Kolokwium - hoofdstukken 5 en 6

 0    207 Datenblatt    noodleism
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
onszelf
Lernen beginnen
ourselves
klagen (over) (klaagde, geklaagd)
Lernen beginnen
narzekać na
de werkdruk
Lernen beginnen
nakład pracy
de druk
Lernen beginnen
nacisk
betogen (betoogde, betoogd)
Lernen beginnen
kłócić się
gedreven
Lernen beginnen
be driven
levensreddend
Lernen beginnen
ratujący życie
redden (redde, gered)
Lernen beginnen
ratować
het brein, de hersens
Lernen beginnen
mózg (2 odpowiedzi)
(on)voldoende
Lernen beginnen
(nie)wystarczający
uitdragen (droeg uit, uitgedragen)
Lernen beginnen
rzucić wyzwanie
(on)bereikbaar
Lernen beginnen
(nie)komfortowe
waken voor (waakte, gewaakt)
Lernen beginnen
Uważać na
het bewijs
We hebben een bewijs nodig om hem te beschuldigen.
Lernen beginnen
dowód
Potrzebujemy dowodu, aby go oskarżyć.
stressloos
Lernen beginnen
bez stresu
samengaan (ging samen, samengegaan)
Lernen beginnen
iść razem
tussendoor
Lernen beginnen
pomiędzy
doceren (doceerde, gedoceerd)
Lernen beginnen
uczyć
de lezing
Lernen beginnen
wykład
de uitdaging
Lernen beginnen
wyzwanie
hopeloos
Lernen beginnen
beznadziejny
prikkelen (prikkelde, geprikkeld)
Lernen beginnen
stymulować
de beslissing
Lernen beginnen
decyzja
het geklaag
Lernen beginnen
narzekanie
de spoed
Lernen beginnen
pilność
de spoedeisende hulp
Lernen beginnen
opieka w nagłych wypadkach
de hulp
Hij heeft onze hulp nodig.
Lernen beginnen
pomoc
On potrzebuje naszej pomocy.
de veiligheid
Lernen beginnen
bezpieczeństwo
handelen (handelde, gehandeld)
Lernen beginnen
działać
de hartfrequentie
Lernen beginnen
tętno
het hart
Hij heeft mijn hart gebroken.
Lernen beginnen
serce
Złamał mi serce.
de frequentie
Lernen beginnen
częstotliwość
de spierspanning
Lernen beginnen
napięcie mięśni
de spanning
Er is de spanning tussen jullie.
Lernen beginnen
napięcie
Jest między wami napięcie.
het recht (op)
Lernen beginnen
po prawej
de privetijd
Lernen beginnen
czas prywatny
pieken (piekte, gepiekt)
Lernen beginnen
szczytować/to peak
dienstverlenend
Lernen beginnen
świadczący usługi
de dienst
Morgen heb ik mijn dienst vanaf 12 uur.
Lernen beginnen
służba, dyżur
Mam jutro dyżur od godziny 12.
verlenen (verleende, verleend)
Lernen beginnen
przyznawać, zapewniać
het computerscherm
Lernen beginnen
ekran komputera
het scherm
Lernen beginnen
ekran
verlaten (verlaatte, verlaat)
Lernen beginnen
odejść, opuścić
de medewerker
Lernen beginnen
Pracownik
de doorbloeding
Lernen beginnen
przepływ krwi, cyrkulacja
daardoor
Lernen beginnen
w związku z tym
tonen (toonde, getoond)
Lernen beginnen
pokazać
zolang
Ik blijf bij jou zolang het nodig is.
Lernen beginnen
tak długo jak
Zostanę przy tobie tak długo, jak jest to potrzebne.
ingewikkeld
Lernen beginnen
skomplikowane
in tegenstelling tot
Lernen beginnen
W odróżnieniu
de tegenstelling
Lernen beginnen
kontrast
het proefschrift
Lernen beginnen
teza
het beoordelingsgesprek
Lernen beginnen
rozmowa oceniająca
de beoordeling
Lernen beginnen
ocena
adviseren (adviseerde, geadviseerd)
Lernen beginnen
doradzać
opkomen in (kwam op, opgekomen)
Lernen beginnen
wymyślić
misgaan (ging mis, misgegaan)
Lernen beginnen
pójść źle
(zich) inzetten (voor)
Lernen beginnen
użyć do/poświęcić się
gerust
Lernen beginnen
bezpiecznie/w spoczynku
onderuitgaan (ging onderuit, onderuitgegaan)
Lernen beginnen
spadać/nie powieść się
tegengaan (gingtegen, tegengegaan)
Lernen beginnen
zwalczać/przeciwdziałać/zapobiegać
reguleren (reguleerde, gereguleerd)
Lernen beginnen
regulować (regulowany, regulowany)
hanteren (hanteerde, gehanteerd)
Lernen beginnen
użyć
presteren (presteerde, gepresteerd)
Lernen beginnen
działać, wykonywać
kortom
Lernen beginnen
w skrócie
delegeren (delegeerde, gedelegeerd)
Lernen beginnen
delegować, przekazać
de durf
Lernen beginnen
odwaga
overtuigend
Lernen beginnen
przekonująco
stressbestendig
Lernen beginnen
odporne na stres
de topsporter
Lernen beginnen
czołowy sportowiec
de reisleider
Lernen beginnen
Przewodnik
de luchtverkeersleider
Lernen beginnen
kontroler ruchu lotniczego
de ondernemer
Lernen beginnen
przedsiębiorca
de beveiliger
Lernen beginnen
ochroniarz
weg (van)
Lernen beginnen
z dala od
terug
Ik geef hem zijn boek terug.
Lernen beginnen
z powrotem
Oddaję mu (z powrotem) książkę.
de bedrijfsjurist
Lernen beginnen
prawnik firmy
de jurist
Lernen beginnen
prawnik
de yogadocent
Lernen beginnen
nauczyciel jogi
huilen (om) (huilde, gehuild)
Lernen beginnen
płakać za
het huurappartement
Lernen beginnen
wynajmowane mieszkanie
vastzitten (zat vast, vastgezeten)
Lernen beginnen
tkwić, utknąć
in overleg met
Lernen beginnen
w konsultacji z
het overleg
Lernen beginnen
konsultacja
opzeggen (zegde/zei op, opgezegd)
Lernen beginnen
anulować, wypowiedzieć
de opleiding
Lernen beginnen
trening, edukacja, wykształcenie
groeien (groeide, is gegroeid)
Lernen beginnen
rosnąć
inmiddels
Lernen beginnen
do tej pory, w międzyczasie
ondernemend
Lernen beginnen
przedsiębiorczy
ondernemen (ondernam, ondernomen)
Lernen beginnen
podjąć się, prowadzić biznes
het vakantiegeld
Lernen beginnen
wynagrodzenie urlopowe
de zonnebril
Lernen beginnen
okulary przeciwsłoneczne
niks
Hij wou niks in ruil.
Lernen beginnen
nic
Nie chciał nic w zamian.
lenen (aan/van) (leende, geleend)
Lernen beginnen
pożyczać (dla/od)
dagelijks
Lernen beginnen
codziennie
de kosten
Lernen beginnen
koszty
knap
Lernen beginnen
przystojny, imponujący
durven (durfde, gedurfd)
Lernen beginnen
odważyć się
opzien tegen (zag op, opgezien)
Lernen beginnen
lękać się
de bieryoga
Lernen beginnen
joga piwna
boos (op/over)
Lernen beginnen
zły (na/o)
storen (stoorde, gestoord)
Lernen beginnen
przeszkadzać
de onzin
Het is een onzin.
Lernen beginnen
nonsens, bzdura
To nonsens.
het onderwijs
Lernen beginnen
Edukacja
de verzorging
Lernen beginnen
opieka
de hoogleraar
Lernen beginnen
Profesor
het personeelsmanagement
Lernen beginnen
zarządzanie personelem
het personeel
Lernen beginnen
personel
onterecht
Lernen beginnen
nieczysto/niesprawiedliwie
stellen (stelde, gesteld)
Lernen beginnen
twierdzić
aankijken (tegen) (keek aan, aangekeken)
Lernen beginnen
patrzeć na
de verbazing
Lernen beginnen
zdumienie
de schoonheidsspecialist
Lernen beginnen
kosmetyczka
de schoonheid
Lernen beginnen
piękno
de mede-eigenaar
Lernen beginnen
współwłaściciel
mede
Lernen beginnen
również (co-)
de eigenaar
Lernen beginnen
właściciel
het huidinstituur
Lernen beginnen
instytucja skóry
het vakgebied
Lernen beginnen
Specjalność/profesja
het vak
De scheikunde is mijn lievelingsvak.
Lernen beginnen
przedmiot szkolny
Chemia to mój ulubiony przedmiot.
rondlopen (liep rond, rondgelopen)
Lernen beginnen
iść dookoła, być w pobliżu
tutten (tutte, getut)
Lernen beginnen
marudzić
aanleren (leerde aan, aangeleerd)
Lernen beginnen
nauczać
de vakbeurs
Lernen beginnen
targi
de beurs
Lernen beginnen
targ, giełda
de folder
Lernen beginnen
ulotka
de vertegenwoordiger
Lernen beginnen
przedstawiciel
het schoonheidsproduct
Lernen beginnen
produkt kosmetyczny
in plaats van
Lernen beginnen
zamiast
het beeld
Lernen beginnen
wrażenia, pomysły, obrazy
ontstaan (uit) (ontstond, ontstaan)
Lernen beginnen
wynikać (z)
plakken (op) (plakte, geplakt)
Lernen beginnen
dołączyć do, przykleić do
van nature
Lernen beginnen
naturalnie
zorgzaam
Lernen beginnen
opiekuńczy, troskliwy
geven om
Lernen beginnen
dbać o
de andere
Lernen beginnen
inny
de sekse
Lernen beginnen
seks
afwijken (van) (week af, is afgeweken)
Lernen beginnen
różnić się od
de keuze/keus
Lernen beginnen
wybór
ingaan tegen (ging in, ingegaan)
Lernen beginnen
sprzeciwiać się
gelden (voor) (gold, gegolden)
Lernen beginnen
zastosować się do
opnieuw
Ze heeft dat opnieuw gedaan.
Lernen beginnen
znów, na nowo
Znów to zrobiła.
bevestigen (bevestigde, bevestigd)
Lernen beginnen
potwierdzić
het hokje
Lernen beginnen
pudełko
uitoefenen (oefende uit, uitgeoefend)
Lernen beginnen
ćwiczyć
uitmaken (maakte uit, uitgemaakt)
Lernen beginnen
mieć znaczenie
duwen (duwde, geduwd)
Lernen beginnen
pchać
passen bij (paste, gepast)
Lernen beginnen
pasować z
de mannenbaan
Lernen beginnen
praca mężczyzny
vrouwelijk
Lernen beginnen
Płeć żeńska
de werknemer
Lernen beginnen
pracownik
de bouw
Lernen beginnen
budowa
de minderheid
Lernen beginnen
mniejszość
mannelijk
Lernen beginnen
męski
behandelen (behandelde, behandeld)
Lernen beginnen
leczyć
het afdelingshoofd
Lernen beginnen
kierownik działu
de afdeling
Lernen beginnen
Wydział
het gedoe
Lernen beginnen
kłopot
verdienen (verdiende, verdiend)
Lernen beginnen
zarabiać, zasłużyć
de werkervaring
Lernen beginnen
doświadczenie zawodowe
de ervaring
Lernen beginnen
doświadczenie
afzien (van) (zag af, afgezien)
Lernen beginnen
zdecydować przeciwko
achteraf
Lernen beginnen
potem
het zelfvertrouwen
Lernen beginnen
pewność siebie
afschrikken (schrikte af, afgeschrikt)
Lernen beginnen
odstraszyć
aantrekken (trok aan, aangetrokken)
Lernen beginnen
nałożyć
schoenen
Ik heb een nieuw paar schoenen gekocht.
Lernen beginnen
buty
Kupiłem nową parę butów.
hakken
Lernen beginnen
buty na wysokim obcasie
de functie
Lernen beginnen
funkcja, pozycja
het aantal
Lernen beginnen
ilość, numer
IT'er
Lernen beginnen
Profesjonalista IT
begeleiden (begeleidde, begeleid)
Lernen beginnen
nadzorować
zichzelf
Hij haat zichzelf.
Lernen beginnen
siebie
On nienawidzi siebie.
aansluiten bij/op (sloot aan, aangesloten)
Lernen beginnen
dołączyć, dostosować się do
de ondersteuning
Lernen beginnen
wsparcie
worstelen met (worstelde, geworsteld)
Lernen beginnen
borykać sie z
het inzicht
Lernen beginnen
wgląd
hierdoor
Lernen beginnen
z tego powodu
passen (tussen) (paste, gepast)
Lernen beginnen
pasować (do)
dezelfde
Lernen beginnen
to samo
(zich) aanpassen (aan) (paste (me) aan, (zich) aangepast)
Lernen beginnen
dostosować się do
wegjagen (jaagde weg, weggejaagd)
Lernen beginnen
przegonić
de eis
Lernen beginnen
wymagania, żądania
eisen (eiste, geëist)
Lernen beginnen
żądać, wymagać
de maatschappij
Lernen beginnen
społeczeństwo, firma
domineren (domineerde, gedomineerd)
Lernen beginnen
dominować
het fenomeen
Lernen beginnen
zjawisko, fenomen
frustreren (frustreerde, gefrustreerd)
Lernen beginnen
frustrować
de hr-manager
Lernen beginnen
menadżer HR
het label
Lernen beginnen
etykieta
het salaris
Lernen beginnen
pensja
serieus
Het is een serieuze zaak.
Lernen beginnen
poważny
To poważna sprawa.
de stereotypering
Lernen beginnen
stereotypowanie
uniek
Lernen beginnen
wyjątkowy
zich concentreren op
Lernen beginnen
skupić się na
de empathie
Lernen beginnen
empatia
fit
Lernen beginnen
dopasowanie
fysiek
Lernen beginnen
fizycznie
het ideaal
Lernen beginnen
ideał
de neuropsychologie
Lernen beginnen
neuropsychologia
het neurostysteem
Lernen beginnen
układ nerwowy
onderuit
Lernen beginnen
na dół
onvoldoende
Onze middelen zijn onvoldoende, we hebben meer hulp nodig.
Lernen beginnen
niewystarczający
Nasze zasoby są niewystarczające, potrzebujemy więcej pomocy.
optimaal
Lernen beginnen
optymalny
de periode
Lernen beginnen
okres
het stresshormoon
Lernen beginnen
hormon stresu
de stressreductie
Lernen beginnen
redukcja stresu

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.