→ Marzec 2022 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
być Lernen beginnen		zijn
tak Lernen beginnen		ja
nie Lernen beginnen		nee
ja Lernen beginnen		ik
ty Lernen beginnen		jij
robić Lernen beginnen		doen
iść Lernen beginnen		gaan
co Lernen beginnen		wat
cześć Lernen beginnen		hoi
dzięki, dziękuję (oficjalnie) Lernen beginnen		bedankt, dank u
problem Lernen beginnen		het probleem
student Lernen beginnen		de student
hamburger Lernen beginnen		de hamburger
TV Lernen beginnen		de tv
telefon Lernen beginnen		de telefoon
hotel Lernen beginnen		het hotel
muzeum Lernen beginnen		het museum
grupa Lernen beginnen		de groep
numer telefonu Lernen beginnen		het telefoonnummer
klasa Lernen beginnen		de klas
rodzajnik określony dla rzeczowników rodzaju nijakiego w l.p Lernen beginnen		het
Rodzajnik określony dla rzecz męs i żen. w l. p i dla wszystkich rodzajów l.m Lernen beginnen		de
tamten, tamto, to Lernen beginnen		dat
Rodzajnik nieokreślony dla rzecz wszystkich rodzajów w l.p Lernen beginnen		een
i Lernen beginnen		en
jako Lernen beginnen		als
jestem Lernen beginnen		ben
ten, ta, to Lernen beginnen		dit
mój, moja, moje Lernen beginnen		mijn
o (godzinie) Lernen beginnen		om
Do (przyimek pełniący funkcje celownika "komu? czemu?) Lernen beginnen		Aan
do (jakiegoś miejsca) Lernen beginnen		naar
Niż, od(w porównaniach, też: więc) Lernen beginnen		Dan
tu Lernen beginnen		hier
wiedzieć Lernen beginnen		weten (weet 1,2,3 l.p)
móc Lernen beginnen		kunnen (kan 1,2,3 l.p)
Słowo służące do negacji rzeczowników niepoliczalnych. Lernen beginnen		geen
jeszcze Lernen beginnen		nog
musieć Lernen beginnen		moeten (moet 1,2,3 l.p)
chcieć Lernen beginnen		willen (wil 1,2,3 l.p)
przysłówek wzmacniający twierdzące znaczenie Lernen beginnen		wel (ik kom wel)
tak (bardzo) taka ładna Lernen beginnen		zo
mieć Lernen beginnen		hebben
go, jego Lernen beginnen		hem
dobry, dobrze Lernen beginnen		goed
byłem, byłeś, był, była Lernen beginnen		was
gdzie Lernen beginnen		waar
kiedy Lernen beginnen		waneer
ile Lernen beginnen		hoeveel
kto Lernen beginnen		wie
czyje Lernen beginnen		wiens
pytanie Lernen beginnen		de vraag
odpowiedź Lernen beginnen		het antwoord
teraz Lernen beginnen		nu
jak Lernen beginnen		hoe
idę Lernen beginnen		ga
jej, ją, nią Lernen beginnen		haar
z (skąd) Lernen beginnen		uit
też, także Lernen beginnen		ook
nad, o, za Lernen beginnen		over
jesteś Lernen beginnen		bent
jest Lernen beginnen		is
mi, mnie, mną Lernen beginnen		mij
dzień dobry (rano) Lernen beginnen		goedemorgen
dzień dobry (popołudnie) Lernen beginnen		goedemiddag
dobry wieczór Lernen beginnen		goedenavond
dobranoc Lernen beginnen		goedenacht, welterusten
do widzenia Lernen beginnen		Vaarwel
do zobaczenia! Lernen beginnen		tot ziens
Dziękuję (nieoficjalnie) Lernen beginnen		dank je
lub Lernen beginnen		of
przychodzić Lernen beginnen		komen
już Lernen beginnen		al
u (kogoś), przy Lernen beginnen		bij
tam Lernen beginnen		daar
nas, nam Lernen beginnen		ons
wy Lernen beginnen		jullie
coś Lernen beginnen		iets
więcej, bardziej Lernen beginnen		meer
dlaczego Lernen beginnen		waarom
miałem, miałeś, miał, miała Lernen beginnen		had
późny, późno Lernen beginnen		laat
ciebie, ci Lernen beginnen		jou
robię Lernen beginnen		doe
wszystko Lernen beginnen		alles
myśleć, sądzić, uważać Lernen beginnen		denken
myślę Lernen beginnen		denk
przez (kogoś, coś) (np. napisany przez kogoś) Lernen beginnen		door
tylko Lernen beginnen		alleen
raz Lernen beginnen		eens
więc Lernen beginnen		dus
droga Lernen beginnen		de weg
widzieć Lernen beginnen		zien

Marzec 2022

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr