediging
kontynent
Lernen beginnen
continent
kontrast
Lernen beginnen
het contrast
nieco
Lernen beginnen
enigszins
tak jak, takżę
Lernen beginnen
evenals
gest
Lernen beginnen
het gebaar
aranżacja
Lernen beginnen
het arrangement
zabukować
Lernen beginnen
boeken
na zawsze, wieczne
Lernen beginnen
eeuwig
uroczysty
Lernen beginnen
feestelijk
grupa
Lernen beginnen
het gezelschap
intymny
Lernen beginnen
intiem
nie zapomniany
Lernen beginnen
onvergetelijk
przyjemny
Lernen beginnen
plezierig
pyszny
Lernen beginnen
verrukkelijk
ozdabiać
Lernen beginnen
versieren, versierde(n), h versierd
wykonać, dokonać, zawrzeć
Lernen beginnen
voltrekken, voltrok(ken), h voltrokken
ceremonia
Lernen beginnen
plechtigheid
przyjemność
Lernen beginnen
capaciteit
żywiołowy, żwawy
Lernen beginnen
uitbundig
kotwica
Lernen beginnen
de anker
rozpieszczony
Lernen beginnen
verwend
urzednik stanu cywilnego
Lernen beginnen
ambtenaar van de burgerlijke stand
bezludna
Lernen beginnen
onbewoond
fanaberie
Lernen beginnen
fratsen
zbiór, grupa
Lernen beginnen
voorzameling
tło
Lernen beginnen
de achtergrond
istnienie
Lernen beginnen
bestaan
być sprzecznym
Lernen beginnen
druist
luka, odchłań
Lernen beginnen
kloof
nadciągać
Lernen beginnen
benaderen
wymienić się
Lernen beginnen
uitwisselen, wisselde(n) uit, h uitgewisseld
mieć na uwadze
Lernen beginnen
voor ogen houden, hield(en), h gehouden
nieład
Lernen beginnen
de wanorde
w rzeczy samej
Lernen beginnen
wel degelijk
obsługa
Lernen beginnen
de afhandeling
hamować
Lernen beginnen
afremmen, remde(n) af, h afgeremd
zjazd
Lernen beginnen
de afrit, de afritten
przyczynić się, mieć swoj wkład
Lernen beginnen
bijdrage leveren
martwa strefa
Lernen beginnen
de dode hoek
przepływ
Lernen beginnen
stromende doorstroming
zmuszać, wymuszać, forsować
Lernen beginnen
forceren
zdrowy rozsądek
Lernen beginnen
gezond verstand
pogotowie
Lernen beginnen
de hulpdienst
infrastruktura
Lernen beginnen
de infrastructuur
osadzić, wstawić, wkłuć
Lernen beginnen
invoegen, voegde(n) in, h ingevoegd
zbyteczny, niepotrzebny
Lernen beginnen
nodeloos / nodeloze
z szybkością
Lernen beginnen
op snelheid
otwarcie
Lernen beginnen
openstellen, stelde(n) open, h opengesteld
przewaga
Lernen beginnen
de overhand
mijać, przechodzić, przepuszczać
Lernen beginnen
pass, pass, passpasseren
wskazać kierunek
Lernen beginnen
de richting aangeven, gaf, gaven aan, h aangegeven
rondo
Lernen beginnen
de rotonde
szczyt
Lernen beginnen
de spits
interwencja
Lernen beginnen
de tussenkomst
nieważny
Lernen beginnen
ongeldig(e)
komfortowy
Lernen beginnen
comfortabel
nakładać, narzucać
Lernen beginnen
opleggen, legde(n) op. h opgelegd
przestępca
Lernen beginnen
de overtreder
producent
Lernen beginnen
de producent
sankcja
Lernen beginnen
de sanctie
wydłużanie
Lernen beginnen
verlenging
pojazd
Lernen beginnen
het voertuig
karalny
Lernen beginnen
strafbaar
bezładnie, zygzakiem
Lernen beginnen
kriskras
piekło, kocioł
Lernen beginnen
heksenketel
bardzo, mega
Lernen beginnen
hartstikke
masowo
Lernen beginnen
massaal
tablice
Lernen beginnen
de borden
ogrodzenia
Lernen beginnen
de hekken
mieć wyjebane
Lernen beginnen
aan je laars lappen
już czas, gotowe
Lernen beginnen
het is zover
skrzyżowanie
Lernen beginnen
de kruising
zagrożenie życia
Lernen beginnen
levensgevaarlijk
do łopaty
Lernen beginnen
op de schop gaan, ging(en), zijn gegaan
uważać
Lernen beginnen
oppassen, paste(n) op, h opgepast
szosa
Lernen beginnen
de rijbaan, de rijbanen
droga
Lernen beginnen
de route
guma
Lernen beginnen
de rubber
ostro, skoncentrowanie
Lernen beginnen
scherp(e)
skuter
Lernen beginnen
de scooter
światła
Lernen beginnen
het stoplicht
przeciwdziałać
Lernen beginnen
tegenwerken, werkte(n) tegen, h tegengewerkt
póki co, narazie
Lernen beginnen
vooralsnog
mróz
Lernen beginnen
de vorst
oszczędzać
Lernen beginnen
besparen, bespaarde(n), h bespaard
w mieście
Lernen beginnen
de binnenstad
portmonetka
Lernen beginnen
de portemonnee
stać w mijescu
Lernen beginnen
stilstaan, stond(en) stll, h stilgestaan
zredukować
Lernen beginnen
terugdringen, drong(en) terug, h teruggedrongen
wyemitować
Lernen beginnen
uitstoten, stootte(n) uit, h uitgestoten
dalej
Lernen beginnen
verderop
podwoić
Lernen beginnen
verdubbelen, verdubbelde(n), h verdubbeld
zanieczyszczenie
Lernen beginnen
de vervuiling
powstanie, źródło
Lernen beginnen
het ontstaan
Przemówienie
Lernen beginnen
Toespraak
Firma artystyczna
Lernen beginnen
artiestieke gezelschap
ogłaszać
Lernen beginnen
aankondigen, kondigde(n) aan, h aangekondigd
notatka
Lernen beginnen
de aantekening
dmuchać
Lernen beginnen
blazen, blies, bliezen, h geblazen
motorower
Lernen beginnen
de bromfiets
idzie źle, popełniać błąd
Lernen beginnen
de fout in gaan, ging(en), zijn ggaan
udział
Lernen beginnen
de deelname
oszukiwać, zdefraudować
Lernen beginnen
frauderen
wartość, walor, wolumin
Lernen beginnen
het gehalte
być w grze
Lernen beginnen
in het spel zijn
limit
Lernen beginnen
de limiet
oświadczenie
Lernen beginnen
de mededeling
akceptowalne
Lernen beginnen
acceptabel
wystraszyć się, przestraszyć
Lernen beginnen
afschrikken, schrikte(n) af, h afgeschrikt
w wyniku, w rezultacie
Lernen beginnen
als gevolg van
przeszkadzać, utrudniać
Lernen beginnen
belemmeren, belemmerde(n), h belemmerd
mandat
Lernen beginnen
de boete
wnioskować
Lernen beginnen
concluderen
w tygodniu
Lernen beginnen
doordeweeks
zazwyczaj, ogólnie, generalnie
Lernen beginnen
doorgaans
efektywny
Lernen beginnen
effectief / effectieve
mieć już dosyć
Lernen beginnen
genoeg hebben van
nie mieć większego znaczenia
Lernen beginnen
het scheelt niet veel
inwalida
Lernen beginnen
de invalide
uciekać (pieniądze)
Lernen beginnen
mislopen, liep(en) mis, h misgelopen
unikać, mijać
Lernen beginnen
ontwijken, ontweek, ontweken, h ontweken
sporadycznie
Lernen beginnen
af en toe
krzew
Lernen beginnen
de struik
zwiększać, wzrastać
Lernen beginnen
de toename, de toenames
utrzymywać
Lernen beginnen
meehouden
śmieszny, absurdalny
Lernen beginnen
belachelijk
zabandażowana kostka
Lernen beginnen
enkel in het verband
wysoki puls
Lernen beginnen
hoge pols
nadzorować
Lernen beginnen
surveilleren
być konsekwencją czegoś
Lernen beginnen
voortkomen uit
staw
Lernen beginnen
vijver
zróżnicowane taryfy
Lernen beginnen
gedifferentieerde tarieven
zbierać, gromadzić
Lernen beginnen
verzamelen
rżemieślniczy
Lernen beginnen
ambachtelijk
śmieci
Lernen beginnen
het afval
obrabiać, edytować
Lernen beginnen
bewerken, bewerkte(n), h bewerkt
skrzynka pocztowa
Lernen beginnen
de brievenbus
kafelek, kafel, dachówka
Lernen beginnen
de tegel
odpady wielogabarytowe
Lernen beginnen
het grofvuil
przetworzyć, ponowne użycie
Lernen beginnen
hergebruiken, hergebruikte(n), h hergebruikt
wapno
Lernen beginnen
de kalk
ziarnko,
Lernen beginnen
de korrel,
drabina
Lernen beginnen
de ladder
długo/krótko trwałe
Lernen beginnen
lang/kort meegaan, ging(en) zijn meegegaan
innymi słowy
Lernen beginnen
oftewel
przekształcić w
Lernen beginnen
omzetten in, zette(n) om, h omgezet
gruz
Lernen beginnen
het puin
klasyfikować, dzielić
Lernen beginnen
rangschikken
recykling
Lernen beginnen
recyclen, recyclede(n), h gerecycled
czyścić
Lernen beginnen
reinigen
resztka
Lernen beginnen
het restant
sortować
Lernen beginnen
sorteren
odkładać
Lernen beginnen
storten
palić
Lernen beginnen
verbranden, verbrandde(n), h verbrand
odchodzić w zapomnienie
Lernen beginnen
verloren gaan, ging(en), z gegaan
strawić
Lernen beginnen
verteren, verteerde(n), h verteerd
ogrzewanie
Lernen beginnen
de verwarming
przetworzyć
Lernen beginnen
verwerken, verwerkte(n), h verwerkt
kolejność
Lernen beginnen
volgorde
jak najmniej
Lernen beginnen
zo min mogelijk
styropian
Lernen beginnen
piepschuim
nacierać, napadaćs
Lernen beginnen
aantasten
naruszony
Lernen beginnen
aangetast
ropa naftowa
Lernen beginnen
aardolie
uprawiać, hodować
Lernen beginnen
telen
dostępny
Lernen beginnen
toegankelik
rozważać, rozstrzygać o
Lernen beginnen
een uitspraak doen over
zdrowie publiczne
Lernen beginnen
Volksgezondheid
wydawać
Lernen beginnen
besteden
leżeć n półkach
Lernen beginnen
in de schappen liggen
na dole
Lernen beginnen
op de bodem
zostać otoczonym
Lernen beginnen
wordt omringd
krajobrazy polderowe
Lernen beginnen
polderlandschappen
słona powierzchnia
Lernen beginnen
zoute ondergrond
kwitnąć (kwiaty)
Lernen beginnen
bloeien
przebieg wydarzeń
Lernen beginnen
gang van zaken
wybrzeże
Lernen beginnen
de kust
być połączony z
Lernen beginnen
in verbinding staan met, stond(en), h gestaan
przemysł
Lernen beginnen
de industrie
nawóz
Lernen beginnen
de mest
obszar naturalny
Lernen beginnen
natuurgebied
zalać, zalewać
Lernen beginnen
overstromen, overstroomde(n), h/z overstroomd
uroczy
Lernen beginnen
sierlijk(e)
zastąpić, wypchnąć
Lernen beginnen
verdringen, verdrong(en), h verdrongen
przypływ, powódź
Lernen beginnen
de vloed, de vloeden
wilgoć
Lernen beginnen
het vocht
wygrywać
Lernen beginnen
winnen, won(nen), h gewonnen
zatrważający, niesamowity, ogromny, straszny
Lernen beginnen
ontzettend
rzadki
Lernen beginnen
zeldzame
ból oczu
Lernen beginnen
zare ogen
robić miejsce dla
Lernen beginnen
plaatsmaken voor
uprawa
Lernen beginnen
de teelt
wymierać, wytępić
Lernen beginnen
uitsterven, stierf, stierven uit, zijn uitgestorven
trzoda, bydło
Lernen beginnen
het vee
uprawiać, budować, remontować
Lernen beginnen
verbouwen, verbouwde(n), h verbouwd
wygnać, wypędzać
Lernen beginnen
verdrijven, verdreef, verdreven, h verdreven
pasza
Lernen beginnen
het voer
zatrudnienie
Lernen beginnen
de werkgelegenheid
rzecznik
Lernen beginnen
de woordvoerder
oczyszczać, korygować
Lernen beginnen
zuiveren
zapylanie
Lernen beginnen
bestuiving
trujący
Lernen beginnen
giftige
również, także
Lernen beginnen
tevens
przed, zanim
Lernen beginnen
alvorens
jednakże
Lernen beginnen
echter,
przecież, wszak
Lernen beginnen
immers
w związku z tym
Lernen beginnen
hierom
więc, zatem
Lernen beginnen
derhalve
Ogólnie rzecz biorąć
Lernen beginnen
al met al
także, również
Lernen beginnen
evenals
rywalizować
Lernen beginnen
meedingen
kafelkować
Lernen beginnen
betegelen
niezbędny
Lernen beginnen
onmisbaar
brukować
Lernen beginnen
bestraten
substancje toksyczne
Lernen beginnen
giftige stoffen
frekfencja
Lernen beginnen
aanwezigheid
przybywać, lądować na talerzu
Lernen beginnen
belanden, belandde(n), zijn beland
stwierdzać
Lernen beginnen
constateren
trucizna
Lernen beginnen
het gif
używać, posługiwać się
Lernen beginnen
hanteren
pochodzenie
Lernen beginnen
de herkomst
inspekcja
Lernen beginnen
de inspectie
miernik
Lernen beginnen
de meter
pomiar
Lernen beginnen
de meting
realizować
Lernen beginnen
realiseren
punktować
Lernen beginnen
scoren
stopniowo do
Lernen beginnen
geleidelijk aan
klasc sie do snu
Lernen beginnen
in slaap vallen, vielen, zijn gevallen
zasypiac
Lernen beginnen
inslapen, sliep(en), zijn ingeslapen
lekko
Lernen beginnen
licht(e)
awans, praca doktorsa
Lernen beginnen
de promotie
zmęczony
Lernen beginnen
vermoeid(e)
niedobór snu
Lernen beginnen
slapeloos, slapeloze
rozbijać, być rozbitym
Lernen beginnen
slopen
czujny
Lernen beginnen
waakzaam / waakzame
bardziej wrażliwy
Lernen beginnen
gevoeliger
próg wybudzenia
Lernen beginnen
wekdrempel
okoliczności, warunek, sytucja
Lernen beginnen
omstandigheden
leży we względzie
Lernen beginnen
ligt ten opzichte van
gołe niebo
Lernen beginnen
blote hemel
świstak
Lernen beginnen
de marmot
wylesianie
Lernen beginnen
ontbossing
ogromne konsekwencje
Lernen beginnen
een heftig gevolg
glob
Lernen beginnen
aardbol
atakować
Lernen beginnen
aantasten, tastte(n) aan, h aangetast
atmosfera
Lernen beginnen
de atmosfeer
paliwo
Lernen beginnen
de brandstof
konsumpcja
Lernen beginnen
de consumptie
fundusz
Lernen beginnen
het fonds
importować
Lernen beginnen
importeren
wycinać, ciąć
Lernen beginnen
kappen
rolnictwo
Lernen beginnen
de landbouw
przyjazne dla środowiska produkty
Lernen beginnen
milieuvriendelijke producten
neutralny
Lernen beginnen
neutraal / neutrale
żniwa,
Lernen beginnen
oogsten
na dużą skale
Lernen beginnen
op (grote) schaal
dostać/mieć dostęp do
Lernen beginnen
toegang krijgen/hebben tot
wynosić, osiągać
Lernen beginnen
uitkomen op
biegły, sprawny, wykfalifikowany
Lernen beginnen
vaardig(e)
konsumpcja, zużycie
Lernen beginnen
het verbruik
prowadzenie
Lernen beginnen
de voorsprong
odejmować, zawierać, pociągać za sobą
Lernen beginnen
inhouden
krążyć wokół
Lernen beginnen
omlopen
znacznie, znaczny
Lernen beginnen
aanzienlijk
mały, malutki, daremny
Lernen beginnen
nietig
ciężki, poważny
Lernen beginnen
zwaarwegend
odpadł od tego
Lernen beginnen
is eraf gevallen
nieunikniony
Lernen beginnen
onvermijdelijk
manipulować
Lernen beginnen
manipuleren
sieć
Lernen beginnen
het netwerk
dolna strona
Lernen beginnen
onderzijde
z rzędu
Lernen beginnen
op rij
raj
Lernen beginnen
het paradijs
nagranie
Lernen beginnen
het record
strata
Lernen beginnen
de schadepost
dokument
Lernen beginnen
het stuk
Ponieważ wypłacone kwoty nie pasują do Twojego zwykłego schematu wypłaty
Lernen beginnen
Aangezien de opgenomen bedragen niet bij uw gebruikelijke opnamepatroon passen
połączenie, przyłączenie
Lernen beginnen
de aansluiting
prowadzić, przewodzić
Lernen beginnen
aanvoeren, voerde(n) aan, h aangevoerd
mieć dostęp do
Lernen beginnen
beschikking hebben over
zamiar, cele
Lernen beginnen
het doeleinde
częsty, liczny
Lernen beginnen
frequent
gospodarstwo domowe
Lernen beginnen
het huishouden
nadejście
Lernen beginnen
de komst
kwartał
Lernen beginnen
het kwartaal
średni
Lernen beginnen
medio
militarny
Lernen beginnen
militair(e)
obejmować
Lernen beginnen
omvatten, omvatte(n), h omvat
zamienić, przeksztłcić
Lernen beginnen
omzetten, zette(n) om, h omgezet
ziarnko prawdy
Lernen beginnen
een kern van waarheid
wyzwanie, zadanie, praca do wykonbania
Lernen beginnen
de opgave
prasa
Lernen beginnen
de pers
lokalny
Lernen beginnen
plaatselijk(e)
produkcja
Lernen beginnen
de productie
dotacja, zasiłek
Lernen beginnen
de subsidie
relatywnie
Lernen beginnen
relatief
brak, niedociągnięcie
Lernen beginnen
de tekortkoming
wypaść, wypadać
Lernen beginnen
uitvallen, viel(en) uit, zijn uitgevallen
mieć znaczenie
Lernen beginnen
van belang
porównywać z
Lernen beginnen
vergeleken met
poważny, główny, pierwszy
Lernen beginnen
voornaam / voorname
doły bez dna
Lernen beginnen
bodemloze putten
cierpieć, znosić
Lernen beginnen
verdragen
przeszłość została zamknięta
Lernen beginnen
verleden hebben afgesloten
oszczędzać, ciąć koszta
Lernen beginnen
bezuinigen
nie ufałem mu
Lernen beginnen
Ik vertrouwde hem niet / ik heb hem niets toevertrouwd
kot zwinął się w kłębek
Lernen beginnen
De kat heef zich opgerold
Zhang usadowił się w swoim fotelu
Lernen beginnen
Zhang heeft zich neergevlijd in zijn luie stoel
Policja przymknela oko
Lernen beginnen
De politie heeft een oogje dichtgeknepen
automat
Lernen beginnen
de automaat
bateria
Lernen beginnen
de batterij
system płatności, płatność
Lernen beginnen
betalingverkeer
odpowiedni
Lernen beginnen
bijbehorend(e)
kryminalność
Lernen beginnen
de criminaliteit
kryminalista
Lernen beginnen
de crimineel
dane (np serwer)
Lernen beginnen
de data
powłoka, zatyczka, kapsel
Lernen beginnen
de dop
stać za czymś
Lernen beginnen
erachter zitten, zat(en) h gezeten
zbierac wszystko w jedno miejsce
Lernen beginnen
in kaart brengen, bracht(en) h gebracht
cytat
Lernen beginnen
het citaat
esencja
Lernen beginnen
de essence
generacja
Lernen beginnen
de generatie
być zależnym od
Lernen beginnen
het moeten hebben van
najwyższy czas
Lernen beginnen
de hoogste tijd
dzisiejsza młodzież
Lernen beginnen
de jeugd van tegenwoordig
osądzać
Lernen beginnen
oordelen
tworzyć zależność od
Lernen beginnen
overleveren aan, leverde(n) over, h ovegeleverd
ekran
Lernen beginnen
het scherm
szukać wsparcia u
Lernen beginnen
terugvallen op, viel(en) terug, zijn teruggevallen
być niemodnym, wyjść z mody
Lernen beginnen
uit zijn
mnóstwo
Lernen beginnen
volop
spłukiwać
Lernen beginnen
de spoeling
mężczyzna podjudza tłum przeciwko uwolnionemu przestępcy
Lernen beginnen
De man hitst de menigte op tegen de vrijgelaten misdadiger
Faith była zaskoczona liczbą sczurów w holandii
Lernen beginnen
Faith verbaasde zich over het aantal ratten in Nederland
być powiązanym z
Lernen beginnen
hangt samen met
być wściekłym na
Lernen beginnen
windt zich op over
trwa nadal
Lernen beginnen
sleept zich voort
przemawiać do
Lernen beginnen
aanspreken op, sprak(en) aan, h aangesproken
przemijać, wygasać
Lernen beginnen
aflopen, liep(en) af, zijn afgelopen
tępy, głupi
Lernen beginnen
bot(te)
skorumpowany
Lernen beginnen
corrupt
surowiec
Lernen beginnen
de grondstof
imidż
Lernen beginnen
het imago
incydent
Lernen beginnen
het incident
dodawać, uzupełniać, wypełniać
Lernen beginnen
aanvullen, vulde(n) aan, h aangevuld
kampania
Lernen beginnen
de campagne
komfort
Lernen beginnen
het comfort
etyczny
Lernen beginnen
ethisch
expert
Lernen beginnen
de expert
producent
Lernen beginnen
de fabrikant
korek
Lernen beginnen
de file
interpretować
Lernen beginnen
interpreteren
wchodzić na rynek
Lernen beginnen
op de markt komen
na dłuższą mete
Lernen beginnen
op den duur
w zakresie
Lernen beginnen
op het gebied van
ścigać się
Lernen beginnen
racen, racete(n), h geracet
jazda, przejażdżka
Lernen beginnen
de rit
trzymać się, nie poddawać
Lernen beginnen
van kracht zijn
obserwacja
Lernen beginnen
de waarneming
zabierać, odejmować
Lernen beginnen
wegnemen, nam(en) weg, h weggenomen
widok
Lernen beginnen
het zicht
akademia
Lernen beginnen
de academie
że tak powiem
Lernen beginnen
bij wijze van spreken
ubierać
Lernen beginnen
aankleden, kleedde(n) aan, h aangekleed
ulewa
Lernen beginnen
de bui
kreować
Lernen beginnen
creëren
prysznic
Lernen beginnen
douchen
wielkość, rozmiar
Lernen beginnen
de grootte
hormon
Lernen beginnen
het hormoon
uspokajajacy
Lernen beginnen
kalmerend(e)
medytacja
Lernen beginnen
de meditatie
mentalny
Lernen beginnen
mentaal / mentale
nacisk, akcent, dobitność
Lernen beginnen
de nadruk
niepochamowany
Lernen beginnen
ongeremd(e)
zwinąć się
Lernen beginnen
opkrullen, krulde(n) op, h opgekruld
troska, zamartwienie
Lernen beginnen
piekeren
ograniczający ból (środe)
Lernen beginnen
pijnstillend(e)
produkować
Lernen beginnen
produceren
rytułał
Lernen beginnen
het ritueel
rechot
Lernen beginnen
schateren
sesja
Lernen beginnen
de sessie
napinać, rozciągać
Lernen beginnen
strekken
podatny
Lernen beginnen
vatbaar / vatbare
pewny siebie
Lernen beginnen
zelfverzekerd(e)
zabawny, cudowny
Lernen beginnen
wonderlijke
mózg
Lernen beginnen
de hersenen
melanholijnhy
Lernen beginnen
piekeraars
wrażliwy
Lernen beginnen
gevoelig
psychiczny, umysłowy
Lernen beginnen
geestelijk
nieodparty
Lernen beginnen
onweerstaanbaar
radość
Lernen beginnen
vreugde
niestosowny
Lernen beginnen
inadequaat
jabym utknął
Lernen beginnen
alsof ik vast zat
hojny
Lernen beginnen
vrijgevig
pochopny
Lernen beginnen
overhaast
że nie mogłem sobie z tym poradzić
Lernen beginnen
dat ik het niet aankon
beztroski
Lernen beginnen
zorgeloos
bezsilny
Lernen beginnen
machteloos
zbyt zaangażowany
Lernen beginnen
te betrokken
Jakby życie wymkneło się z pod kontroli
Lernen beginnen
Alsof mijn leven stuurlos was
Jakby wszystko się piętrzyło
Lernen beginnen
Alsof de dingen zich leven opstappelen
spokojny
Lernen beginnen
vredig
Jakby nie było ucieczki
Lernen beginnen
Alsof er geen ontsnappen aan was
Jakbym dzwigał ciężki ciężar
Lernen beginnen
Alsof ik een zware last droeg
że właśnie się poddałem
Lernen beginnen
dat ik ht maar opgaf
że mam za dużo do zrobienia w rotkim czasie
Lernen beginnen
Alsof er te veel te doen was in te winig tijd
zwolennik
Lernen beginnen
de aanhanger
cukrzyca
Lernen beginnen
de diabetes
ciągły, nieustanny
Lernen beginnen
gestaag / gestage
choroby serca i układu krążenia
Lernen beginnen
hart- en vaatziekten
pod tym względem
Lernen beginnen
in dat opzicht
instancja
Lernen beginnen
de instantie
zmniejszać
Lernen beginnen
minderen
otyłość
Lernen beginnen
de obesitas
przechodzić na
Lernen beginnen
overgaan op, ging(en) over, zijn overgegaan
plantacja
Lernen beginnen
de plantage
vegetariaskie
Lernen beginnen
vegetarisch
przedtem
Lernen beginnen
voorheen
dobrobyt, dostatek
Lernen beginnen
de welvaart
las, drewno, puszcza
Lernen beginnen
het woud
to czego komuś brakuje
Lernen beginnen
datgene waarin iemand tekortschiet
duża ilość
Lernen beginnen
heleboel
analiza
Lernen beginnen
de analyse
bazować na
Lernen beginnen
baseren op, baseerde(n), h gebaseerd
kość
Lernen beginnen
het bot
zgięcie, zginać
Lernen beginnen
buiging
obracać się krecić się krązyc
Lernen beginnen
draaien om
ewolucja
Lernen beginnen
de evolutie
staw
Lernen beginnen
het gewricht
biegacz
Lernen beginnen
de hardloper
biodro
Lernen beginnen
de heup
kontuzja
Lernen beginnen
de blessure
pięta
Lernen beginnen
de hiel, de hielen
wpływ
Lernen beginnen
de impact
w sercu i w duszy
Lernen beginnen
in hart en nieren
wgląd
Lernen beginnen
het inzicht
opuszczać np stopa wdol
Lernen beginnen
neerkomen, kwam(en) neer, zijn neergekomen
nagranie
Lernen beginnen
de opname
przekonać się do
Lernen beginnen
overtuigd zijn van
wzór,
Lernen beginnen
patroon,
szczyt, czubek
Lernen beginnen
de piek
badany
Lernen beginnen
de proefpersoon
wydawać pieniądze
Lernen beginnen
spenderen
wibracja
Lernen beginnen
de trilling
odstąpić, odpuścić, ustąpić
Lernen beginnen
afstaan, stond(en) af, h afgestaan
przeciwstawić się
Lernen beginnen
bezwaar maken tege
darowizna
Lernen beginnen
de donatie
dawca
Lernen beginnen
de donor
odgrywać role
Lernen beginnen
een rol spelen
więzienie
Lernen beginnen
de gevangenis
trzymać się czeoś
Lernen beginnen
zich houden aan
krewny
Lernen beginnen
de nabestaande
zniechęcać
Lernen beginnen
ontmoedigen, ontmoedigde(n), h ontmoedigd
wyrok
Lernen beginnen
het oordeel
pozostawić
Lernen beginnen
overlaten aan, liet(en) over, h overgelaten
rejstr, spis
Lernen beginnen
de register
rejestracja
Lernen beginnen
de registratie
karalny
Lernen beginnen
strafbaar / strafbare
turystyka
Lernen beginnen
het toerisme
nagłość, pilność
Lernen beginnen
de urgentie
tkanka
Lernen beginnen
het weefsel
prawny
Lernen beginnen
wettelijk(e)
mieć w czymś racje
Lernen beginnen
ergens gelijk in hebben
myśleć zupełnie inaczej
Lernen beginnen
er heel anders over denken
eksperyment
Lernen beginnen
het experiment
ułatwienie
Lernen beginnen
de faciliteit
nadużywać, wykorzystywać
Lernen beginnen
misbruik maken van
monitorować
Lernen beginnen
monitoren
mimowolny, odruchowy
Lernen beginnen
onwillekeurig
realizować
Lernen beginnen
presteren
sekretarka, sekretarz
Lernen beginnen
de secretaris
być na nogach
Lernen beginnen
ter been zijn
wycofwać
Lernen beginnen
terugdraaien
sztuczka
Lernen beginnen
de truc
przeoczenie, pominiecie
Lernen beginnen
het verzuim
decydować samemu
Lernen beginnen
zelf uitmaken
efekt uboczny
Lernen beginnen
neveneffect
urzędnik
Lernen beginnen
de ambtenaar
oczywisty, jawny
Lernen beginnen
kennelijk
cło opłata
Lernen beginnen
de heffing
przystosowywać się
Lernen beginnen
zich instellen op
intencja
Lernen beginnen
de intentie
tracić, pozwolic odejsc
Lernen beginnen
laten lopen
silny, mocny, potężny
Lernen beginnen
machtig
wchodzić w mgłe, gubic se
Lernen beginnen
in mist ingaan
przygotowywać
Lernen beginnen
opstellen
kwiczeć
Lernen beginnen
piepen
konsultować, zaciągać opinii
Lernen beginnen
raadplegen
pochłaniać się czymś
Lernen beginnen
zich storten in/op
nie następować
Lernen beginnen
uitblijven
obfity
Lernen beginnen
uitbundig
zdarzać się
Lernen beginnen
zich voordoen
zaobserwować, dostrzegać
Lernen beginnen
waarnemen
skromny, stłumiony
Lernen beginnen
ingetgen
księgowy
Lernen beginnen
accountant
ambicja
Lernen beginnen
ambitie
stawiać centralnie
Lernen beginnen
centraal stellen
stanowczy
Lernen beginnen
doelgericht
podejscie
Lernen beginnen
de insteek
generalnie
Lernen beginnen
uberhaupt
odrzucać
Lernen beginnen
afslaan
taktowny
Lernen beginnen
attent
nieprzyjemny, żenujący
Lernen beginnen
genant
mieć głos
Lernen beginnen
aan het woord
argumentacja
Lernen beginnen
het betoog
być świadomym czegoś
Lernen beginnen
zich bewust zijn van
portier, woźny
Lernen beginnen
conciërge
efektywny
Lernen beginnen
doelmatig
oszaleć na punkcie
Lernen beginnen
er gek van worden
stanowczny
Lernen beginnen
expliciet
być związany z
Lernen beginnen
gebonden zijn aan
aktywny udział
Lernen beginnen
de inspraak
dać o sobie uslyszec
Lernen beginnen
zich laten horen
otoczka, otaczający
Lernen beginnen
omringend
okrężny
Lernen beginnen
omslachtig
pomimo, bez wzgledu na
Lernen beginnen
ongeacht
przerobić od nowa
Lernen beginnen
overdoen
awansować
Lernen beginnen
promoveren
głupi, nie mądrty
Lernen beginnen
suf
odnosnie do
Lernen beginnen
tenopzichte van
zmysł biznesowy
Lernen beginnen
verstaan van zaken
powiedziec swoje
Lernen beginnen
zijn zagje doen
sensowny, rozważny
Lernen beginnen
zinnig
rozmyślać, zastanawiać
Lernen beginnen
gaan bezinen
ogólny, każdy
Lernen beginnen
ieders
szeroko rozpowszechniony
Lernen beginnen
wijdverbreid
przeciwnosci
Lernen beginnen
de tegenslag
powierzeć coś do zrobienia komuś
Lernen beginnen
uitbesteden
wykonawca
Lernen beginnen
de uitvoerder
ścierać się, zuzywac
Lernen beginnen
verslijten
poprzednik
Lernen beginnen
voorganger
płaczliwy
Lernen beginnen
zeurderige
choroby
Lernen beginnen
aandoeningen
odejmować, zmiejszać
Lernen beginnen
afname
wystawiac na(np dzialanie stresu)
Lernen beginnen
blootstellen aan
prowadzić do
Lernen beginnen
ertoe leiden
miec dosc, wariowac
Lernen beginnen
gek genoeg
wrzucac do jednego wora
Lernen beginnen
op een hoop gooien
niedorzeczne
Lernen beginnen
belachelijk, te gek voor woorden
przeciwienstwo
Lernen beginnen
tegenovergestelde
wiedzieć co z czyms zrobic
Lernen beginnen
raad weten met
właściwie, odpowiednio
Lernen beginnen
naar behoren
grzebien
Lernen beginnen
kam
własnoręcznie
Lernen beginnen
eigenhandig
pożyteczny
Lernen beginnen
bruikbaar
dysponować
Lernen beginnen
beschikken over
na pewno, z pewnoscia
Lernen beginnen
weliswaar
układ słoneczny
Lernen beginnen
zonnestelsel
ruchomy, przestawny
Lernen beginnen
zwevend
błachy, malutki
Lernen beginnen
onbeduidend
zblizac sie
Lernen beginnen
naderzetting
sprzęt
Lernen beginnen
de benodigheden
radzić sobie z czyms
Lernen beginnen
iets aankunnen
gotowy do uzycia
Lernen beginnen
kant-en-klaar
nadawać się do
Lernen beginnen
zich lenen voor
ekscytujacy
Lernen beginnen
opwindend
urzeczywistnic
Lernen beginnen
verwezenlijken
pogoń
Lernen beginnen
achtervolging
jakby, jak gdyby
Lernen beginnen
als het ware
pole widzenia
Lernen beginnen
gezichtsveld
zdezorientować
Lernen beginnen
in de war raken
stado
Lernen beginnen
de kudde
zwodniczy, zludny
Lernen beginnen
misleidend
słup
Lernen beginnen
de paal
obracać się
Lernen beginnen
ronddraaien
drapieżnik
Lernen beginnen
roofdier
uderzać, trzaskac
Lernen beginnen
toeslaan
futro
Lernen beginnen
vacht
zmylić, wprowadzić w błąd
Lernen beginnen
verwarren
tak zwany
Lernen beginnen
zogeheten
siatkówka
Lernen beginnen
netvlies
obrys
Lernen beginnen
omlijning
tak więc
Lernen beginnen
aldus
poddenerwowany
Lernen beginnen
zenuwachtig

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.