Les 8/11/2019

 0    67 Datenblatt    cllaudi
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Dawno się nie widzieliśmy, kopę lat!
Lernen beginnen
Dat is lang geleden!
prawda / fałsz
Lernen beginnen
waar / niet waar
w środę
Lernen beginnen
op woensdag
poniedziałek
Lernen beginnen
maandag
wtorek
Lernen beginnen
dinsdag
czwartek
Lernen beginnen
donderdag
piątek
Lernen beginnen
vrijdag
odwiedzić
Lernen beginnen
bezoeken
(On) nie ma się najlepiej
Lernen beginnen
Het gaat niet goed
umówione spotkanie
Lernen beginnen
afspraak
następny, kolejny
Lernen beginnen
volgend/e
znakomicie
Lernen beginnen
uitstekend
Jak leci/ Jak się masz?
Lernen beginnen
Hoe gaat het met je?/ Hoe is het met je?
Mam się...
Lernen beginnen
Het gaat...
nie może być lepiej
Lernen beginnen
kan niet beter
fantastycznie (fantastisch)
Lernen beginnen
geweldig
swoim torem
Lernen beginnen
z'n gangetje
jakoś leci
Lernen beginnen
het gaat wel/ het gaat
bardzo źle
Lernen beginnen
heel slecht
przeziębiony
Lernen beginnen
verkouden
dzisiaj rano, w nocy, etc.
Lernen beginnen
vanmorgen, vannacht
dzisiaj jest sobota
Lernen beginnen
het is vandaag zaterdag
pojutrze
Lernen beginnen
overmorgen
wczoraj
Lernen beginnen
gisteren
przedwczoraj
Lernen beginnen
eergisteren
w ciągu tygodnia
Lernen beginnen
doordeweeks
we wtorek po południu
Lernen beginnen
dinsdagmiddag
Jaki dzisiaj dzień?
Lernen beginnen
Welke dag is het vandaag?
Która godzina?
Lernen beginnen
Hoe laat is het?
o 8:00 / 16:00
Lernen beginnen
om 8 / 4 huur
w weekend
Lernen beginnen
in het weekend
Wszystko u Pana w porządku?
Lernen beginnen
Alles goed met u?
Jak u Twojego taty?
Lernen beginnen
Hoe is het met je vader?
Co tam u Pana Jansena?
Lernen beginnen
Hoe is het met meneer Jansen?
super (u mnie)
Lernen beginnen
prima
niezbyt dobrze (u mnie)
Lernen beginnen
niet zo goed
rano (de morgen)
Lernen beginnen
de ochtend
niedziela
Lernen beginnen
zondag
pora dnia
Lernen beginnen
dagdeel
O jakiej porze dnia masz kurs holenderskiego?
Lernen beginnen
Op welk dagdeel heb je de cursus Nederlands?
nacisk, ciśnienie; zajęty
Lernen beginnen
druk (met)
powiedz
Lernen beginnen
zeg
przecież, w każdym razie
Lernen beginnen
toch
barman
Lernen beginnen
barkeeper
kawiarnia
Lernen beginnen
cafE
naprawdę, faktycznie
Lernen beginnen
inderdaad
struś
Lernen beginnen
struisvogel
kiedyś, pewnego dnia, raz (one day)
Lernen beginnen
eens
Chciałbym to kiedyś zobaczyć
Lernen beginnen
Dat wil ik wel eens zien
umówić, spotkać się
Lernen beginnen
afspreken
Spotkamy się w...?
Lernen beginnen
Zullen we afspreken in...?
Poczekaj proszę, chwilę
Lernen beginnen
Wacht even
pakować
Lernen beginnen
pakken
spójrz, zerknij
Lernen beginnen
even kijken
W środę nie mam czasu
Lernen beginnen
Woensdag heb ik geen tijd
Muszę się uczyć
Lernen beginnen
Ik moet studeren
Wtedy też nie mogę
Lernen beginnen
Dan kan ik ook niet
Wtedy zamierzam odwiedzić swoją rodzinę
Lernen beginnen
Dan ga ik mijn familie bezoeken
Pozdrów swojego tatę
Lernen beginnen
Doe je vader de groeten
Zrobię to
Lernen beginnen
Zal ik doen
na następny tydzień
Lernen beginnen
voor volgende week
pogoda
Lernen beginnen
weer
Widzimy się (each other) w przyszłym tyg w czw
Lernen beginnen
We zien elkaar volgende week donderdag
Umówimy się na 8?
Lernen beginnen
Zullen we om acht uur afspreken?
Może być godzinkę później?
Lernen beginnen
Mag het een uurtje later zijn?
Spoko (yes, I hear you)
Lernen beginnen
Ja hoor
dziewiąta (godzina) też jest ok
Lernen beginnen
negen uur is ook goed

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.