→ Holland Szavak 1.1-2.0 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
hallo hallo hallo Lernen beginnen		szia, hello
de naam Lernen beginnen		a név
de vrouw Lernen beginnen		a nő
Nederland Lernen beginnen		Hollandia
getrouwd Lernen beginnen		házas
de man Lernen beginnen		a férfi
het kind, de kinderen Lernen beginnen		a gyerek, a gyerekek
het jaar Lernen beginnen		az év
kom uit (komen uit) Lernen beginnen		gyere ki (gyere ki)
woon (wonen) Lernen beginnen		élni (élni)
Hallo mijn naam is... Lernen beginnen		Hello a nevem...
Ik ben... Lernen beginnen		én vagyok...
Dit is... Lernen beginnen		Ez...
groeten Lernen beginnen		üdvözlettel
het nederlands Lernen beginnen		a hollandok
hoi/dag Lernen beginnen		szia/szia
doei/dag Lernen beginnen		viszlát/viszont
de mevrouw Lernen beginnen		a hölgy
tot ziens Lernen beginnen		búcsú
goedemorgen Lernen beginnen		Jó reggelt
de meneer Lernen beginnen		az úriember
goedemorgen Lernen beginnen		Jó reggelt
goedenavond Lernen beginnen		Jó estét
goedemiddag Lernen beginnen		Jó napot
lange klanken Lernen beginnen		hosszú hangok
korte klanken Lernen beginnen		rövid hangok
maan Lernen beginnen		Hold
been Lernen beginnen		láb
boom Lernen beginnen		fa
sok Lernen beginnen		zokni
pen Lernen beginnen		toll
muur Lernen beginnen		fal
bus Lernen beginnen		busz
familie Lernen beginnen		család
de zoon Lernen beginnen		a fia
de dochter Lernen beginnen		a lánya
de broer Lernen beginnen		a testvér
de zus Lernen beginnen		a nővér
de ouder, ouders Lernen beginnen		a szülő, szülők
de moeder Lernen beginnen		az anyát
de vader Lernen beginnen		az apát
de oma Lernen beginnen		a nagymama
de opa Lernen beginnen		a nagyapa
en Lernen beginnen		és
heten, Lernen beginnen		nevezni,
ik ben Lernen beginnen		Én vagyok
jijbent, je bent Lernen beginnen		te vagy, te vagy
u bent Lernen beginnen		te vagy
hij is Lernen beginnen		ő az
zij is, ze is Lernen beginnen		ő van, ő van
wij zijn, we zijn Lernen beginnen		vagyunk, vagyunk
jullie zijn Lernen beginnen		te vagy
er zijn redenen zij zijn, ze zijn Lernen beginnen		ok vannak
fiets Lernen beginnen		kerékpár
boek Lernen beginnen		könyv
trein Lernen beginnen		vonat
ijs Lernen beginnen		fagylalt
hoe gaat het? Lernen beginnen		hogy vagy?
en met you Lernen beginnen		és te
met mij ook Lernen beginnen		velem is
het haat niet goet Lernen beginnen		nem jót vagyok
het gaat wel Lernen beginnen		rendben van
ook Lernen beginnen		is
letter Lernen beginnen		betu
het woord Lernen beginnen		a szót
zin Lernen beginnen		mondat
de punt Lernen beginnen		a pont
tante Lernen beginnen		néni
oom Lernen beginnen		nagybácsi
neef Lernen beginnen		unokatestvér
nicht Lernen beginnen		unokahúg
schoonzus Lernen beginnen		sógornő
zus Lernen beginnen		nővér
zwager Lernen beginnen		sógor
zoon Lernen beginnen		fiú
huis Lernen beginnen		Ház
neus Lernen beginnen		orr
auto Lernen beginnen		auto
touw Lernen beginnen		kötél
hij is mijn oom. Lernen beginnen		ő a nagybátyám.
hoort horen Lernen beginnen		hallani hallani
praten Lernen beginnen		beszélni
de baby Lernen beginnen		a babát
groot Lernen beginnen		nagy
het gezin Lernen beginnen		a család
de jongen de jongens Lernen beginnen		a fiú a fiúk
het meisje Lernen beginnen		a lány
klein Lernen beginnen		kicsi
ja Lernen beginnen		Igen
nee Lernen beginnen		nem
mooi leuk Lernen beginnen		szep
hier Lernen beginnen		itt
geen Lernen beginnen		nem
Hoi wie ben jij Lernen beginnen		Szia ki vagy
Heb je kinderen? Lernen beginnen		Vannak gyerekei?
Hoi, hoe heet jij Lernen beginnen		Szia, hogy hívnak?
Waar kom je vandaan? Lernen beginnen		honnan jössz?

Holland szavak 1.1-2.0

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr