Lekcja 9-10

 0    239 Datenblatt    Dreeczko
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
aktor
Lernen beginnen
de acteur
de(m), pl. acteurs
aktorka
Lernen beginnen
de actrice
de(v), pl. actrices
praca
Jako wykonywana czynność
Lernen beginnen
de arbeid
de(m)
lekarz
Lernen beginnen
de arts
de(m), pl. artsen
asystentka
Lernen beginnen
de assistente
de(v), pl. assistenten/assistents
(po)prowadzić samochód
Lernen beginnen
autorijden
reed auto, reden auto, (h) autogereden
sprzedawca samochodów
Lernen beginnen
de autoverkoper
de(m), pl. autoverkopers
posada
w znaczeniu potocznym
Lernen beginnen
de baan
de(m/v), pl. banen
szef, szefowa
Lernen beginnen
de baas
de(m), pl. bazen
opiekować się dzieckiem
Lernen beginnen
babysitten
babysitte, babysitten, (h) gebabysit
opiekun/opiekunka do dziecka
Lernen beginnen
de babysitter
de(m), pl babysitters
firma
Lernen beginnen
het bedrijf
het, pl. bedrijven
(po)kierować, (po)prowadzić
pojazd lub organizacje
Lernen beginnen
besturen
bestuurde, bestuurden, (h) bestuurd
mówić komuś po imieniu
Lernen beginnen
bij de voornaam noemen
noemde, noemden, (h) genoemd
spotkanie, zebranie
Lernen beginnen
de bijeenkomst
de(v), pl bijeenkomsten
(u)gryźć
Lernen beginnen
bijten
beet, beten, (h) gebeten
dorabiać
Mieć dodatkową prace
Lernen beginnen
bijverdienen
verdiende bij, verdienden bij, (h) bijverdiend
szczególny, szczególnie, wyjątkowy, wyjątkowo
Lernen beginnen
bijzonder
wewnątrz, w środku
Lernen beginnen
binnen
wchodzić do środka
Lernen beginnen
binnenkomen
kwam binnen, kwamen binnen, (z) binnengekomen
zostawać, zostać
Lernen beginnen
blijven
bleef, bleven, (h) gebleven
pisać bezwzrokowo na klawiaturze
Lernen beginnen
blind typen
typte, typten, (h) getypt
(z)budować
Lernen beginnen
bouwen
bouwde, bouwden, (h)gebouwd
budowlaniec
Lernen beginnen
de bouwvakker
de(m), pl. bouwvakkers
ponadto, poza tym
Lernen beginnen
bovendien
list, pismo
Lernen beginnen
de brief
de(m), pl brieven
burmistrz
Lernen beginnen
de burgemeester
de(m)
centrum telefoniczne
Lernen beginnen
het call center
het, pl. callcenters
język chiński
Lernen beginnen
het Chinees
program komputerowy
Lernen beginnen
het computer programma
het, pl. computer programma's
znajomość komputera
Lernen beginnen
de computer vaardighaden
konsensus
Lernen beginnen
de consensus
de(m)
(s)korygować, poprawić, poprawiać
Lernen beginnen
corrigeren
corrigeerde, corrigeerden, (h) gecorrigeerd
kreatywny, twórczy, kratywnie, twórczo
Lernen beginnen
creatief
kurs
Lernen beginnen
de cursus
de(m), pl, cursussen
przy tym
Lernen beginnen
daarbij
dzienna zmiana
Lernen beginnen
de dagdienst
de(m), pl. dagdiensten
poranna zmiana
Lernen beginnen
de dagploeg
de(m/v), pl dagploegen
rosa
Lernen beginnen
de dauw
de (m)
praca w niepełnym wymiarze godzin
Lernen beginnen
de deeltijdbaan
de(m/v), pl. deeltijdbanen
gruby
Lernen beginnen
dik
rzecz, przedmiot, sprawa
Lernen beginnen
het ding
het, pl. dingen
dyrektor
przedsiębiorstwa, szkoły
Lernen beginnen
de directeur
de(m), pl. directeurs/directeuren
dyrektorka
szkoły
Lernen beginnen
de directrice
de(v), pl directrices
uczyć, nauczać
Lernen beginnen
doceren
doceerde, doceerden, (h) gedoceerd
dokument
Lernen beginnen
het document
het, pl. documenten
Zachowuj się zwyczajnie, to w zupełności wystarczy
Lernen beginnen
Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!
lekarz
Lernen beginnen
de dokter
de(m), pl dokters
spędzać, spędzić
Lernen beginnen
doorbrengen
bracht door, brachten door, (h) doorgebracht
wyraźny, wyraźnie
Lernen beginnen
duidelijk
gołąb
Lernen beginnen
de duif
de(m/v), pl duiven
nurkować
Lernen beginnen
duiken
dook, doken, (h/z) gedoken
edukacja, kształcenie
Lernen beginnen
de educatie
de(v), pl. educaties
rozróżniać
Lernen beginnen
een onderscheid maken
maakte, maakten, (h)gemaakt
pierwszy, najpierw, na począku
Lernen beginnen
eerst
koniec, (za)kończenie
Lernen beginnen
het einde
het, pl. einden/eindes
elektryk
Lernen beginnen
de elektricien
de(m), pl. elektriciens
uścisnąć sobie ręce
Lernen beginnen
elkaar de hand schudden
schudde, schudden, (h) geschud
emocjonalny, emocjonalnie
Lernen beginnen
emotioneel
naprawde, strasznie, bardzo
Lernen beginnen
erg
poważny, poważnie
Lernen beginnen
ernstig
doświadczony
Lernen beginnen
ervaren
doświadcznie, doznanie
np. zawodowe
Lernen beginnen
de ervaring
de(v) pl. ervaringen
egzotyczny, egzotycznie
Lernen beginnen
exotisch
ekstrawagancja
Lernen beginnen
de extravagantie
de(m), pl. extravaganties
Miłej podróży
Lernen beginnen
Fijne reis
formularz
Lernen beginnen
het formulier
het, pl formulieren
fotograf
Lernen beginnen
de fotograaf
de(m), pl... fotografen
funkcja, stanowisko, posada
Lernen beginnen
de functie
de(v), pl functies
drogi, szanowny
Lernen beginnen
geacht
szczęście
Lernen beginnen
het geluk
zmotywowany
Lernen beginnen
gemotiveerd
danie, potrawa
Lernen beginnen
het gerecht
het, pl. gerechten
poszukiwany
Lernen beginnen
gezocht
uśmiechać się
Lernen beginnen
glimlachen
glimachte, glimachten, (h) geglimacht
szary, siwy
Lernen beginnen
grijs
sprzedawca warzyw
Lernen beginnen
de groenteman
de(m), pl. groentemannen
sprzedawczyni warzyw
Lernen beginnen
de groentevrouw
de(v), pl. groentevrouwen
gruz
Lernen beginnen
het gruis
mentalność biznesowa, w biznesie
Lernen beginnen
de handelsmentaliteit
de(v)
całkowicie, zupełnie, kompletnie
Lernen beginnen
helemaal
pomagać, pomóc
Lernen beginnen
helpen
hielp, hielpen, (h)geholpen
mieć dużo pracy, być zajętym
Lernen beginnen
het druk hebben
had, hadden, (h) gehad
hierarchia
Lernen beginnen
de hiërarchie
de(v), pl hiëarchieën
płakać
Lernen beginnen
huilen
huilde, huilden, (h) gehuild
malarz pokojowy
Lernen beginnen
de huisschilder
de(m), pl. huisschilders
pilny, pilnie
Lernen beginnen
ijverig
pracować na zmiany
Lernen beginnen
in ploegdienst werken
werkte, werkten, (h) gewerkt
informatyk
Lernen beginnen
de informaticus
de(m), pl. informatici
instrument
Lernen beginnen
het instrument
het, pl. instrumenten
wpisywać, wpisać, wprowadzać
do komputera
Lernen beginnen
intypen
typte in, typten in, (h) ingetypt
wypełniać, wypełnić
Lernen beginnen
invullen
vulde in, vulden in, (h)ingevuld
(tak) oczywiście
Lernen beginnen
jazeker
robota
potocznie
Lernen beginnen
de job
de(m), pl jobs
cecha charakteru
Lernen beginnen
de karaktertrek
de(m), pl. karaktertrekke
kawka
Lernen beginnen
de kauw
de(m/v), pl. kauwen
raz
Lernen beginnen
de keer
de(m).pl. keren (deze keer - tym razem)
znać
Lernen beginnen
kennen
kende, kenden, (h) gekend
gra/zabawa dzieci
Lernen beginnen
het kinderspel
het, pl. kinderspellen/kinderspelen
kurczak
Lernen beginnen
de kip
de(m), pl. kippen
przygotowywać, szykować, przyrządzić
Lernen beginnen
klaarmaken
maakte klaar, maakten klaar, (h)klaar gemaakt
kucharz
Lernen beginnen
de kok
de(m), pl. koks
kucharka
Lernen beginnen
de kokkin
de(v), pl. kokkinnen
dostawać, otrzymywać, dostać
Lernen beginnen
krijgen
kreeg, kregen, (h) gekregen
czupryna
Lernen beginnen
de kuif
de(m/v), pl. kuiven
kwalifikacje
Lernen beginnen
de kwalificaties
niski, nisko
Lernen beginnen
laag
ostatni, ostatnio, niedawno
Lernen beginnen
laatste
uciążliwy, uciążliwie
Lernen beginnen
lastig
uczeń
Lernen beginnen
de leerling
de(m), pl. leerlingen
menager, kierownik
Lernen beginnen
de leidinggevende
de(m), pl. leidinggevenden
hydraulik
Lernen beginnen
de loodgieter
de(m), pl loodgieters
leniwy, leniwie
Lernen beginnen
lui
masażysta
Lernen beginnen
de masseur
de(m), pl masseurs
masażystka
Lernen beginnen
de masseuse
de(v), pl masseuses
współpracownik
Lernen beginnen
de medewerker
de(m), pl. medewerkers
współpracowniczka
Lernen beginnen
de medewerkster
de(v), pl. medewerksters
marka
Lernen beginnen
het merk
het, pl. merken
jeździć/jechać rowerem
Lernen beginnen
met de fiets gaan
ging, gingen, (z)gegaan
mieć elastyczny czas pracy
Lernen beginnen
met flexible werktijden werken
minister
Lernen beginnen
de minister
de(m), pl. ministers
język ojczysty
Lernen beginnen
de moedertaal
de(m/v).pl. moedertalen
w tym momencie, obecnie; chwilowy, chwilowo
Lernen beginnen
momenteel
mysz
Lernen beginnen
de muis
de(m/v), pl. muizen
nocna zmiana
Lernen beginnen
de nachtdienst
de(m), pl. nachtdiensten
nocka
Lernen beginnen
de nachtploeg
de(m/v), pl. nachtploegen
wąski, wąsko, bliski, blisko
Lernen beginnen
nauw
nigdy
Lernen beginnen
nooit
opisywać, opisać
Lernen beginnen
omschrijven
omschreef, omschreven, (h) omschreven
niezależny(od), niezależnie(od)
Lernen beginnen
onafhankelijk (van)
negocjacje
Lernen beginnen
onderhandelingen
(z)badać
Lernen beginnen
onderzoeken
onderzocht, onderzochten, (h) onderzocht
niezwłocznie, od razu
Lernen beginnen
onmiddellijk
spotkanie
Lernen beginnen
de ontmoeting
de(v), pl. ontmoetingen
w biurze
Lernen beginnen
op het kantoor
na czas
Lernen beginnen
op tijd
szukać czegoś
Lernen beginnen
op zoek zijn naar
(za)dzwonić
telefonować
Lernen beginnen
opbellen
belde op, belden, op, (h) opgebeld
wykształcony
Lernen beginnen
opgeleid
wykształcenie
Podstawowe, Średnie, Wyższe
Lernen beginnen
de opleiding
Basis, Middelbare, Hogere/ de(v), pl, opleidingen
przesada
Lernen beginnen
de overdadigeid
de(v)
podobieństwo, zgodność, umowa, porozumienie
Lernen beginnen
de overeenkomst
de (v), pl. overeenkomsten
naradzać się
Lernen beginnen
overleggen
overlegde, overlegden, (h)overlegd
pracować po godzinach
Lernen beginnen
overuren maken
nadgodzina
Lernen beginnen
het overuur
pl. overuren
jeździć konno
Lernen beginnen
paardrijden
reed paard, reden paard, (h) paard gereden
raj
Lernen beginnen
het paradijs
het, pl. paradijzen
opiekować się kimś/czymś
Lernen beginnen
passen op
paste, pasten, (h) gepast
pacjent
Lernen beginnen
de patiënt
de(m), pl. patiënten
pacjentka
Lernen beginnen
de patiënte
de(v), pl. patiëntes
papież
Lernen beginnen
de paus
de(m), pl. pausen
paw
Lernen beginnen
de pauw
de(m), pl. pauwen
od zaraz
Lernen beginnen
per direct
osobisty, personalny
Lernen beginnen
persoonlijk
pianista
Lernen beginnen
de pianist
de(m), pl. pianisten
pianistka
Lernen beginnen
de pianiste
de(v), pl pianistes
praca zmianowa
Lernen beginnen
de ploegendienst
de(m)
zrywać, zerwać, zbierać, zebrać
owoce
Lernen beginnen
plukken
plukt, pllukten, (h) geplukt
życie prywatne
Lernen beginnen
het privéleven
produkt, towar, wyrób
Lernen beginnen
het product
het, pl. producten
(za)programować
Lernen beginnen
programmeren
programmeerde, programmeerden, (h) geprogrammeerd
pryszcz
Lernen beginnen
de puist
de(m/v), pl. puisten
naprawa
Lernen beginnen
de reparatie
de(v)
jechać, jeździć
Lernen beginnen
rijden
reed, reden, (h/z) gereden
(po)drzeć, zdzierać, zedrzeć
Lernen beginnen
rijten
reet, reten,(h) gereten
pachnieć, (po)czuć
Lernen beginnen
ruiken
rook, roken, (h) geroken
w kratke
Lernen beginnen
ruiten
wypłata, pensja
Lernen beginnen
het salaris
het, pl. salarissen
plasterek
Lernen beginnen
het schijfje
het, pl. chijfjes
sprzątaczka
Lernen beginnen
de schoonmaakster
de(v) pl. schoonmaaksters
sprzątacz
Lernen beginnen
de schoonmaker
de(m), pl schoonmakers
pisarka
Lernen beginnen
de schrijfster
de(v), pl. shrijfsters
pisarz
Lernen beginnen
de schrijver
de(m), pl. schijvers
pracownik sezonowy
Lernen beginnen
de seizoenarbeider
de(m),
od
np od kiedys coś instnieje
Lernen beginnen
sinds
bura, ochrzan
Lernen beginnen
de snouw
de(m), pl. snouwen
walenie kreski
Lernen beginnen
de snuif
de(m),
ubieganie się o prace
Lernen beginnen
de sollicitatie
de(v), pl sollicitaties
podanie o prace, list motywacyjny
Lernen beginnen
de sollicitatiebrief
de(m), pl, solliciatiebrieven
ubiegać się o prace na stanowisku
Lernen beginnen
solliciteren
solliciteerde, solliciteerden, (h) gesolliciteerd
napięcie (w napięciu, z niecierpliwością)
Lernen beginnen
de spanning (met spanning)
de(v), pl spanningen
stacja, dworzec
Lernen beginnen
het station
het, pl. stations
cichy, cicho
Lernen beginnen
stil
punktualny, punktualnie
Lernen beginnen
stipt
dążyć do
Lernen beginnen
streven naar
streefde, streefden, (h) gestreefd
studentka
Lernen beginnen
de studente
de(v), pl. studenten
wysłać, wysyłać
Lernen beginnen
sturen
stuurde, stuurden, (h) gestuurd
taksówkarz
Lernen beginnen
de taxichauffeur
de(m), pl. taxichauffeurs
członek zespołu
Lernen beginnen
het teamlid
het, pl. teamleden
praca zespołowa
Lernen beginnen
het teamwork, teamwerk
tekst
Lernen beginnen
de tekst
de(m), pl. teksten
za(telefonować)
Lernen beginnen
telefoneren
telefoneerde, telefoneerden, (h), getelefoneerd
test
Lernen beginnen
de test
de(m), pl. testen/tests
zadowolony
Lernen beginnen
tevreden
tytuł
Lernen beginnen
de titel
de(m), pltitels
wierny, wiernie
Lernen beginnen
trouw
sweter
Lernen beginnen
de trui
de(m/v), pl. truien
(po)między
Lernen beginnen
tussen
mówić komuś po imieniu
Lernen beginnen
tutoyeren
tutoyeerde, tutoreeden, (h) getutoyeerd
pisać
na komputerze
Lernen beginnen
typen
typte, typten, (h)getypt
wyczerpujący, wyczerpująco
Lernen beginnen
uitputtend
oferta pracy
Lernen beginnen
de vacature
de(v), pl. vacatures
ogłoszenie o pracy
Lernen beginnen
vacature advertentie
de(v), pl. vacature advertenties
w obecnych czasach, obecnie
Lernen beginnen
vandaag de dag
stałą praca
Lernen beginnen
de vaste baan
m/v
być gotowym oddać swoje życie za coś
Lernen beginnen
veil
zijn leven voor iets veil hebben
zarabiać
Lernen beginnen
verdienen
verdiende, verdienden, (h) verdiend
zebranie
Lernen beginnen
de vergadering
de(v), pl. vergaderingen
woleć coś
Lernen beginnen
verkiezen iets(boven)
verkoos, verkozen, (h)verkozen
podawać
Lernen beginnen
vermelden
vermeldde, vermeldden, (h) vermeld
męczący, męcząco
Lernen beginnen
vermoeiend
pielęgniarka
Lernen beginnen
de verpleegster
de(v) pl. verpleegsters
pielęgniarz
Lernen beginnen
de verpleger
de(m), pl verplegers
różnić się(od)
Lernen beginnen
verschillen (van)
verschilde, verschilde, (h) verschild
(prze) tłumaczyć
Lernen beginnen
vertalen
vertaalde, vertaalden, (h) vertaald
tłumacz
Lernen beginnen
de vertaler
de(m), pl. vertalers
płynnie, płynny
Lernen beginnen
vloeiend
uczęszczać na
Lernen beginnen
volgen
volgde, volgden, (h) gevolgd
następny
Lernen beginnen
volgend
praca na pełen etat
Lernen beginnen
de voltijdse baan
de(m/v)
propozycja
Lernen beginnen
het voorstel
pl. voorstellen
warunek, założenie
Lernen beginnen
de voorwaarde
de(v), pl voorwaarden
dziwny, dziwnie, obcy, obco
Lernen beginnen
vreemd
język obcy
Lernen beginnen
de vreemde taal
m/v
brudny, brudno
Lernen beginnen
vuil
bezrobotny
przymiotnik
Lernen beginnen
werkloos
bezrobotny
rzeczownik
Lernen beginnen
de werkloze
de (m/v), pl. werklozen
wypracowanie, praca pisemna
Lernen beginnen
het werkstuk
pl. werkstukken
pracować jako
Lernen beginnen
werkzaam zijn als
rzeczowy, rzeczowo; związany z biznesem
Lernen beginnen
zakelijk
kultura biznesowa
Lernen beginnen
de zakencultuur
de(v) pl. zakenculturen
sam
Lernen beginnen
zelf
nawet
Lernen beginnen
zelfs
samodzielny, samodzielnie
Lernen beginnen
zelfstandig
pewny siebie
Lernen beginnen
zelfverzekerd
szpital
Lernen beginnen
het ziekenhuis
pl. ziekenhuizen
bok, strona
Lernen beginnen
de zijde
de(m/v), pl. zijden/zijdes
(tak) jak
Lernen beginnen
zoals
Odpowiedzialny, odpowiedzialnie
Lernen beginnen
betrouwbaar

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.