Lekcja 23-24

 0    214 Datenblatt    Dreeczko
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
dziać się, wydarzyć się
Lernen beginnen
aan de hand zijn
was waren z geweest
człowiek w okresie dojrzewania 12-22 lata
Lernen beginnen
de abolescent
de m pl. abolescenten
dojrzewanie; okres dojrzewania
Lernen beginnen
de abolesentie
de v
(za)adoptować
Lernen beginnen
adopteren
adopteerde, adopteerden, h geadopteerd
doradca
Lernen beginnen
de adviseur
de m/v pl. adviseurs
rosnąć jak na drożdzach
Lernen beginnen
als kool groeien
groeide, groeiden, z gegroeid
ambitny
Lernen beginnen
ambitieus
aresztować
Lernen beginnen
arresteren
arresteerde, arresteerden, h gearresteerd
autor, autorka
Lernen beginnen
de auteur
de m/v, pl. auteurs
przygoda
Lernen beginnen
het avontuur
pl. avonturen
niemowlak
Lernen beginnen
de baby
de m/v pl. baby's
niemowlęctwo, okres niemowlęctwa
Lernen beginnen
de babyjaren
staszy człowiek, staruszek
Lernen beginnen
de bejaarde
de m/v pl bejaarden
benzyna
Lernen beginnen
de benzine
de m/v
postrzegać
Lernen beginnen
beschouwen
beschouwde, beschouwden, h beschouwd
związek z
Lernen beginnen
de betrekking op
de v pl. betrekkingen
nieprzytomny, nieprzytomnie
Lernen beginnen
bewusteloos
dodatkowa/dorywcza praca
Lernen beginnen
de bijbaan
de m/v pl. bijbanen
wkrótce, niebawem, niedługo
Lernen beginnen
binnenkort
ciuiubabka
Lernen beginnen
het blindemannetje
(za)blokować, (za)tamować
Lernen beginnen
blokkeren
blokkeerde, blokkeerden, h geblokkeerd
targi książki, giełda książkowa
Lernen beginnen
de boekenbeurs
de m/v pl. boekenburzen
budowlany
Lernen beginnen
bouwkundig
robić na drutach
Lernen beginnen
breien
breide, breiden, h gebreid
ślub, wesele
Lernen beginnen
de bruiloft
de m/v pl. bruiloften
dawać/dać w prezencie
Lernen beginnen
cadeau geven
gaf, gaven, h gegeven
dostawać/dostać w prezencie
Lernen beginnen
cadeau krijgen
kreeg, kregen, h gekregen
karta upominkowa
Lernen beginnen
de cadeaubon
de m, pl. cadeaubonnen/cadeaubons
papier do pakowania prezentów
Lernen beginnen
het cadeaupapier
pl. cadeaupapieren
chirurg
Lernen beginnen
de chirurg
de m/v, pl. chirurgen
skorumpowany
Lernen beginnen
corrupt
(za)tańczyć
Lernen beginnen
dansen
danste, dansten, h gedanst
tancerka
Lernen beginnen
de danseres
de v pl. danseressen
krawat
Lernen beginnen
de das
de m/v, pl. dassen
debiut
Lernen beginnen
het debuut
pl. debuten
debiutować
Lernen beginnen
debuut maken
maakte maakten, h gemaakt
klucz do drzwi
Lernen beginnen
de deursleutel
de m, pl. deursleutels
córeczka
Lernen beginnen
het dochtertje
het pl. dochtertjes
na przestrzeni wieków
Lernen beginnen
door de eeuwen heen
drzwi obrotowe
Lernen beginnen
de draaideur
de m/v pl. draaideuren
nieść, nosić; dźwigać
Lernen beginnen
dragen
droeg, droegen, h gedragen
podwójne szpiegostwo
Lernen beginnen
de dubbelespionage
de v
finał
Lernen beginnen
de eindronde
de m/v pl. eindronden/eindrondes
mieć czegoś/kogoś dosyć
Lernen beginnen
ergens/iemand beu zijn
was waren z geweest
wyglądać
Lernen beginnen
eruitzien
zag eruit, zagen eruit, h eruitgezien
eucharystia
Lernen beginnen
de eucharistie
usprawiedliwienie
Lernen beginnen
het excuus
pl. excuses
członek rodziny
Lernen beginnen
het familielid
pl. familieleden
farmaceuta
Lernen beginnen
de farmaceut
de m pl. farmaceuten
składanie życzeń/ gratulowanie
Lernen beginnen
het feliciteren
składać życzenia/ gratulować
Lernen beginnen
feliciteren met
feliciteerde, feliciteerden, h gefeliciteerd
(s)finansować z
Lernen beginnen
financieren met
finnancierde, financierden, h gefinancierd
flirtować
Lernen beginnen
flirten
flirtte, flirtten, h geflirt
(s)formułować, układać, ułożyć
Lernen beginnen
formuleren
formuleerde, formuleerden, h geformuleerd
album ze zdjęciami
Lernen beginnen
het fotoalbum
podpis do zdjęcia
Lernen beginnen
fotobijschrift
het, pl. fotobijschriften
(s)fotografować
Lernen beginnen
fotograferen
fotografeerde, fotografeerden, h gefotografeerd
rozstrzelać
Lernen beginnen
fusilleren
fusilleerde, fusilleerden, h gefusilleerd
gość
Lernen beginnen
de gast
de m/v, pl. gasten
wszystiego najlepszego z okazji, gratulacje z okazji
Lernen beginnen
gefeliciteerd met
medycyna
Lernen beginnen
de geneeskunde
de v
prezent
Lernen beginnen
het geschenk
pl. geschenken
karta upominkowa
Lernen beginnen
de geschenkbon
de m, pl. geschenkbonnen/geschenkbons
zwyczaj
Lernen beginnen
de gewoonte
de v, pl. gewoonten/ gewoontes
zakładać/założyć rodzine
Lernen beginnen
gezin stichten
stichtte, stichtten, h gesticht
Bóg
Lernen beginnen
God
bóg
Lernen beginnen
de god
de m, pl. goden
bogini
Lernen beginnen
de godin
de v, pl. godinnen
zupa jarzynowa
Lernen beginnen
de groentesoep
de m/v, pl. groentensoepen
naszyjnik
Lernen beginnen
de halsketting
de m/v, pl. halskettingen
ciężko, dużo, mocno, pilnie
Lernen beginnen
hard
chciwy, chciwie, zachłanny
Lernen beginnen
hebzuchtig
kult świętych
Lernen beginnen
de heilgenverering
de v,
ten sam, ta sama, to samo
Lernen beginnen
hetzelfde
gra w klasy
Lernen beginnen
het hinkelspel
historyk
Lernen beginnen
de historicus
de m/v, pl. historici
pomoc
Lernen beginnen
de hulp
de m/v pl. hulpen
pozostawać w kontakcie
Lernen beginnen
in contact blijven
bleef, bleven, z gebleve
inżynier
Lernen beginnen
de ingenieur
(za)inwestować
Lernen beginnen
investeren
investeerde, investeerden, h geinvesteerd
wpływ na
Lernen beginnen
de invloed op
de m pl invoelden
wymieniać/wymienić na
Lernen beginnen
inwisselen voor
wisselde in, wisselden in, h ingewisseld
solenizant, solenizantka
Lernen beginnen
de jarige
de m/v pl. jarigen
potocznie: solenizant
Lernen beginnen
jarige job
młodość; młodzież
Lernen beginnen
de jeugd
de m/v
świeczka
Lernen beginnen
de kaars
de m/v, pl. kaarsen
kalendarz
Lernen beginnen
de kalender
de m, pl kalenders
katolicyzm
Lernen beginnen
het Katholicisme
katolicki, po katolicku
Lernen beginnen
katholiek, katholiek
znajomy, znajoma
Lernen beginnen
de kennis
de m/v pl. kennisen
wybór
Lernen beginnen
de keuze
de m/v.pl keuzen/keuzes
dzieciństwo, okres dzieciństwa
Lernen beginnen
de kinderjaren/kindertijd
daltonista
Lernen beginnen
kleurenblind
daltonizm
Lernen beginnen
de kleurenblindheid
de v
przedszkolak (4-6 lat)
Lernen beginnen
de kleuter
de m/v, pl. kleuters
przedszkole
Lernen beginnen
de kleuterschool
de mv, pl, kleuterscholen
szkoła zakonna
Lernen beginnen
de kloosterschool
de m. v, pl kloosterscholen
majsterkować
Lernen beginnen
knutselen
knutselde, knutselden, h geknusteld
szkoła z internaten
Lernen beginnen
de kostschool
de m/v, pl kostscholen
garnitur; kostium, przebranie
Lernen beginnen
het kostuum
pl, kostuums
artysta malarz
Lernen beginnen
de kunstschilder
de m, pl kunstschilders
pocałunek całus buziak
Lernen beginnen
de kus
de m, pl. kussen
mieć/brać za złe
Lernen beginnen
kwalijk nemen
nam, namen, h genomen
etap życia
Lernen beginnen
de levensfase
de v, pl. levensfasen/levensfases
rok życia
Lernen beginnen
het levensjaar
pl. levensjaren
wstążka
Lernen beginnen
het lint
pl. linten
szkoła dla dziewcząt
Lernen beginnen
de meisjesschool
de m/v, pl meisjesscholen
milioner
Lernen beginnen
de miljonair
de m, pl. mljonairs
przegapić
Lernen beginnen
missen
miste, miesten, h gemist
zakonnik
Lernen beginnen
de monnik
de m pl. monniken
czapka
Lernen beginnen
de muts
de m/v pl. mutsen
imieniny, dzień imienin
Lernen beginnen
de naamdag
de m, pl. naamdagen
mianowicie
Lernen beginnen
namelijk
skrupulatny, dokładny, dokładnie
Lernen beginnen
nauwkeurig
neurotyczny
Lernen beginnen
neurotisch
nazywać, nazwać; wymieniać, wymienić
Lernen beginnen
noemen
noemde, noemden, h genoemd
zakonnica
Lernen beginnen
de non
de v, pl. nonnen
nieznany, nieznajomy
Lernen beginnen
onbekend
pod wpływem
Lernen beginnen
onder invloed
pod kierownictwem
Lernen beginnen
ondeer leiding van
stypendium badawcze
Lernen beginnen
de onderzoeksbeurs
de m/v, pl onderzoekbeurzen
pewnego dnia
Lernen beginnen
op een dag
prawosławie
Lernen beginnen
het orthodox geloof
starość
Lernen beginnen
de ouderdom
de m
przesadny, przesadne
Lernen beginnen
overdreven
noworodek
Lernen beginnen
de pasgeborene
de m/v, pl. pasgeboenen
małe dziecko (1-4 lat)
Lernen beginnen
de peuter
de m/v pl. peuters
lalka
Lernen beginnen
de pop
de m/v, pl. poppen
pruderyjny, świętoszkowaty
Lernen beginnen
preuts
pub
Lernen beginnen
de pub
de m, pl. pubs
człowiek w okresie dojrzewania
Lernen beginnen
de puber
de m/v, pl. pubers
dojrzewanie płciowe
Lernen beginnen
de puberteit
de v
reżyser
Lernen beginnen
de regisseur
de m/v, pl regisseurs
religijny, religijnie
Lernen beginnen
religieus
remont, renowacja
Lernen beginnen
de renovatie
de v, pl. renovaties
(wy)remontować
Lernen beginnen
renoveren
renoveerde, renoveerden, h gerenoveerd
pierścionek
Lernen beginnen
de ring
de m, pl. ringen
krzyczeć, krzyknąć, (za)wołać
Lernen beginnen
roepen
riep, riepen, h geroepen
technologia kosmiczna
Lernen beginnen
de ruimtevaarttechnologie
de v
(na)malować
Lernen beginnen
schilderen
schilderde, schilderden, h geschilderd
dziecko w wieku szkolnym
Lernen beginnen
het schoolkind
wycieczka szkolna
Lernen beginnen
de schooluitstap
de m, pl. schooluitstappen
winny
Lernen beginnen
schuldig
poważny, poważnie
Lernen beginnen
serieus
biżuteria
Lernen beginnen
het sieraad
pl. sieraden
wysyłać sms
Lernen beginnen
sms'en
sms'te, sms'ten, h gesms't
żal/szkoda mi... / jaka szkoda
żal/szkoda mi... / jaka szkoda
Lernen beginnen
sneu
dat vind ik sneu voor.../ wat sneu
skarpetka
Lernen beginnen
de sok
de m/v pl. sokken
sufler
Lernen beginnen
de souffleur
de m/v, pl. souffleurs
samochodzik
Lernen beginnen
de speelgoedauto
de m, pl. speelgoedauto's
szpieg
Lernen beginnen
de spion
de m/v, pl spionnen
szpiegostwo
Lernen beginnen
de spionage
de v
symboliczny, symbolicznie
Lernen beginnen
symbolisch
(za)tankować
Lernen beginnen
tanken
tankte, tankten, h getankt
nastolatek, nastolatka
Lernen beginnen
de teenager
de m/v, pl. teenagers
autor/autorka tekstu
Lernen beginnen
de tekstauteur
de m/v pl. tekstauteurs
zawiedziony, rozczarowany
Lernen beginnen
teleurgesteld
zawieśc, zawodzić, rozczarować
Lernen beginnen
teleurstellen
stelde teleur, stelden teleur, h teleurgesteld
rozczarowujący, rozczarowująco
Lernen beginnen
teleurstellend
rozczarowanie, zawód
Lernen beginnen
de teleurstelling
de v, pl. teleurstellingen
w końcu, na koniec
Lernen beginnen
tenslotte
(prze) testować
Lernen beginnen
testen
testte, testten, h getest
terapeuta
Lernen beginnen
de therapeut
de m, pl. therapeuten
nastolatek, nastolatka
Lernen beginnen
de tiener
de m/v, pl. ieners
poświęcać czas na
Lernen beginnen
tijd wijden aan
wijdde, wijdden, h gewijd
berek
Lernen beginnen
het tikkertje
przypadek
Lernen beginnen
het toeval
pl. toevallen
do późna w nocy
Lernen beginnen
tot diep in de nacht
skakać na skakance
Lernen beginnen
touwtjespringen
sprong touwtje, sprongen touwtje, h touwtjesgesprongen
tradycja
Lernen beginnen
de traditie
de v, pl. tradities
poczęstować czymś, stawiać/postawić coś
Lernen beginnen
trakteren op
trakteerde, trakteerden, h getrakteerd
typowy, typowo
Lernen beginnen
typisch
z nudów
Lernen beginnen
uit verveling
zdmuchiwać, zdmuchnąć
Lernen beginnen
uitblazen
blies uit, bliezen uit, h uitgeblazen
zapraszać na
Lernen beginnen
uitnodigen op
nodigde uit, nodigden uit, h uitgenodigd
zaproszenie
Lernen beginnen
de uitnodiging
de v, pl. uitnodigingen
wycieczka, wyprawa
Lernen beginnen
de uitstap
de m, pl. uitstappen
student z wymiany
Lernen beginnen
de uitwisselingsstudent
de m
często odwiedzany
Lernen beginnen
veel bezocht
facet
Lernen beginnen
de vent
de m, pl venten
czcić
Lernen beginnen
vereren
vereerde, vereerden, h vereerd
cieszyć się na
Lernen beginnen
verheugen zich op
verheugde, verheugden, h verheugd
prezent urodzinowy
Lernen beginnen
het verjaardagscadeau
przyjęcie urodzinowe
Lernen beginnen
het verjaardagsfeest
kartka urodzinowa
Lernen beginnen
de verjaardagskaart
kalendarz urodzinowy
Lernen beginnen
de verjaardagskalender
piosenka urodzinowa
Lernen beginnen
het verjaardagslied
tort urodzinowy
Lernen beginnen
de verjaardagstaart
de m/v
domniemany
Lernen beginnen
vermeend
(za)pakować w
Lernen beginnen
verpakken in
verpakte, verpakten, h verpakt
sprawiać/sprawić niespodzianke, zaskakiwać, zaskoczyć
Lernen beginnen
verrassen
verraste, verrasten, h verrast
nespodzianka, zaskoczenie
Lernen beginnen
de verrassing
de v, pl. verrassingen
zjawisko
Lernen beginnen
het verschijnsel
pl. verschijnselen/verschijnsels
przystrajać, przystroić; przyozdabiać
Lernen beginnen
versieren
versierde, versierden, h versierd
zabawa w chowanego
Lernen beginnen
het verstoppertje
nuda, nudy
Lernen beginnen
de verveling
de v
(po)malować
Lernen beginnen
verven
verfde, verfden, h geverfd
świętować, obchodzić świeto
Lernen beginnen
vieren
vierde, vierden, h gevierd
trener piłki nożnej
Lernen beginnen
de voetbaltrainer
de m, pl. voetbaltrainers
dorosły
Lernen beginnen
volwassen
dorosłość
Lernen beginnen
de volwassenheid
de v
po raz pierwszy
Lernen beginnen
voor het eerst
nawiązywać przyjaźnie
Lernen beginnen
vrienden maken
maakte, maakten. h gemaakt
życzenie
Lernen beginnen
de wens
de m
pomyśleć życzenie
Lernen beginnen
wens doen
deed, deden, h gedaan
życzyć
Lernen beginnen
wensen
wenste, wensten, h gewenst
doradca zawodowy
Lernen beginnen
de werkadviseur
de m/v, pl. werkadviseurs
sklepik
Lernen beginnen
het winkeltje
bawić się w sklepik
Lernen beginnen
winkeltje spelen
speelde, speelden, h gespeeld
piaskownica
Lernen beginnen
de zandbak
de m
babka z piasku
Lernen beginnen
het zandtaartje
zrzęda, maruda
Lernen beginnen
de zeurpiet
de m, pl. zuerpieten
kozioł ofiarny
Lernen beginnen
de zondebok
de m/v, pl, zondebokken
synek
Lernen beginnen
het zoontje

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.