→ Hoofdstuk 4 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
wieczorem Lernen beginnen		s avonds
po południu Lernen beginnen		s middags
rankiem Lernen beginnen		s morgen
ubierać Lernen beginnen		aankleden
przyciągać, to put on Lernen beginnen		aantrekken
zorganizować, to make an appoinment Lernen beginnen		afspreken
zmywać naczynia Lernen beginnen		afwassen
terminarz Lernen beginnen		de agenda
wieczór Lernen beginnen		de avond
łóżko Lernen beginnen		het bed
zaczynać, rozpoczynać Lernen beginnen		beginnen
u (kogoś), przy Lernen beginnen		bij
kanapka Lernen beginnen		de boterham
co więcej Lernen beginnen		bovendien
spodnie Lernen beginnen		de broek
brązowy Lernen beginnen		bruin
wykład Lernen beginnen		het college
komputer Lernen beginnen		de computer
gra komputerowa Lernen beginnen		het computerspelletje
po tym, potem Lernen beginnen		daarna
dzień Lernen beginnen		de dag
niż Lernen beginnen		dan
Wtorek Lernen beginnen		dinsdag
Czwartek Lernen beginnen		donderdag
prysznic Lernen beginnen		de douche
prysznic Lernen beginnen		douchen
wyglądać Lernen beginnen		eruitzien
jedzenie Lernen beginnen		het eten
szalony, zwariowany Lernen beginnen		gek
zwyczajny, przyzwyczajony Lernen beginnen		gewoon
spieszyc sie Lernen beginnen		zich haasten
pół Lernen beginnen		half
bieganie Lernen beginnen		hardlopen
pies Lernen beginnen		de hond
inteligentny Lernen beginnen		intelligent
irytujący Lernen beginnen		irritant
poprawny, dobry Lernen beginnen		juist
kot Lernen beginnen		de kat
zegar Lernen beginnen		de klok
przystojny Lernen beginnen		knap
głowa, łeb Lernen beginnen		de kop
loki Lernen beginnen		de krul
jedna czwarta Lernen beginnen		kwart
późny, późno Lernen beginnen		laat
uczyć się, nauczać Lernen beginnen		leren
miły, grzeczny Lernen beginnen		lief
jeść obiad Lernen beginnen		lunchen
Poniedziałek Lernen beginnen		maandag
popołudnie Lernen beginnen		de middag
może Lernen beginnen		misschien
ranek Lernen beginnen		de morgen
do Lernen beginnen		naar
brać Lernen beginnen		nemen
wiadomość, wiadomości Lernen beginnen		het nieuws
poranek Lernen beginnen		de ochtend
jeść śniadanie Lernen beginnen		ontbijten
odblokować Lernen beginnen		opendoen
wstawać Lernen beginnen		opstaan
nad, o, za Lernen beginnen		over
parking Lernen beginnen		parkeren
dopiero Lernen beginnen		pas
makaron Lernen beginnen		de pasta
Żądlic Lernen beginnen		prikken
pryszcz Lernen beginnen		de puist
okno Lernen beginnen		het raam
o Lernen beginnen		om
restauracja Lernen beginnen		het restuarant
golić się Lernen beginnen		scheren zich
detergent Lernen beginnen		het schoonmaakmiddel
czyścić Lernen beginnen		schoonmaken
koszulka Lernen beginnen		de t-shirt
wychodzić Lernen beginnen		uitgaan
wyjść Lernen beginnen		uitlaten
spać pozno Lernen beginnen		uitslapen
uniwersytet Lernen beginnen		de universiteit
czasami Lernen beginnen		soms
uprawiac sport Lernen beginnen		sporten
Kurz Lernen beginnen		het stof
szczotkowanie zębów Lernen beginnen		tandenpoetsen
telewizja Lernen beginnen		de televisie
herbata Lernen beginnen		de thee
no! Lernen beginnen		toch
sos pomidorowy Lernen beginnen		de tomatensaus
godzina Lernen beginnen		het uur
zakochany, pełen miłości Lernen beginnen		verliefd
tłusty Lernen beginnen		vet
przed Lernen beginnen		voor
przedstawić Lernen beginnen		voorstellen
przyjaciel Lernen beginnen		de vriend
Piątek Lernen beginnen		vrijdag
wcześnie, wczesny Lernen beginnen		vroeg
umyć się Lernen beginnen		wassen zich
woda Lernen beginnen		het water
tydzień Lernen beginnen		de week
praca Lernen beginnen		het werk
chcieć Lernen beginnen		willen
Środa Lernen beginnen		woensdag
Sobota Lernen beginnen		zaterdag
mydło Lernen beginnen		de zeep
nawet Lernen beginnen		zelfs
kiedy Lernen beginnen		wanneer
szpital Lernen beginnen		het ziekenhuis
niedziela Lernen beginnen		zondag
Czasownik modalny slużący m.in. do wyrażania propozycji w postaci pytania. Lernen beginnen		zullen

Hoofdstuk 4

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr