Gevoulens 1

 0    69 Datenblatt    dmikosz
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
odprężony, zrelaksowany / wypoczęty
Lernen beginnen
ontspannen, uitgerust
nerwowy, zdenerwowany
Lernen beginnen
nerveus
nerwowo chodzić w tą i z powrotem
Lernen beginnen
nerveus heen en weer lopen
spokojny, opanowany
Lernen beginnen
kalm, rustig
zadowolony, usatysfakcjonowany z
Lernen beginnen
tevreden, voldaan over
Z uczuciem satysfakcji szedł do domu
Lernen beginnen
Met een voldaan gevoel ging hij naar huis
żywotny, tętniący życiem
Lernen beginnen
levendig, bruisend
spokojny (spać spokojnie, spokojne otoczenie)
Lernen beginnen
vredig, vredevol - vredig slapen, vredige omgeving
entuzjastyczny
Lernen beginnen
enthousiast
energiczny
Lernen beginnen
energiek
szczęśliwy, zadowolony (cieszy się z prezentu, cieszy się z tego))
Lernen beginnen
blij (hij is blij met het cadeautje, hij is er blij mee)
beztroski
Lernen beginnen
zorgeloos
zadowolony i usatysfakcjonowany po dniu cieżkiej pracy
Lernen beginnen
bevredigd en voldaan na een dag hard werken
spełniony
Lernen beginnen
vervuld
pełna pasji, namiętna miłość
Lernen beginnen
gepassioneerde liefde
hucznie świętować
Lernen beginnen
uitbundig vieren
reagować żywiołowo, spontanicznie
Lernen beginnen
uitbundig, spontaan reageren
beztroska młodość
Lernen beginnen
zorgeloze, onbezorgde jeugd
zainspirowany czymś
Lernen beginnen
geïnspireerd op
inspirować kogoś do
Lernen beginnen
iemand inspireren tot
pienić się, buzować
Lernen beginnen
bruisen, borrelen (bruisende champagne, golven)
wesoły, radosny, podekscytowany
Lernen beginnen
vrolijk, opgewekt
ucieszyć kogoś, sprawić komuś radość
Lernen beginnen
iemand blij maken, vrolijk maken
cieszymy się z narodzin
Lernen beginnen
wij zijn verheugd over de geboorte
radować się, cieszyć się
Lernen beginnen
zich verheugen
ucieszyć, uradować kogoś
Lernen beginnen
verheugen iemand
zachwycony, radosny, zadowolony
Lernen beginnen
verheugd, vrolijk, tevreden
rozbawiony, rozśmieszony
Lernen beginnen
geamuseerd
pogodny
Lernen beginnen
blijgeesting, blijmoedig
stracić zapał
Lernen beginnen
hart verliezen, ijver verliezen
być zadowolonym z wyniku
Lernen beginnen
tevreden zijn met de uitkomst
to napełnia (nastraja) mnie nadzieją na przyszłość
Lernen beginnen
Dat stemt me hoopvol voor de toekomst
to mnie bardzo cieszy, nastraja (pozytywnie)
Lernen beginnen
Dat stemt mij tevreden, dat maakt mij tevreden
tętnić energią
Lernen beginnen
bruisen van energie
miasto pełne życia (levendig)
Lernen beginnen
een bruisende stad
pewny siebie
Lernen beginnen
zelfverzekerd, zelfbewust
odpowiedzieć w sposób pewny siebie
Lernen beginnen
zelfverzekerd antwoorden
z mocną wiarą w siebie
Lernen beginnen
met veel zelfvertrouwen
niepewny siebie, nieśmiały, sprawia wrażenie niepewnej siebie
Lernen beginnen
onzeker, verlegen; Ze komt wat onzeker over
silny / mocny
Lernen beginnen
krachtig
mocny uścisk dłoni
Lernen beginnen
stevige handdruk
pobudzać, ożywiać
Lernen beginnen
bezielen
ożywić, wskrzesić stare czasy
Lernen beginnen
oude tijden doen herleven
ożywić (napełnić) zapałem i nadzieją
Lernen beginnen
met ijver en hoop bezielen
zaskoczony, zdziwiony
Lernen beginnen
verrast, verwonderd, verbaasd
z zapartym tchem
Lernen beginnen
ademloos
pod wrażeniem (czegoś)
Lernen beginnen
onder de indruk (van iets)
łapczywie, zachłannie
Lernen beginnen
gretig
patrzeć na coś łakomym wzrokiem
Lernen beginnen
met gretige blikken naar iets kijken
wesoły, podekscytowany
Lernen beginnen
uitgelaten
żywiołowy (o reakcji), spontaniczny (o osobie)
Lernen beginnen
uitbundig (van een reactie), spontaan (van een persoon)
zbyt pewny siebie, zadufany w sobie
Lernen beginnen
overmoedig
dumny (z)
Lernen beginnen
trots, fier (op, op mezelf, op zichzelf)
niewzruszony
Lernen beginnen
onverstoorbaar
zdecydowany, zdeterminowany, stanowczy
Lernen beginnen
resoluut, vastbesloten, vastberaden
zdecydowana odpowiedź
Lernen beginnen
gedecideerd antwoord
wahać się (co do czegoś)
Lernen beginnen
aarzelen (over)
upór / uparty
Lernen beginnen
koppigheid/koppig
uparty, uporczywy, wytrwały
Lernen beginnen
hardnekkig, aanhoudend, volhardend
entuzjastycznie, z zapałem
Lernen beginnen
in verrukking
zachwycony, podekscytowany
Lernen beginnen
verrukt, opgewonden (over / van iets)
promienny (uśmiech, letni dzień, twarz)
Lernen beginnen
stralend (een stralende glimlach, zomerdag, een stralend gezicht)
płomienny, pełen zapału, pasji
Lernen beginnen
vurig, vol enthousiasme, passie
natchniony (natchniona przemowa)
Lernen beginnen
bezield (een bezielde toespraak)
z ulgą, ulżyć
Lernen beginnen
opgelucht, opluchten
Wszyscy odetchnęliśmy z ulgą, gdy przyszedł lekarz i przekazał nam dobre wieści
Lernen beginnen
We waren allemaal opgelucht toen de dokter ons het goede nieuws kwam melden.
pocieszać uspokajać
Lernen beginnen
geruststellen
młodzieńczy wygląd
Lernen beginnen
jeugdige uitstraling
Ubiera się wciąż młodzieńczo
Lernen beginnen
Hij kleedt zich nog steeds jeugdig

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.