exam

 0    139 Datenblatt    guest2211451
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
de cursus
Lernen beginnen
kurs
ik
Lernen beginnen
ja
zijn
Lernen beginnen
być
wonen
Lernen beginnen
mieszkać, mieszkamy, mieszkacie, mieszkają
in
Lernen beginnen
w
klein
Lernen beginnen
mały
het dorp
Lernen beginnen
wioska
vlak bij
Lernen beginnen
blisko
getrouwd
Lernen beginnen
zamężna, żonaty
mijn
Lernen beginnen
mój
de man
Lernen beginnen
mąż
heten
Lernen beginnen
nazywać się
ik heet
Lernen beginnen
Nazywam się
werken
Lernen beginnen
pracować
op
Lernen beginnen
na
de school
Lernen beginnen
szkoła
de docent
Lernen beginnen
nauczyciel
dag
Lernen beginnen
dzień
de naam
Lernen beginnen
imię
de collega
Lernen beginnen
kolega
samen
Lernen beginnen
razem
de stad
Lernen beginnen
miasto
de vrouw
Lernen beginnen
żona
de voornaam
Lernen beginnen
pierwsze imię
komen
Lernen beginnen
pochodzić
uit
Lernen beginnen
z
met
Lernen beginnen
z
Nederlands
Lernen beginnen
holenderski
ook
Lernen beginnen
też / również
de vriendin
Lernen beginnen
dziewczyna
de mevrouw
Lernen beginnen
pani
de achternaam
Lernen beginnen
ostatnie imię
gaan
Lernen beginnen
iść, chodzić
naar
Lernen beginnen
do
de meneer
Lernen beginnen
mężczyzna
alleen
Lernen beginnen
tylko
jij
Lernen beginnen
ty
wat
Lernen beginnen
co
jouw
Lernen beginnen
twoje
waar
Lernen beginnen
gdzie
mijn voornaam is
Lernen beginnen
mam na imię
mijn achternaam is
Lernen beginnen
moje nazwisko to
ik woon in een stad
Lernen beginnen
mieszkam w mieście
Ik werk niet
Lernen beginnen
nie pracuję
doen
Lernen beginnen
robić
het formulier
Lernen beginnen
formularz
de straat
Lernen beginnen
ulica
het huisnummer
Lernen beginnen
numer domu
de postcode
Lernen beginnen
Kod pocztowy
de woonplaats
Lernen beginnen
rezydencja, miejsce zamieszkania
de geboortedatum
Lernen beginnen
data urodzenia
het jaar
Lernen beginnen
rok
de geboorteplaats
Lernen beginnen
miejsce urodzenia
het geslacht
Lernen beginnen
płeć
de nationaliteit
Lernen beginnen
narodowość
de handtekening
Lernen beginnen
podpis
doorhalen
Lernen beginnen
Skreślony, skreśl
van toepassing zijn
Lernen beginnen
Wybierz poprawną odpowiedź.
Wie ben jij?
Lernen beginnen
Kim jesteś?
Wat is jouw naam?
Lernen beginnen
Jak masz na imię?
Hoe heet jij?
Lernen beginnen
Jak się nazywasz?
Waar woon je?
Lernen beginnen
Gdzie mieszkasz?
Woon je alleen?
Lernen beginnen
Czy mieszkasz sam?
waar werk je?
Lernen beginnen
gdzie pracujesz?
Goedemorgen
Lernen beginnen
Dzień dobry
Goedemiddag/ Goedenavond
Lernen beginnen
Dzień dobry / dobry wieczór
Hoe spel je dat?
Lernen beginnen
Jak to przeliterujesz?
Hoe schrijf je dat?
Lernen beginnen
Jak to napiszesz?
Waar kom je vandaan?
Lernen beginnen
Skąd jesteś? Skąd pochodzisz?
Uit welk land kom je?
Lernen beginnen
Z jakiego kraju pochodzisz?
horen
Lernen beginnen
słyszeć
Wat hoort bij elkaar?
Lernen beginnen
Co należy do siebie?
hoofdstuk
Lernen beginnen
rozdział
Dat is klopt.
Lernen beginnen
Zgadza się.
het feest
Lernen beginnen
impreza
jarig
Lernen beginnen
urodziny
geven
Lernen beginnen
dać
voor
Lernen beginnen
przed, dla
de familie
Lernen beginnen
rodzina
de vriend
Lernen beginnen
przyjaciel
het huis
Lernen beginnen
dom
feliciteren
Lernen beginnen
gratulować
het cadeau
Lernen beginnen
prezent
helpen
Lernen beginnen
pomagać
de koffie
Lernen beginnen
kawa
de thee
Lernen beginnen
herbata
de taart
Lernen beginnen
ciasto
drinken
Lernen beginnen
pić
de wijn
Lernen beginnen
wino
het bier
Lernen beginnen
piwo
of
Lernen beginnen
lub
het toilet
Lernen beginnen
toaleta
de kalender
Lernen beginnen
kalendarz
de datum
Lernen beginnen
data
de verjaardag
Lernen beginnen
urodziny
wanner
Lernen beginnen
kiedy
dan
Lernen beginnen
niż, potem
kopen
Lernen beginnen
kupić
januari (m.)
Lernen beginnen
Styczeń (m.)
februari (m.)
Lernen beginnen
Luty (m.)
maart
Lernen beginnen
Marzec
april
Lernen beginnen
kwiecień
oktober
Lernen beginnen
Październik
mei
Lernen beginnen
Maja
juli
Lernen beginnen
Lipiec
september
Lernen beginnen
Wrzesień
december
Lernen beginnen
Grudnia
herfst
Lernen beginnen
jesień
winter
Lernen beginnen
zima
augustus
Lernen beginnen
Sierpnia
eten
Lernen beginnen
jeść
ik ben jarig (jarig zijn)
Lernen beginnen
to są moje urodziny
Hoe gaat het met jou?
Lernen beginnen
Jak się masz?
Hoe is het met jou?
Lernen beginnen
Jak się masz?
Alles goed met jou
Lernen beginnen
Wszystko w porządku
goed dank je en met jou?
Lernen beginnen
dobrze dziękuję Ci a co u Ciebie?
Prima, en met jou?
Lernen beginnen
W porządku a ty?
Met mij gaat het prima/ hartstikke goed/ fantastisch/ goed/ het gaat wel/ niet zo goed/ slecht
Lernen beginnen
Mam się dobrze / naprawdę dobrze / fantastycznie / dobrze / radzę / nie tak dobrze / źle
Hartelijk gefeliciteerd
Lernen beginnen
Gratulacje
van harte gefeliciteerd
Lernen beginnen
Gratulacje
Proficiat
Lernen beginnen
gratulacje
een fijne verjaardig
Lernen beginnen
szczęśliwe urodziny
Hoe maakt u het?
Lernen beginnen
Jak się masz?
Wat doet u hier?
Lernen beginnen
Co Ty tutaj robisz?
Hoe oud ben jij?
Lernen beginnen
Hoe oud ben jij?
de drogist
Lernen beginnen
Apteka
het trouwfeest
Lernen beginnen
ślub
Wat is jou geboortedatum?
Lernen beginnen
Kiedy się urodziłeś?
waneer ben jij geboren?
Lernen beginnen
kiedy się urodziłeś?
Op welk nummer woon je?
Lernen beginnen
Pod jakim numerem mieszkasz?
Wat is je postcode?
Lernen beginnen
Jaki jest twój kod pocztowy?
Hoe oud ben je?
Lernen beginnen
Ile masz lat?
slapen
Lernen beginnen
spać
bel
Lernen beginnen
dzwonię, dzwoń
blij
Lernen beginnen
ucieszony, uradowany
zoon (m.)
Lernen beginnen
syn (m.)
lekker
Lernen beginnen
smaczny, przyjemny
kopjes
Lernen beginnen
kubki
ander
Lernen beginnen
inny, inna, inne

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.