→ Język Holenderski → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
En wat is dat? Lernen beginnen		A co to jest?
Wat er is gebeurd? p Lernen beginnen		Co się stało? P
Ik kon het doen Lernen beginnen		Mógłbym to zrobić
Dat is vlees, toch? Lernen beginnen		To jest mięso, prawda?
Dat is een vergissing Lernen beginnen		To jest pomyłka
Ik wilde mijn handen wassen Lernen beginnen		Chciałem umyć ręce
Dat was een vergissing Lernen beginnen		To była pomyłka
Ik voel me stuk beter. Lernen beginnen		Czuję się znacznie lepiej.
Rekening houden met de... Lernen beginnen		Weź pod uwagę...
Zal ik jullie even helpen? Lernen beginnen		Mogę ci pomóc przez minutę?
Je vergist je niet. Lernen beginnen		Nie mylicie się.
Nu zit het in mijn hoofd Lernen beginnen		Teraz jest w mojej głowie
Dit moet je open maken. Lernen beginnen		Musisz to otworzyć.
Geeft nieks. Lernen beginnen		Nie ma znaczenia
Niemand houd je tegen. Lernen beginnen		Nikt cię nie powstrzyma.
Mag ik ook meedoen? Lernen beginnen		Czy mogę również wziąć udział?
Hou je erbuiten. Lernen beginnen		Nie wchodź w to.
Ja toevallig wel. Lernen beginnen		Tak przez przypadek.
Wat veroorzaakt een onrust? Lernen beginnen		Co powoduje niepokój?
Het blijkt dat Lernen beginnen		Wygląda na to, że
Ik heb me vergist. Lernen beginnen		Myliłem się.
Hoe zegt men? Lernen beginnen		Jak powiedzieć?
Wat wilde je doen? Lernen beginnen		Co chciałeś zrobić?
Kan ik het pakket ophalen? Lernen beginnen		Czy mogę odebrać paczkę?
Dat moet ik uitproberen. Lernen beginnen		Muszę to wypróbować.
Ik heb net ondekt dat... Lernen beginnen		Właśnie się dowiedziałem, że...
Je kon wijzer zijn Lernen beginnen		Mógłbyś być mądrzejszy
Merk je dat... Lernen beginnen		Czy zauważyłeś, że...
met een groep meegaan Lernen beginnen		idź z grupą
Een week geleden Lernen beginnen		Tydzień temu
Een maand geleden Lernen beginnen		Miesiąc temu
Een jaar geleden Lernen beginnen		Rok temu
Dat was een jaar geleden Lernen beginnen		To było rok temu
Wanneer was dat? Lernen beginnen		Kiedy to było?
Dat was op vrijdag? Lernen beginnen		To było w piątek?
de planeet Lernen beginnen		planeta
naast Lernen beginnen		obok
thuis Lernen beginnen		w domu
winkel Lernen beginnen		sklep
vandaag Lernen beginnen		dzisiaj
vragen Lernen beginnen		pytać
dochter Lernen beginnen		córka
geloven Lernen beginnen		wierzyć
uitstekend Lernen beginnen		świetny
bushalte Lernen beginnen		przystanek autobusowy
knap Lernen beginnen		przystojny
klein Lernen beginnen		mały
bijna Lernen beginnen		prawie
voor Lernen beginnen		przed
zoon Lernen beginnen		syn
kleinkinderen Lernen beginnen		wnuki
hond Lernen beginnen		pies
groot Lernen beginnen		duży
geheim Lernen beginnen		sekret
held Lernen beginnen		bohater
leeftijd Lernen beginnen		wiek
trots Lernen beginnen		dumny, dumnie
zin Lernen beginnen		sens
huisdier Lernen beginnen		zwierzę domowe
verjaardag Lernen beginnen		urodziny
vogel Lernen beginnen		ptak
vriend Lernen beginnen		przyjacielu
een beetje Lernen beginnen		trochę
favoriet Lernen beginnen		ulubiony
foto Lernen beginnen		zdjęcie
antwoord Lernen beginnen		odpowiedź
onthouden Lernen beginnen		zapamiętać
dom Lernen beginnen		głupi, głupio
dromen Lernen beginnen		marzenia, sny
slaapkamer Lernen beginnen		sypialnia
tuin Lernen beginnen		ogród
popgroep Lernen beginnen		Grupa pop
kleren Lernen beginnen		ubrania
gebouw Lernen beginnen		budynek
badkamer Lernen beginnen		łazienka
acteur Lernen beginnen		aktor
blauw Lernen beginnen		niebieski
zwart haar Lernen beginnen		czarne włosy
stad Lernen beginnen		Miasto
beroemd Lernen beginnen		sławny
beneden Lernen beginnen		dół, na dole
geïnteresseerd Lernen beginnen		zainteresowany
bruine ogen Lernen beginnen		brązowe oczy
luidruchtig Lernen beginnen		głośny
zus Lernen beginnen		siostra
leuk Lernen beginnen		miły, ładny
bioscoop Lernen beginnen		kino
mooi Lernen beginnen		ładny
kaas Lernen beginnen		ser
koud Lernen beginnen		zimny
moeilijk Lernen beginnen		trudny
vliegtuig Lernen beginnen		samolot
rolstoel Lernen beginnen		wózek inwalidzki
huis Lernen beginnen		Dom
goedkoop Lernen beginnen		tani
broer Lernen beginnen		brat
familie Lernen beginnen		rodzina
jongen Lernen beginnen		chłopiec
spreken Lernen beginnen		mówić
ober Lernen beginnen		kelner
Engels Lernen beginnen		język angielski
Kauwgum Lernen beginnen		guma do żucia
gratis Lernen beginnen		wolny
spellen Lernen beginnen		zaklęcie
gebruik Lernen beginnen		posługiwać się
wandelen Lernen beginnen		spacerować
vergissing Lernen beginnen		błąd
laten zien Lernen beginnen		pokazywać
haten Lernen beginnen		nienawidzić
klas Lernen beginnen		klasa
tonen Lernen beginnen		pokazać
fout Lernen beginnen		nieprawidłowy
moeder Lernen beginnen		mama
gebruiken Lernen beginnen		używać
wonen Lernen beginnen		mieszkać, mieszkamy, mieszkacie, mieszkają
kijken naar Lernen beginnen		zegarek
denken, geloven Lernen beginnen		pomyśl, uwierz
je hebt geluk Lernen beginnen		masz szczęście
anders Lernen beginnen		inaczej
denken Lernen beginnen		myśleć, sądzić, uważać
spannend Lernen beginnen		ekscytujący
lopen Lernen beginnen		iść, chodzić, spacerować
schrijven Lernen beginnen		pisać
weten Lernen beginnen		wiedzieć
nemen Lernen beginnen		brać
lezen Lernen beginnen		czytać
doen Lernen beginnen		robić
zien Lernen beginnen		widzieć
eten Lernen beginnen		jeść
zijn Lernen beginnen		jego
gaan Lernen beginnen		iść
kopen Lernen beginnen		kupić
hebben Lernen beginnen		mieć
geven Lernen beginnen		dać
zitten Lernen beginnen		siedzieć
slapen Lernen beginnen		spać
drinken Lernen beginnen		pić
staan Lernen beginnen		stać
komen Lernen beginnen		pochodzić
brengen Lernen beginnen		przynieść, zaprowadzić
kunnen Lernen beginnen		móc
begrijpen Lernen beginnen		rozumieć
beginnen Lernen beginnen		zaczynać, rozpoczynać
vinden Lernen beginnen		znaleźć
zoeken Lernen beginnen		szukać
verkopen Lernen beginnen		sprzedawać
horen Lernen beginnen		słyszeć
leren Lernen beginnen		uczyć się, nauczać
vergeten Lernen beginnen		zapomnieć
dragen Lernen beginnen		nosić
willen Lernen beginnen		chcieć
zwemmen Lernen beginnen		pływać
houden Lernen beginnen		trzymać
betalen Lernen beginnen		płacić
kiezen Lernen beginnen		wybierać
luisteren Lernen beginnen		słuchać
zeggen Lernen beginnen		powiedzieć
blijven Lernen beginnen		zostawać
kijken Lernen beginnen		oglądać
werken Lernen beginnen		pracować
worden Lernen beginnen		być, stać się
krijgen Lernen beginnen		dostać
ontmoeten Lernen beginnen		spotykać
praten Lernen beginnen		rozmawiać
moeten Lernen beginnen		musieć
bellen Lernen beginnen		dzwonić
laten Lernen beginnen		pozwalać
leven Lernen beginnen		żyć
liggen Lernen beginnen		leżeć
winnen Lernen beginnen		wygrywać
kosten Lernen beginnen		kosztować
vallen Lernen beginnen		spadać, upaść
huilen Lernen beginnen		płakać
reizen Lernen beginnen		podróżować
lachen Lernen beginnen		śmiać się
maken Lernen beginnen		robić
spelen Lernen beginnen		bawić się
koken Lernen beginnen		gotować
sluiten Lernen beginnen		zamykać
verliezen Lernen beginnen		zgubić
bestellen Lernen beginnen		zamawiać
wachten Lernen beginnen		czekać
voelen Lernen beginnen		czuć
dansen Lernen beginnen		tańczyć
proberen Lernen beginnen		próbować
bezoeken Lernen beginnen		odwiedzać
vliegen Lernen beginnen		latać
lenen Lernen beginnen		pożyczać
tekenen Lernen beginnen		rysować
sturen Lernen beginnen		wysyłać
groeien Lernen beginnen		rosnąć
vertellen Lernen beginnen		opowiadać
vangen Lernen beginnen		łapać
stelen Lernen beginnen		kraść
zingen Lernen beginnen		śpiewać
sterven Lernen beginnen		umrzeć
bouwen Lernen beginnen		budować
snijden Lernen beginnen		ciąć
schreeuwen Lernen beginnen		krzyczeć
schieten Lernen beginnen		strzelać
slaan Lernen beginnen		bić, uderzyć
nooit Lernen beginnen		nigdy
verzamelen Lernen beginnen		gromadzić
meer Lernen beginnen		więcej
vaak Lernen beginnen		często
onder Lernen beginnen		pod
laag Lernen beginnen		niski
naar Lernen beginnen		do
vreemd Lernen beginnen		dziwny, obcy
herfst Lernen beginnen		jesień
dat Lernen beginnen		że
eigen Lernen beginnen		własny
plotseling Lernen beginnen		nagle
wat Lernen beginnen		co
zonnig Lernen beginnen		słoneczny
weer Lernen beginnen		znowu
avontuur Lernen beginnen		przygoda
ziek Lernen beginnen		chory
doel Lernen beginnen		cel
perzik Lernen beginnen		brzoskwinia
geld Lernen beginnen		pieniądze
afschuwelijk Lernen beginnen		straszny
getuige Lernen beginnen		świadek
kennis Lernen beginnen		wiedza, umiejętności
bewolkt Lernen beginnen		pochmurny
onvolwassen Lernen beginnen		niedojrzały
afbeelding Lernen beginnen		wizerunek
aanwezig Lernen beginnen		teraźniejszość
luchthaven Lernen beginnen		Lotnisko
sap Lernen beginnen		sok
huurder Lernen beginnen		najemca
jeugd Lernen beginnen		młodość
conditie Lernen beginnen		stan: schorzenie
voeden Lernen beginnen		karmić
luid Lernen beginnen		głośny
avontuurlijk Lernen beginnen		ryzykowny
bedrijf Lernen beginnen		firma
vereisen Lernen beginnen		wymagać
kwaliteit Lernen beginnen		jakość
inwoner Lernen beginnen		Mieszkaniec
kalfsvlees Lernen beginnen		cielęcina
gemeenschap Lernen beginnen		społeczność
behang Lernen beginnen		Tapeta
beha Lernen beginnen		biustonosz
levering Lernen beginnen		dostawa
onzin Lernen beginnen		nonsens
gewicht Lernen beginnen		waga
schuldig Lernen beginnen		winny
maatregel Lernen beginnen		pomiar
betrekken Lernen beginnen		angażować
menigte Lernen beginnen		tłum
diep Lernen beginnen		głęboki
bedriegen Lernen beginnen		zdradzać
vergelijken Lernen beginnen		porównywać
onschuldig Lernen beginnen		niewinny
bepaald Lernen beginnen		określone
ontspannen Lernen beginnen		swobodny, codzienny
overheid Lernen beginnen		rząd
sweater Lernen beginnen		sweter
ui Lernen beginnen		cebula
roeren Lernen beginnen		wymieszać
ban Lernen beginnen		zakaz
gewetensvol Lernen beginnen		sumienny
tram- Lernen beginnen		tramwajowy
volleybal Lernen beginnen		Siatkówka
uitgaan van Lernen beginnen		założyć
romp Lernen beginnen		bagażnik samochodowy
uil Lernen beginnen		sowa
essentieel Lernen beginnen		kluczowy
banaan Lernen beginnen		banan
haring Lernen beginnen		śledź
groenten Lernen beginnen		warzywa
hongersnood Lernen beginnen		głód
meel Lernen beginnen		mąka
knop Lernen beginnen		przycisk
dish Lernen beginnen		danie
giraffe Lernen beginnen		żyrafa
soep Lernen beginnen		zupa
cursus Lernen beginnen		klasa
relatief Lernen beginnen		stosunkowo
zwaarlijvigheid Lernen beginnen		otyłość
oppervlak Lernen beginnen		powierzchnia
partituur Lernen beginnen		wynik
bekijken Lernen beginnen		widzieć
ongebruikelijk Lernen beginnen		niezwykły
boerenwoning Lernen beginnen		dom wiejski
bruin Lernen beginnen		brązowy
species Lernen beginnen		gatunki
wervelkolom Lernen beginnen		kręgosłup
receptie Lernen beginnen		Recepcja
tandarts Lernen beginnen		dentysta
ouders Lernen beginnen		rodzice
wolkenkrabber Lernen beginnen		wieżowiec
verband Lernen beginnen		bandaż
ijzer Lernen beginnen		żelazo
vel Lernen beginnen		arkusz
wenkbrauw Lernen beginnen		brew
wiskunde Lernen beginnen		matematyka
lancering Lernen beginnen		uruchomić
apotheek Lernen beginnen		Apteka
nodigen Lernen beginnen		Zapraszam
medeleerling Lernen beginnen		kolega z pracy
leerling Lernen beginnen		uczeń
positie Lernen beginnen		pozycja
onverantwoordelijk Lernen beginnen		nieodpowiedzialny
zijde Lernen beginnen		jedwab
los Lernen beginnen		luźny
wond Lernen beginnen		rana
rij Lernen beginnen		kolejka
deadline Lernen beginnen		ostateczny termin
prestatie Lernen beginnen		wydajność
trolley Lernen beginnen		wózek
onderwerp Lernen beginnen		temat
klacht Lernen beginnen		skarga
het eens zijn Lernen beginnen		zgadzać się
rivier- Lernen beginnen		rzeka
mate Lernen beginnen		stopień
kamer Lernen beginnen		Pokój
buitenlands Lernen beginnen		zagraniczny, obcy
pensioen Lernen beginnen		emerytura
plek Lernen beginnen		miejsce
over- Lernen beginnen		o-
carrière Lernen beginnen		kariera
salade Lernen beginnen		Sałatka
paardenstaart Lernen beginnen		koński ogon
bijten Lernen beginnen		ugryźć
tand Lernen beginnen		ząb
afwijzen Lernen beginnen		odrzucać
geit Lernen beginnen		Koza
slachtoffer Lernen beginnen		ofiara
fantasierijke Lernen beginnen		obdarzony wyobraźnią
gang Lernen beginnen		korytarz
verheugd Lernen beginnen		zachwycony
toegang Lernen beginnen		dostęp
aap Lernen beginnen		małpa
politicus Lernen beginnen		polityk
doos Lernen beginnen		pudełko
aardbeving Lernen beginnen		trzęsienie ziemi
baan Lernen beginnen		praca
winst Lernen beginnen		zysk
fotograaf Lernen beginnen		fotograf
voetbal Lernen beginnen		piłka nożna
gordijnen Lernen beginnen		zasłony
slecht Lernen beginnen		zły
land Lernen beginnen		kraj
storm Lernen beginnen		burza
stadium Lernen beginnen		etap
strand Lernen beginnen		plaża
dan Lernen beginnen		niż
wind Lernen beginnen		wiatr
februari Lernen beginnen		Luty
geel Lernen beginnen		żółty
juni Lernen beginnen		Czerwca
januari Lernen beginnen		Stycznia
oktober Lernen beginnen		Październik
september Lernen beginnen		Wrzesień
augustus Lernen beginnen		Sierpnia
april Lernen beginnen		kwiecień
december Lernen beginnen		Grudnia
juli Lernen beginnen		Lipiec
maart Lernen beginnen		Marzec
lente Lernen beginnen		wiosna
mei Lernen beginnen		Maja
november Lernen beginnen		Listopad
winter Lernen beginnen		zima
Maanden en seizoenen Lernen beginnen		Miesiące i pory roku
zomer Lernen beginnen		lato
vrijdag Lernen beginnen		Piątek
maandag Lernen beginnen		Poniedziałek
woensdag Lernen beginnen		Środa
dinsdag Lernen beginnen		Wtorek
donderdag Lernen beginnen		Czwartek
zaterdag Lernen beginnen		Sobota
zondag Lernen beginnen		niedziela
zwart Lernen beginnen		czarny
twaalf Lernen beginnen		12
groen Lernen beginnen		zielony
wit Lernen beginnen		biały
snel Lernen beginnen		szybko
met Lernen beginnen		z
ook Lernen beginnen		też / również
rood Lernen beginnen		czerwony
oranje Lernen beginnen		pomarańczowy
zout Lernen beginnen		Sól
roze Lernen beginnen		różowy
zoet Lernen beginnen		słodki
grijs Lernen beginnen		szary
donker Lernen beginnen		ciemny
oud Lernen beginnen		stary
kleuren Lernen beginnen		kolory
duur Lernen beginnen		drogi
lang Lernen beginnen		długi, długo
hoog Lernen beginnen		wysoki, wysoko
moe Lernen beginnen		zmęczony
op Lernen beginnen		na
saai Lernen beginnen		nudny
achter Lernen beginnen		za
lelijk Lernen beginnen		brzydki
makkelijk Lernen beginnen		łatwy, łatwo
grappig Lernen beginnen		śmieszny, śmiesznie
gisteren Lernen beginnen		wczoraj
eerlijk Lernen beginnen		szczery, uczciwy
verlegen Lernen beginnen		nieśmiały
arm Lernen beginnen		ubogi
rustig Lernen beginnen		spokojny, spokojnie
gevoelig Lernen beginnen		wrażliwy
ambitieus Lernen beginnen		ambitny
lui Lernen beginnen		leniwy
beleefd Lernen beginnen		uprzejmy
ongeduldig Lernen beginnen		Niecierpliwy
vrolijk Lernen beginnen		wesoły
oneerlijk Lernen beginnen		niesprawiedliwy
bescheiden Lernen beginnen		skromny
geduldig Lernen beginnen		cierpliwy
eigenwijs Lernen beginnen		uparty
sociaal Lernen beginnen		społeczny
kaal Lernen beginnen		łysy
betrouwbaar Lernen beginnen		niezawodny
gekruld Lernen beginnen		zwinięty
verantwoordelijk Lernen beginnen		odpowiedzialny
teleurgesteld Lernen beginnen		rozczarowany
egoïstisch Lernen beginnen		samolubny
spraakzaam Lernen beginnen		gawędziarski
nationaliteit Lernen beginnen		narodowość
broek Lernen beginnen		Spodnie
baard Lernen beginnen		broda
overhemd Lernen beginnen		koszula
maag Lernen beginnen		żołądek
rok Lernen beginnen		Spódnica
jasje Lernen beginnen		kurtka
schoenen Lernen beginnen		buty
trui Lernen beginnen		sweter
sjaal Lernen beginnen		szalik
handschoenen Lernen beginnen		rękawiczki
jas Lernen beginnen		kurtka
hoge hakken Lernen beginnen		wysokie obcasy
jeans Lernen beginnen		dżinsy
jurk Lernen beginnen		sukienka
sokken Lernen beginnen		skarpety
kleding Lernen beginnen		ubranie
t-shirt Lernen beginnen		podkoszulek
Riem Lernen beginnen		Pas
hoed Lernen beginnen		kapelusz
hemd Lernen beginnen		koszula
ondergoed Lernen beginnen		Bielizna
laarzen Lernen beginnen		buty
wang Lernen beginnen		policzek
neef Lernen beginnen		kuzyn
vloer Lernen beginnen		piętro
nek Lernen beginnen		szyja
stoel Lernen beginnen		krzesło
plafond Lernen beginnen		sufit
gezicht Lernen beginnen		Twarz
neus Lernen beginnen		nos
been Lernen beginnen		noga
mond Lernen beginnen		usta
hand Lernen beginnen		ręka
elleboog Lernen beginnen		łokieć
schouder Lernen beginnen		ramię
knie Lernen beginnen		kolano
voet Lernen beginnen		stopa
oog Lernen beginnen		oko
hoofd Lernen beginnen		głowa
haar Lernen beginnen		jej
oor Lernen beginnen		ucho
teen Lernen beginnen		palec u nogi
lichaamsdelen Lernen beginnen		części ciała
vinger Lernen beginnen		palec
snor Lernen beginnen		Wąsy
duim Lernen beginnen		kciuk
dij Lernen beginnen		udo
enkel Lernen beginnen		tylko
litteken Lernen beginnen		blizna
voorhoofd Lernen beginnen		czoło
panty Lernen beginnen		rajstopy
bril Lernen beginnen		okulary
huid Lernen beginnen		skóra
ruim Lernen beginnen		przestronny
dik Lernen beginnen		gruby, gęsty
vertrekken Lernen beginnen		odjeżdżać
bewonderen Lernen beginnen		podziwiać
boos Lernen beginnen		zły
jong Lernen beginnen		młody
zwak Lernen beginnen		słaby
agressief Lernen beginnen		agresywny
breed Lernen beginnen		szeroki
zuur Lernen beginnen		kwaśny
sla Lernen beginnen		biję, uderzam, bij, uderzaj
blij Lernen beginnen		ucieszony, uradowany
warm Lernen beginnen		ciepły
uitzicht Lernen beginnen		widok
droog Lernen beginnen		suchy
knoflook Lernen beginnen		czosnek
tapijt Lernen beginnen		wykładzina podłogowa
vangst Lernen beginnen		złapać
vliering Lernen beginnen		strych
boter Lernen beginnen		masło
advocaat Lernen beginnen		prawnik
landschap Lernen beginnen		krajobraz
missen Lernen beginnen		przegapić
oorzaak Lernen beginnen		przyczyna
uitslag Lernen beginnen		wysypka
gelegenheid Lernen beginnen		okazja
broodmager Lernen beginnen		chudy
reis Lernen beginnen		wyjazd
plotselinge Lernen beginnen		nagły
klant Lernen beginnen		klient
golvend Lernen beginnen		falisty
onderzoek Lernen beginnen		Badania
ontvangst Lernen beginnen		Przyjęcie
problemen Lernen beginnen		problemy
zich Lernen beginnen		się, siebie
humeurig Lernen beginnen		nastrojowy
bereiken Lernen beginnen		osiągać, sięgać
herenhuis Lernen beginnen		dwór
vordering Lernen beginnen		roszczenie
verbleken Lernen beginnen		blady
verwonderd Lernen beginnen		zaskoczony
kennisgeving Lernen beginnen		powiadomienie
toevallig Lernen beginnen		przypadkowy
bovenstaand Lernen beginnen		powyżej
rooster Lernen beginnen		harmonogram
bill Lernen beginnen		Rachunek
bezetting Lernen beginnen		zawód
vraag naar Lernen beginnen		żądanie
nerveuze Lernen beginnen		nerwowy
drop Lernen beginnen		upuszczać
fabriek Lernen beginnen		fabryka
houding Lernen beginnen		nastawienie
smelten Lernen beginnen		topnieć
tak Lernen beginnen		Oddział
reeks Lernen beginnen		seria
rennen Lernen beginnen		biegać
lood Lernen beginnen		prowadzić
kwetsen Lernen beginnen		zranić
ouderen Lernen beginnen		Starsi
voorkomen Lernen beginnen		zapobiegać
ellendig Lernen beginnen		nieszczęśliwy
rit Lernen beginnen		jazda
hitte Lernen beginnen		ciepło
katoen Lernen beginnen		bawełna
milieu Lernen beginnen		środowisko
fijn Lernen beginnen		przyjemny, fajny
uitgaande Lernen beginnen		wychodzące
bange Lernen beginnen		przerażony
passeren Lernen beginnen		mijać
rommelig Lernen beginnen		nieporządny
modieus Lernen beginnen		modny
aantrekkelijk Lernen beginnen		atrakcyjny
strak Lernen beginnen		ciasny
slim Lernen beginnen		mądry, pojętny
leer Lernen beginnen		uczyć się
gemeenschappelijk Lernen beginnen		wspólny
dergelijke Lernen beginnen		z takich
wetenschap Lernen beginnen		nauka
zwaarlijvig Lernen beginnen		otyły
kapper Lernen beginnen		Fryzjer
hoesten Lernen beginnen		kaszleć
ontvangen Lernen beginnen		otrzymywać
bewijsmateriaal Lernen beginnen		dowód
beschikbaar Lernen beginnen		dostępny
proper Lernen beginnen		czysty
deken Lernen beginnen		koc
gevaarlijk Lernen beginnen		niebezpieczny, niebezpiecznie
trap Lernen beginnen		schody
verspilling Lernen beginnen		marnotrawstwo
boord Lernen beginnen		deska
bezorgd Lernen beginnen		Zmartwiony
termijn Lernen beginnen		semestr
jaloers Lernen beginnen		zazdrosny
zorgzaam Lernen beginnen		opiekuńczy, troskliwy
paard Lernen beginnen		koń
dorp Lernen beginnen		wioska
schoon Lernen beginnen		czysty
lift Lernen beginnen		winda
gezellig Lernen beginnen		przytulny
bed Lernen beginnen		łóżko
toevoegen Lernen beginnen		dodawać
appel Lernen beginnen		jabłko
boek Lernen beginnen		książka
hart Lernen beginnen		serce
rijst Lernen beginnen		Ryż
water Lernen beginnen		woda
melk Lernen beginnen		mleko
ziekte Lernen beginnen		choroba
hersenen Lernen beginnen		mózg
meubilair Lernen beginnen		meble
olifant Lernen beginnen		słoń
vermaak Lernen beginnen		zabawa
vlucht Lernen beginnen		lot
lever Lernen beginnen		wątroba
kast Lernen beginnen		gabinet
armoede Lernen beginnen		ubóstwo
kasteel Lernen beginnen		zamek
aankoop Lernen beginnen		zakup
brandwond Lernen beginnen		palić się
bibliotheek Lernen beginnen		biblioteka
cream Lernen beginnen		krem
koe Lernen beginnen		krowa
blouse Lernen beginnen		bluza
tong Lernen beginnen		język
koel Lernen beginnen		spoko
muis Lernen beginnen		mysz
slijtage Lernen beginnen		nosić
droogte Lernen beginnen		Okres suszy
markt Lernen beginnen		rynek
reusachtig Lernen beginnen		olbrzymi
schaduw Lernen beginnen		cień
tegenover Lernen beginnen		naprzeciwko
huur Lernen beginnen		wynajem
collega Lernen beginnen		współpracownik
gebit Lernen beginnen		zęby
ernstige Lernen beginnen		poważnie
enquête Lernen beginnen		ankieta
interview Lernen beginnen		wywiad
ring Lernen beginnen		pierścień
horloge Lernen beginnen		zegarek
geschiedenis Lernen beginnen		historia
sparen Lernen beginnen		zapisać
armband Lernen beginnen		bransoletka
tussen Lernen beginnen		między
nog Lernen beginnen		jeszcze
ze Lernen beginnen		ona, oni, one
bitter Lernen beginnen		gorzki
broccoli Lernen beginnen		brokuły
hang Lernen beginnen		powiesić
muziek Lernen beginnen		muzyka
auto Lernen beginnen		samochód
streng Lernen beginnen		surowy, wymagający
kunst Lernen beginnen		sztuka
shorts Lernen beginnen		szorty
tante Lernen beginnen		ciocia
toehoorders Lernen beginnen		publiczność
blind Lernen beginnen		ślepy
pasta Lernen beginnen		makaron
verrukt Lernen beginnen		zachwycony
kwestie Lernen beginnen		materia
top Lernen beginnen		Top
vierkant Lernen beginnen		plac
nuttig Lernen beginnen		pomocny
keuken Lernen beginnen		kuchnia
broers en zussen Lernen beginnen		bracia i siostry
gecontroleerd Lernen beginnen		sprawdzone
heerlijk Lernen beginnen		pyszne
slippers Lernen beginnen		kapcie
schilderij Lernen beginnen		obraz
bijwonen Lernen beginnen		uczęszczać
ham Lernen beginnen		szynka
komkommer Lernen beginnen		ogórek
aandeel Lernen beginnen		część
aankomen Lernen beginnen		przytyć
kool Lernen beginnen		kapusta
voorzichtig Lernen beginnen		ostrożny, ostrożnie
aardappel Lernen beginnen		Ziemniak
verplicht Lernen beginnen		obowiązkowy
thee Lernen beginnen		herbata
botsing Lernen beginnen		wypadek
klagen Lernen beginnen		skarżyć się
echtgenoot Lernen beginnen		mąż
rechtbank Lernen beginnen		Sąd
koorts Lernen beginnen		gorączka
wreed Lernen beginnen		okrutny
volwassen Lernen beginnen		dojrzały
keel Lernen beginnen		gardło
gemakkelijk Lernen beginnen		wygodny
verdienen Lernen beginnen		zarabiać
werkloosheid Lernen beginnen		bezrobocie
boot Lernen beginnen		łódź
schilder Lernen beginnen		malarz
griep Lernen beginnen		grypa
kanker Lernen beginnen		nowotwór
raam Lernen beginnen		okno
vrouw Lernen beginnen		kobieta
rauw Lernen beginnen		surowy
grootmoeder Lernen beginnen		babcia
heup Lernen beginnen		cześć p
spiegel Lernen beginnen		lustro
ketting Lernen beginnen		łańcuch
toegeven Lernen beginnen		przyznawać
koelkast Lernen beginnen		lodówka
douche Lernen beginnen		prysznic
oven Lernen beginnen		piekarnik
fauteuil Lernen beginnen		fotel
garderobe Lernen beginnen		szafa
printer Lernen beginnen		drukarka
sofa Lernen beginnen		sofa
bad Lernen beginnen		kąpiel
wasmachine Lernen beginnen		pralka
afwasmachine Lernen beginnen		zmywarka
haard Lernen beginnen		kominek
bureau Lernen beginnen		biurko
wastafel Lernen beginnen		tonąć
vlak Lernen beginnen		mieszkanie
hek Lernen beginnen		płot
dak Lernen beginnen		dach
tafel Lernen beginnen		stół
muur Lernen beginnen		Ściana
trein Lernen beginnen		pociąg
plaats Lernen beginnen		miejsce
vis Lernen beginnen		ryba
kip Lernen beginnen		kurczak
vertrouwen Lernen beginnen		ufać
brood Lernen beginnen		chleb
voorzien Lernen beginnen		przewidywać
varkensvlees Lernen beginnen		wieprzowina
kat Lernen beginnen		kot
vlees Lernen beginnen		mięso
helder Lernen beginnen		jasny
triest Lernen beginnen		smutny
oom Lernen beginnen		wujek
lam Lernen beginnen		owieczka
rundvlees Lernen beginnen		wołowina
verpleegster Lernen beginnen		pielęgniarka
salaris Lernen beginnen		wynagrodzenie
zalm Lernen beginnen		łosoś
uiterlijk Lernen beginnen		wygląd
deksel Lernen beginnen		pokrywa
wedstrijd Lernen beginnen		zawody
accomodatie Lernen beginnen		nocleg
beschaamd Lernen beginnen		zawstydzony
kin Lernen beginnen		Broda
rimpels Lernen beginnen		zmarszczki
verschijnen Lernen beginnen		pojawiać się
overstroming Lernen beginnen		powódź
verbeteren Lernen beginnen		poprawiać
comfortabel Lernen beginnen		wygodny
vet Lernen beginnen		tłusty
lijken Lernen beginnen		być podobnym
gesneden Lernen beginnen		skaleczenie
laden Lernen beginnen		ładować
kok Lernen beginnen		gotować
ervaring Lernen beginnen		doświadczenie
breuk Lernen beginnen		złamanie
verandering Lernen beginnen		zmiana
pak Lernen beginnen		ubranie biznesowe
dappere Lernen beginnen		odważny
opgewonden Lernen beginnen		poruszony
benaderen Lernen beginnen		zbliżyć się
coach Lernen beginnen		trener
trek Lernen beginnen		przyciągam, ciągnę, przyciągaj, ciągnij
dof Lernen beginnen		nudny
personeel Lernen beginnen		personel
te zwaar Lernen beginnen		za ciężki
koopje Lernen beginnen		okazja
mollig Lernen beginnen		pulchny
stropdas Lernen beginnen		wiązanie
ondersteuning Lernen beginnen		wsparcie
huisje Lernen beginnen		Chata
creatieve Lernen beginnen		twórczy
sproeten Lernen beginnen		piegi
traktatie Lernen beginnen		leczyć
vrij Lernen beginnen		wolny
sneakers Lernen beginnen		trampki
getrouwd Lernen beginnen		zamężna, żonaty
concurrentie Lernen beginnen		konkurencja
gemiddelde Lernen beginnen		średni
verstandig Lernen beginnen		rozsądny
middernacht Lernen beginnen		północ
borst Lernen beginnen		skrzynia
verveeld Lernen beginnen		znudzony
rechtdoor Lernen beginnen		prosty
vriendschappelijk Lernen beginnen		przyjazny
accountant Lernen beginnen		księgowa
genereuze Lernen beginnen		hojny
hoewel Lernen beginnen		chociaż
bazig Lernen beginnen		apodyktyczny
passen Lernen beginnen		pasować
werknemer Lernen beginnen		pracownik
gestreept Lernen beginnen		w paski
schoorsteen Lernen beginnen		komin
kalmte Lernen beginnen		spokój
overwegen Lernen beginnen		rozważać
nicht Lernen beginnen		siostrzenica
soort Lernen beginnen		uprzejmy
licht Lernen beginnen		jasny
verkeerde Lernen beginnen		źle
terug Lernen beginnen		z powrotem
angstig Lernen beginnen		niespokojny
de morgen Lernen beginnen		poranek/ ranek
vlakte Lernen beginnen		Równina
pols Lernen beginnen		nadgarstek
dun Lernen beginnen		cienki
heet Lernen beginnen		nazywam się, nazywasz się, nazywa się
onafhankelijk Lernen beginnen		niezależny
single Lernen beginnen		pojedynczy
riem Lernen beginnen		Pas
helft Lernen beginnen		pół
het middag Lernen beginnen		południe
slank Lernen beginnen		szczupły
pet Lernen beginnen		czapka
de namiddag Lernen beginnen		popołudnie
kort Lernen beginnen		krótki
aanmoedigen Lernen beginnen		zachęcać
poort Lernen beginnen		brama
rude Lernen beginnen		niegrzeczny
clever Lernen beginnen		sprytny
spel Lernen beginnen		gra
glas Lernen beginnen		szkło
verbergen Lernen beginnen		chować
queue Lernen beginnen		kolejka
werk Lernen beginnen		pracuję
uitgeput Lernen beginnen		wyczerpany
betekenen Lernen beginnen		oznaczać
studie Lernen beginnen		badanie
inkomen Lernen beginnen		dochód
garage Lernen beginnen		garaż
rechter Lernen beginnen		sędzia
de avond Elke avond kaartte ik met mijn neef. Lernen beginnen		wieczór Każdego wieczora grałem z kuzynem w karty.
de lente Lernen beginnen		wiosna
de zomer Lernen beginnen		lato
de herfst Lernen beginnen		jesień
modern Lernen beginnen		nowoczesny
gescheiden Lernen beginnen		rozwiedziony
de winter Lernen beginnen		zima
het westen Lernen beginnen		zachód
het zuiden Lernen beginnen		południe
het oosten Lernen beginnen		wschód
veel Lernen beginnen		dużo
het noorden Lernen beginnen		północ
maar Lernen beginnen		ale
nu Lernen beginnen		teraz
waarom Lernen beginnen		dlaczego
alleen Lernen beginnen		tylko
altijd Lernen beginnen		zawsze
door Lernen beginnen		przez
in Lernen beginnen		w
waar Lernen beginnen		gdzie
of Lernen beginnen		lub
deze Lernen beginnen		ten, ta, to
hoe Lernen beginnen		jak
elk Lernen beginnen		każdy
daar Lernen beginnen		tam
als Lernen beginnen		jeśli
dus Lernen beginnen		więc
ver Lernen beginnen		daleki, daleko
hier Lernen beginnen		tu
welke Lernen beginnen		który, która, które
sommige Lernen beginnen		niektóre
hun Lernen beginnen		im, ich
wie Lernen beginnen		kto
en Lernen beginnen		i
om Lernen beginnen		o
wanneer Lernen beginnen		kiedy
alles Lernen beginnen		wszystko
iemand Lernen beginnen		ktoś
iets Lernen beginnen		coś
mijn Lernen beginnen		mój
hij Lernen beginnen		on
onze Lernen beginnen		nasz, nasza, nasi, nasze
nieuw Lernen beginnen		nowy
erg Lernen beginnen		bardzo
soms Lernen beginnen		czasami
heel Lernen beginnen		bardzo
vroeg Lernen beginnen		wcześnie, wczesny
eerste Lernen beginnen		pierwszy, pierwsza, pierwsze
zeker Lernen beginnen		pewny, pewien, pewnie
leeg Lernen beginnen		pusty
laatste Lernen beginnen		ostatni
zwaar Lernen beginnen		ciężki, ciężko
buiten Lernen beginnen		na zewnątrz, poza
rechts Lernen beginnen		dobrze
dood Lernen beginnen		śmierć, martwy
volgen Lernen beginnen		iść za kimś, uczęszczać (na zajęcia), śledzić
grootte Lernen beginnen		rozmiar
wijs Lernen beginnen		mądry
overmorgen Lernen beginnen		pojutrze
advertentie Lernen beginnen		Reklama
bos Lernen beginnen		las
kerk Lernen beginnen		kościół
boer Lernen beginnen		rolnik
tonijn Lernen beginnen		Tuńczyk
netjes Lernen beginnen		przyzwoicie
ziekenhuis Lernen beginnen		Szpital
rest Lernen beginnen		reszta
ruimte Lernen beginnen		przestrzeń
ster Lernen beginnen		gwiazda
liefde Lernen beginnen		miłość
oplossing Lernen beginnen		rozwiązanie
eergisteren Lernen beginnen		przedwczoraj
adviseren Lernen beginnen		doradzać
nagerecht Lernen beginnen		deser
invloed Lernen beginnen		wpływ
Wat voor datum is het vandaag? Lernen beginnen		Którego mamy dzisiaj?
de feestdag Lernen beginnen		święto
voeten Lernen beginnen		stopy
niezen Lernen beginnen		kichać
slaap Lernen beginnen		śpię, śpij
de weekdag Lernen beginnen		dzień powszedni / dzień roboczy
portemonnee Lernen beginnen		portfel
verhouding Lernen beginnen		stosunek
nieuwsgierig Lernen beginnen		ciekawy
onderzoeken Lernen beginnen		badać
mislukken Lernen beginnen		zawieść
cornflakes Lernen beginnen		płatki kukurydziane
erwten Lernen beginnen		groszek
spek Lernen beginnen		boczek
zeevruchten Lernen beginnen		owoce morza
onbetrouwbaar Lernen beginnen		niewiarygodne
geavanceerde Lernen beginnen		zaawansowane
de week Doordeweeks werk ik veel. Lernen beginnen		tydzień W tygodniu dużo pracuję.
fonteintje Lernen beginnen		fontanna
heerser Lernen beginnen		linijka
verscheidenheid Lernen beginnen		różnorodność
eerbied Lernen beginnen		szacunek
concurreren Lernen beginnen		rywalizować
uitchecken Lernen beginnen		Sprawdzać
scheidsrechter Lernen beginnen		arbiter
gangpad Lernen beginnen		przejście
geleider Lernen beginnen		konduktor
redding Lernen beginnen		ratować
componist Lernen beginnen		kompozytor
de dag Dat zal een warme dag zijn. Lernen beginnen		dzień To będzie ciepły dzień.
het jaar Gelukkig Nieuwjaar! Lernen beginnen		rok Szczęśliwego Nowego Roku!
de datum Lernen beginnen		data
tarief Lernen beginnen		oceniać
secretaris Lernen beginnen		sekretarz
zeep Lernen beginnen		mydło
spinazie Lernen beginnen		szpinak
kwalificaties Lernen beginnen		kwalifikacje
ontsnapping Lernen beginnen		uciec
het weekend Lernen beginnen		weekend
camera Lernen beginnen		aparat fotograficzny
verkoop Lernen beginnen		sprzedaż
aanbod Lernen beginnen		oferta
geneeskunde Lernen beginnen		Medycyna
de maand Ik was in Rome een maand geleden. Lernen beginnen		miesiąc Byłem w Rzymie miesiąc temu.
Oké, ik kom wel! Lernen beginnen		OK, przyjdę! / idę!
de wereld Ze is het mooiste meisje ter wereld. Lernen beginnen		świat Ona jest najpiękniejszą dziewczyną na świecie.
Ik kom altijd voorbereid Lernen beginnen		Zawsze przychodzę przygotowany
controleren Lernen beginnen		sprawdzać
aangenaam Lernen beginnen		przyjemne
beide Lernen beginnen		dwoje, obydwoje
verzekeren Lernen beginnen		zapewniać
Wij wisten dat iemand informatie verschafte Lernen beginnen		Wiedzieliśmy, że ktoś dostarcza informacji
Ik zou graag de architectuur van de stad willen zien Lernen beginnen		Chciałbym zobaczyć architekturę miasta
uitvoeren Lernen beginnen		wykonywać
verdwijnen Lernen beginnen		znikać
Ik ben gebleven Lernen beginnen		Ja zostałem
ontdekken Lernen beginnen		odkrywać
blijkbaar Lernen beginnen		jawny, oczywisty
slikken Lernen beginnen		przełknąć
Ik ben geweest Lernen beginnen		Ja byłem
Ik heb gehad Lernen beginnen		Ja miałem
Ik heb gegeten Lernen beginnen		Ja zjadłem
Ik heb gedronken Lernen beginnen		Ja piłem
Ik ben gegaan Lernen beginnen		Ja poszedłem
Ik heb gedaan Lernen beginnen		Ja zrobiłem
Ik heb gekeken Lernen beginnen		Ja patrzyłem / zobaczyłem / sprawdziłem
Ik heb gelezen Lernen beginnen		Ja przeczytałem
Ik heb geschreven Lernen beginnen		Ja napisałem
passend Lernen beginnen		właściwy
het zeilen Lernen beginnen		żeglowanie
zitplaats Lernen beginnen		siedzenie
adverteren Lernen beginnen		reklamować
bibliothecaris Lernen beginnen		bibliotekarz
manager Lernen beginnen		menedżer
soldaat Lernen beginnen		żołnierz
brandweerman Lernen beginnen		strażak
dierenarts Lernen beginnen		lekarz weterynarii
piloot Lernen beginnen		pilot
leraar Lernen beginnen		nauczyciel
dokter Lernen beginnen		doktor, lekarz
journalist Lernen beginnen		dziennikarz
bakker Lernen beginnen		Piekarz
verkoper Lernen beginnen		sprzedawca
politieagent Lernen beginnen		policjant
schoolmeester Lernen beginnen		nauczyciel
babysitter Lernen beginnen		opiekunka dziecięca
student Lernen beginnen		student
zeeman Lernen beginnen		marynarz
ingenieur Lernen beginnen		inżynier
actrice Lernen beginnen		aktorka
steward Lernen beginnen		steward
auteur Lernen beginnen		autor
beroepen Lernen beginnen		zawody
baas Lernen beginnen		szef
pijn Lernen beginnen		ból
gewoon Lernen beginnen		zwyczajny, przyzwyczajony
die Lernen beginnen		który, która, które
voeren Lernen beginnen		karmić
prachtig Lernen beginnen		wspaniały, piękny
daarom Lernen beginnen		o to
verzoek Lernen beginnen		żądanie
ruiken Lernen beginnen		wąchać
bijzonder Lernen beginnen		specjalny
stemmen Lernen beginnen		głosować
vooral Lernen beginnen		przede wszystkim
werkelijk Lernen beginnen		naprawdę
gedrag Lernen beginnen		zachowanie
tegen Lernen beginnen		przeciwko, przeciw
dolfijn Lernen beginnen		delfin
hevig Lernen beginnen		intensywny
diefstal Lernen beginnen		kradzież
aanduiden Lernen beginnen		wskazać
gezet Lernen beginnen		położyć
toepassen Lernen beginnen		aplikować
verdelen Lernen beginnen		podzielić
ieder Lernen beginnen		każdy
injectie Lernen beginnen		iniekcja
bedrog Lernen beginnen		oszustwo
moord Lernen beginnen		morderstwo
greep Lernen beginnen		uchwyt
inbraak Lernen beginnen		włamanie
wimper Lernen beginnen		rzęsa
besteden Lernen beginnen		wydawać
orkaan Lernen beginnen		Huragan
rekken Lernen beginnen		rozciągać
omzetten Lernen beginnen		konwertować
paramedicus Lernen beginnen		sanitariusz
wees gegroet Lernen beginnen		Grad
ijskoud Lernen beginnen		lodowaty
exemplaar Lernen beginnen		Kopiuj
zegel Lernen beginnen		foka
krap Lernen beginnen		mocno
Tot kijk man Lernen beginnen		Do zobaczenia wkrótce
achterin Lernen beginnen		z tyłu
Wil je iets drinken? Lernen beginnen		Chcesz coś do picia?
Wat wil je drinken? Lernen beginnen		Co chcesz do picia?
Kun jij ook zwemmen? Lernen beginnen		Czy ty też umiesz pływać?
Ik kan nu niet komen Lernen beginnen		Nie mogę teraz przyjść
Zal ik je morgen bellen? Lernen beginnen		Zadzwonię do ciebie jutro?
Zullen we zondag afspreken? Lernen beginnen		Spotkamy się w niedzielę?
Zullen we samen huiswerk maken? Lernen beginnen		Może odrobimy razem pracę domową?
Zal ik je helpen? Lernen beginnen		Czy mam ci pomóc?
Zullen we met de bus gaan? Lernen beginnen		Pojedziemy autobusem?
Wil jij vanavond koken? Lernen beginnen		Chcesz dziś wieczorem gotować?
Zullen we ergens gaan eten? Lernen beginnen		Może pójdziemy gdzieś zjeść?
Kunt u mij met deze brief helpen? Lernen beginnen		Czy możesz mi pomóc z tym listem?
Kan ik mijn afspraak verzetten? Lernen beginnen		Czy mogę przełożyć wizytę?
Zullen we naar het park gaan? Lernen beginnen		Pójdziemy do parku?
Kunt u die fles voor mij pakken? Lernen beginnen		Możesz przynieść mi tę butelkę?
Zullen we morgen naar het strand gaan? Lernen beginnen		Pójdziemy jutro na plażę?
Oscar wil schilder worden Lernen beginnen		Oskar chce zostać malarzem
Je mag binnen niet eten en drinken Lernen beginnen		Wewnątrz nie wolno jeść ani pić
Savi kan goed koken Lernen beginnen		Savi jest dobrym kucharzem
Zal ik de kamer opruimen? Lernen beginnen		Mam posprzątać pokój?
Gijs moet dagelijks zalf smeren Lernen beginnen		Gijs musi codziennie stosować maść
Mag ik de schoenen nog ruilen? Lernen beginnen		Czy nadal mogę wymienić buty?
Zal ik even helpen? Lernen beginnen		Mogę Ci pomóc? / Czy mam Ci pomóc?
Wil je vanavond pizza eten? Lernen beginnen		Chcesz dzisiaj zjeść pizzę?
Jullie moeten nog voor het examen oefenen Lernen beginnen		Musisz jeszcze poćwiczyć do egzaminu
Wil je dat kussen even geven? Lernen beginnen		Czy mógłbyś dać mi tę poduszkę?
Kunt u het huiswerk snel nakijken? Lernen beginnen		Czy możesz szybko sprawdzić zadanie domowe?
Zal ik een tijdschrift kopen? Lernen beginnen		Czy powinienem kupić czasopismo?
Mag hij ook op het feest komen? Lernen beginnen		Czy on też może przyjść na imprezę?
Jullie moeten de keuken nog schoonmaken Lernen beginnen		Nadal musisz posprzątać kuchnię
Zullen we dit tijdens de vergadering bespreken? Lernen beginnen		Czy omówimy to podczas spotkania?
Docenten mogen kinderen niet slaan Lernen beginnen		Nauczycielom nie wolno bić dzieci
Hij kan niet wennen aan het nieuwe systeem Lernen beginnen		Nie może przyzwyczaić się do nowego systemu
Ik wil mijn moeder verrassen met een cadeautje Lernen beginnen		Chcę zaskoczyć mamę prezentem
Je moet op deze knop drukken Lernen beginnen		Musisz nacisnąć ten przycisk
Zal ik je even helpen? Lernen beginnen		Czy mam ci pomóc?
Je moet de natte kleren meteen ophangen Lernen beginnen		Należy natychmiast odwiesić mokre ubrania
Remco kan erg goed rekenen Lernen beginnen		Remco potrafi bardzo dobrze liczyć
Tijdens de les mag je niet bellen Lernen beginnen		Podczas zajęć nie wolno rozmawiać przez telefon
De bakker wil veel brood verkopen Lernen beginnen		Piekarz chce sprzedać dużo chleba
Moet ik echt al die overhemden strijken? Lernen beginnen		Czy naprawdę muszę prasować te wszystkie koszule?
Zullen we vanavond uit eten gaan? Lernen beginnen		Wyjdziemy dziś wieczorem na kolację?
Kun je de wasmachine maken? Lernen beginnen		Czy potrafisz naprawić pralkę?
We hebben veel huiswerk. We moeten zeven opdrachten maken Lernen beginnen		Mamy dużo pracy domowej. Musimy wykonać siedem zadań
We zijn morgen vrij. Zullen we dan iets leuks gaan doen? Lernen beginnen		Jutro jesteśmy wolni. Może w takim razie zrobimy coś fajnego?
Ik ben blij met mijn haar. Deze kapper kan erg goed knippen Lernen beginnen		Jestem zadowolona ze swoich włosów. Ten fryzjer potrafi bardzo dobrze ciąć
Het brood is op. Zal ik even naar da bakker gaan? Lernen beginnen		Chleba już nie ma. Mam iść do piekarni?
De leerlingen zijn vervelend. Ze willen niet naar de juf luisteren Lernen beginnen		Studenci są irytujący. Nie chcą słuchać nauczyciela
Je mag niet met de auto op het fietspad rijden, want dat is gevaarlijk Lernen beginnen		Nie wolno wjeżdżać samochodem na ścieżkę rowerową, bo jest to niebezpieczne
Mag ik jouw hamer lenen? Lernen beginnen		Czy mogę pożyczyć twój młotek?
Zal ik boodschappen doen? Lernen beginnen		Mam iść na zakupy?
Je moet eerst je code typen Lernen beginnen		Najpierw musisz wpisać swój kod
Wil je mij het huiswerk mailen? Lernen beginnen		Czy chcesz wysłać mi zadanie domowe e-mailem?
Ik wil het wel doen Lernen beginnen		Chcę to zrobić
Er is iets gebeurd met mijn been Lernen beginnen		Coś mi się stało z moją nogą
Er is iets gebeurd met mijn hoofd Lernen beginnen		Coś mi się stało w głowę
Er is iets gebeurd met mijn hand Lernen beginnen		Coś mi się stało w rękę
Er is iets gebeurd in mijn buik Lernen beginnen		Coś mi się stało w brzuch
Is het groot en licht huis? 🏡 Lernen beginnen		Czy dom jest duży i jasny? 🏡
Hoeveel kamers heeft het huis 🏡? Lernen beginnen		Ile pokoi ma dom?
Wat is je favoriete plaats in huis? Lernen beginnen		Które miejsce w domu lubisz najbardziej? / Jakie jest twoje ulubione miejsce w domu 🏡?
Met wie woon je in je huis 🏡? Lernen beginnen		Z kim mieszkasz w swoim domu?
Hoeveel verdiepingen heeft het huis 🏡? Lernen beginnen		Ile pięter ma dom?
Heb je een tuin? Lernen beginnen		Czy masz ogród?
Hoeveel slapkamers zijn er? Lernen beginnen		Ile tam jest sypialni?
de waarborg is 2 maanden huur Lernen beginnen		Kaucja wynosi 2 miesiące czynszu
Ik ben geweest Lernen beginnen		byłem
Ik heb gehad Lernen beginnen		Miałem
Ik heb gegeten Lernen beginnen		zjadłem / jadłem
Ik heb gedronken Lernen beginnen		piłem
Ik ben gegaan Lernen beginnen		Poszedłem
Ik heb gedaan Lernen beginnen		zrobiłem/ robiłem
Ik heb gekeken Lernen beginnen		Patrzyłem
Ik heb gelezen Lernen beginnen		Przeczytałem / Czytałem
Ik heb geschreven Lernen beginnen		napisałem / pisałem
Ik ben gebleven Lernen beginnen		zostałem
Mijn tand doet pijn Lernen beginnen		Boli mnie ząb

język holenderski

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr