→ Lekcja 1 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
Miło cię poznać! Lernen beginnen		Aangenaam!
ziemniak Lernen beginnen		de aardappel
jeden Lernen beginnen		één
dwa Lernen beginnen		twee
trzy Lernen beginnen		drie
cztery Lernen beginnen		vier
pięć Lernen beginnen		vijf
sześć Lernen beginnen		zes
siedem Lernen beginnen		zeven
osiem Lernen beginnen		acht
dziewięć Lernen beginnen		negen
dziesięć Lernen beginnen		tien
jedenaście Lernen beginnen		elf
dwanaście Lernen beginnen		twaalf
trzynaście Lernen beginnen		dertien
czternaście Lernen beginnen		veertien
piętnaście Lernen beginnen		vijftien
dwadzieścia Lernen beginnen		twintig
trzydzieści Lernen beginnen		dertig
czterdzieści Lernen beginnen		veertig
pięćdziesiąt Lernen beginnen		vijftig
sto Lernen beginnen		honderd
spotykać się Lernen beginnen		ontmoeten, afspreken
styczeń Lernen beginnen		januari
luty Lernen beginnen		februari
marzec Lernen beginnen		maart
kwiecień Lernen beginnen		april
maj Lernen beginnen		mei
czerwiec Lernen beginnen		juni
lipiec Lernen beginnen		juli
sierpień Lernen beginnen		augustus
wrzesień Lernen beginnen		september
październik Lernen beginnen		oktober
listopad Lernen beginnen		november
grudzień Lernen beginnen		december
miesiąc Lernen beginnen		de maand
rok Lernen beginnen		het jaar
tydzień Lernen beginnen		de week
weekend Lernen beginnen		het weekend
poniedziałek Lernen beginnen		maandag
wtorek Lernen beginnen		dinsdag
środa Lernen beginnen		woensdag
czwartek Lernen beginnen		donderdag
piątek Lernen beginnen		vrijdag
sobota Lernen beginnen		zaterdag
niedziela Lernen beginnen		zondag
proszę Lernen beginnen		alsjeblieft
zawsze Lernen beginnen		altijd
jabłko Lernen beginnen		de appel
banan Lernen beginnen		de banaan
lato Lernen beginnen		de zomer
co Lernen beginnen		wat
mieć Lernen beginnen		hebben
kto Lernen beginnen		wie
dodatek do kanapek Lernen beginnen		beleg
Belgia Lernen beginnen		België
Belgijka Lernen beginnen		Belgisch
Czy to twoje urodziny? Lernen beginnen		Ben je jarig?
zamawiać Lernen beginnen		bestellen
piwo Lernen beginnen		het bier
niebieski Lernen beginnen		blauw
artykuły spożywcze Lernen beginnen		boodschappen
kromka chleba Lernen beginnen		de boterham
chleb Lernen beginnen		het brood
kanapka Lernen beginnen		het broodje
brązowy Lernen beginnen		bruin
Chiny Lernen beginnen		China
dziękuję Lernen beginnen		dankjewel
apteka Lernen beginnen		de apotheek
wieczór Lernen beginnen		de avond
okulary Lernen beginnen		de bril
brat Lernen beginnen		de broer
dzień Lernen beginnen		de dag
córka Lernen beginnen		de dochter
czekoladowa posypka Lernen beginnen		de hagelslag
pies Lernen beginnen		de hond
kot Lernen beginnen		de kat
lunch Lernen beginnen		de lunch
posiłek Lernen beginnen		de maaltijd
popołudnie Lernen beginnen		de middag
matka Lernen beginnen		de moeder
babcia Lernen beginnen		de oma
dziadek Lernen beginnen		de opa
karta płatnicza Lernen beginnen		de pinpas
portfel, portmonetka Lernen beginnen		portemonnee
rachunek Lernen beginnen		de rekening
klucze Lernen beginnen		de sleutels
ulica Lernen beginnen		de straat
tort Lernen beginnen		de taart
torba Lernen beginnen		de tas
zaproszenie Lernen beginnen		de uitnodiging
uniwersytet Lernen beginnen		de universiteit
ojciec Lernen beginnen		de vader
Stany Zjednoczone Lernen beginnen		de Verenigde Staten
urodziny Lernen beginnen		de verjaardag
syn Lernen beginnen		de zoon
siostra Lernen beginnen		de zus
najbliższy Lernen beginnen		dichtsbijzijnde
To jest Lernen beginnen		Dit is
wieś Lernen beginnen		het dorp
spragniony Lernen beginnen		dorst
ruchliwy Lernen beginnen		druk
pić Lernen beginnen		drinken
Niemcy Lernen beginnen		Duitsland
drogi Lernen beginnen		duur
trochę Lernen beginnen		een beetje
brać prysznic Lernen beginnen		een douche nemen
przedwczoraj Lernen beginnen		eergisteren
w każdy/co Lernen beginnen		elke
A ty? Lernen beginnen		En jij?
A co u ciebie? Lernen beginnen		En met jou?
Anglia Lernen beginnen		Engeland
jeść Lernen beginnen		eten
Francja Lernen beginnen		Frankrijk
frytki Lernen beginnen		de friet
w lewo Lernen beginnen		links
w prawo Lernen beginnen		rechts
owoce Lernen beginnen		het fruit
prosto Lernen beginnen		Rechtdoor
iść spać Lernen beginnen		gaan slapen
żółty Lernen beginnen		geel
Nie ma problemu Lernen beginnen		geen problem
Wszystkiego najlepszego z okazji urodzin! Lernen beginnen		Gelukkige verjaardag!
rozwiedziony Lernen beginnen		gescheiden
zamknięte Lernen beginnen		Gesloten
żonaty Lernen beginnen		getrouwd
wczoraj Lernen beginnen		gisteren
dzień dobry (po południu) Lernen beginnen		Goedemiddag
dzień dobry (rano) Lernen beginnen		Goedemorgen
dzień dobry (wieczorem) Lernen beginnen		goedenavond
tani Lernen beginnen		goedkoop
szary Lernen beginnen		grijs
zielony Lernen beginnen		groen
warzywa Lernen beginnen		de groenten
duży Lernen beginnen		groot
jej Lernen beginnen		haar
pół godziny Lernen beginnen		half uur
szynka Lernen beginnen		de ham
pyszne Lernen beginnen		heerlijk
adres Lernen beginnen		het adres
mieszkanie Lernen beginnen		het appartement
kolacja Lernen beginnen		het avondeten
prezent Lernen beginnen		het geschenk/het cadeau
smaczne Lernen beginnen		lekker
centrum Lernen beginnen		het centrum
przyjęcie Lernen beginnen		de partij/het feest
W porządku Lernen beginnen		Het gaat goed
hotel Lernen beginnen		het hotel
dom Lernen beginnen		het huis
Jest... (godzina) Lernen beginnen		Het is... (uur)
telefon komórkowy Lernen beginnen		het mobieltje
numer Lernen beginnen		het nummer
śniadanie Lernen beginnen		het ontbijt
poczta Lernen beginnen		het postkantoor
ratusz Lernen beginnen		het stadhuis
deser Lernen beginnen		het toetje
stacja kolejowa Lernen beginnen		het treinstation
godzina Lernen beginnen		het uur
co słychać? Lernen beginnen		Hoe gaat het?
Jak masz na imię? Lernen beginnen		Wat is je naam? / Hoe heet je?
Która godzina? Lernen beginnen		Hoe laat is het?
Ile masz lat? Lernen beginnen		Hoe oud ben jij?
Jak często...? Lernen beginnen		Hoe vaak...?
Ile kosztuje... Lernen beginnen		Hoeveel kost...
Cześć! Lernen beginnen		Hoi!
głodny Lernen beginnen		honger
uwielbiać Lernen beginnen		houden van
ich Lernen beginnen		hun
nie rozumiem Lernen beginnen		Ik begrijp het niet
nauczyciel Lernen beginnen		de leraar
Jestem głodny Lernen beginnen		Ik heb honger
Jestem spragniony Lernen beginnen		Ik heb dorst
mówić po Lernen beginnen		spreken
chcieć Lernen beginnen		willen
nowy Lernen beginnen		nieuw
robić Lernen beginnen		doen
kiedy Lernen beginnen		wanneer
tak, bardzo chętnie Lernen beginnen		Ja, graag!
tak, oczywiście Lernen beginnen		Ja natuurlijk
japonia Lernen beginnen		Japan
urodziny Lernen beginnen		jarig
twoje Lernen beginnen		je/jouw
wasze Lernen beginnen		jullie
ser Lernen beginnen		de kaas
czy mogę złożyć zamówienie? Lernen beginnen		Kan ik bestellen?
kawa Lernen beginnen		de koffie
gotować Lernen beginnen		koken
pochodzić z Lernen beginnen		komen uit
kupować Lernen beginnen		kopen
krótki Lernen beginnen		kort
kosztować Lernen beginnen		kosten
czy możesz przyjść na moje przyjęcie Lernen beginnen		Kun je naar mijn feestje komen?
czy możesz mówić trochę wolniej? Lernen beginnen		Kun je wat langzamer spreken?
długi Lernen beginnen		lang
smaczny Lernen beginnen		lekker
jeść obiad Lernen beginnen		lunchen
łatwy Lernen beginnen		makkelijk
zazwyczaj Lernen beginnen		meestal
pan Lernen beginnen		meneer
pani Lernen beginnen		de mevrouw
moje Lernen beginnen		mijn
rodzice Lernen beginnen		ouders
trudny Lernen beginnen		moeilijk
jutro Lernen beginnen		morgen
iść do pracy Lernen beginnen		naar het werk gaan
iść do domu Lernen beginnen		naar huis gaan
nie Lernen beginnen		nee
tak Lernen beginnen		ja
nie, przykro mi Lernen beginnen		Nee, het spijt me
nigdy Lernen beginnen		nooit
jeść śniadanie Lernen beginnen		ontbijten
nasze Lernen beginnen		onze
otwarte Lernen beginnen		open
wstawać Lernen beginnen		opstaan
pomarańcza Lernen beginnen		de oranje
pojutrze Lernen beginnen		overmorgen
frytki Lernen beginnen		de patat
piwo Lernen beginnen		het bier / het pintje
dobrze! Lernen beginnen		goed! / prima!
radio Lernen beginnen		de radio
czerwony Lernen beginnen		rood
spokojny Lernen beginnen		kalm, rustig
wieczorem Lernen beginnen		s avonds
popołudniu Lernen beginnen		s middags
czasami Lernen beginnen		soms
przepraszam Lernen beginnen		sorry
miasto Lernen beginnen		de stad
supermarket Lernen beginnen		de supermarkt
myć zęby Lernen beginnen		tanden poetsen
herbata Lernen beginnen		de thee
pomidor Lernen beginnen		de tomaat
częstować Lernen beginnen		trakteren
Turcja Lernen beginnen		Turkiye
oglądać telewizję Lernen beginnen		tv kijken
często Lernen beginnen		vaak
dzisiaj Lernen beginnen		vandaag
obchodzić Lernen beginnen		vieren
obrzydliwe Lernen beginnen		vies
ryby Lernen beginnen		de vis
mięso Lernen beginnen		het vlees
skąd jesteś? Lernen beginnen		Waar kom jij vandaan?
gdzie pracujesz? Lernen beginnen		waar werk je?
gdzie mieszkasz? Lernen beginnen		waar woon je?
czym się zajmujesz? Lernen beginnen		wat doe je?
co masz w torbie? Lernen beginnen		wat zit er in je tas?
budzić się Lernen beginnen		wakker worden
jakimi językami mówisz? Lernen beginnen		welke talen spreek je?
wino Lernen beginnen		de wijn
czy chcesz Lernen beginnen		wil je
biały Lernen beginnen		wit
rzadko Lernen beginnen		zelden
jego Lernen beginnen		zijn
czarny Lernen beginnen		zwart
przyszły Lernen beginnen		volgend
poprzedni Lernen beginnen		vorig
wkrótce Lernen beginnen		zo meteen
później Lernen beginnen		straks
teraz Lernen beginnen		nu
w tej chwili Lernen beginnen		op dit moment
przed Lernen beginnen		voor
po Lernen beginnen		na
wcześnie Lernen beginnen		vroeg
późno Lernen beginnen		laat
kwadrans przed Lernen beginnen		kwart voor
kwadrans po Lernen beginnen		kwart over

Lekcja 1

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr