→ Moja Lekcja → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
de naam Lernen beginnen		nazwa
de voornaam Lernen beginnen		Imię
de achternaam Lernen beginnen		nazwisko
de man Lernen beginnen		człowiek
de vrouw Lernen beginnen		kobiety
de jongen Lernen beginnen		chłopiec
de meisje Lernen beginnen		dziewczynka
de meneer Lernen beginnen		Pan
de mevrouw Lernen beginnen		pani
de vriend Lernen beginnen		Przyjaciel
de collega Lernen beginnen		kolega
de letter Lernen beginnen		litera
de nationaliteit Lernen beginnen		narodowość
de straat Lernen beginnen		ulica
de stad Lernen beginnen		miasto
hoe heet je? Lernen beginnen		jak się nazywasz?
dit is... Lernen beginnen		To jest...
boodschappen Lernen beginnen		zakupy
school Lernen beginnen		szkoła
het adres Lernen beginnen		adres
het alfabet Lernen beginnen		Alfabet
het telefoonnummer Lernen beginnen		numer telefonu
het nederlands Lernen beginnen		holenderski
nederland Lernen beginnen		Niderlandy
vlaanderen Lernen beginnen		Flamdry region w Belgi
het vlaams Lernen beginnen		Flamandowie
het beetje Lernen beginnen		troszkę
Polen Lernen beginnen		Polska
het Pools Lernen beginnen		jezyk Polski
de Pool Lernen beginnen		Polak
Poolse Lernen beginnen		Polka
natuurlijk Lernen beginnen		oczywiście, naturalnie
goed Lernen beginnen		dobrze
interessant Lernen beginnen		ciekawy, interesujący
hier Lernen beginnen		tutaj
daar Lernen beginnen		tam
heten Lernen beginnen		nazywać się
zijn Lernen beginnen		być
wonen in Lernen beginnen		Mieszkam w
komen uit Lernen beginnen		pochodzić z
komen Lernen beginnen		przyjść, pochodzić
spreken Lernen beginnen		mówić
zeggen Lernen beginnen		powiedzieć
studeren Lernen beginnen		studiować
de brief Lernen beginnen		list
ex-collega Lernen beginnen		były kolega
tot straks! Lernen beginnen		Do zobaczenia!
voor Lernen beginnen		dla
achter Lernen beginnen		za
de auto Lernen beginnen		Samochód
de baby Lernen beginnen		dziecko (małe)
de bus Lernen beginnen		autobus
de identiteitskaart Lernen beginnen		dowód osobisty
de koffie Lernen beginnen		Kawa
de krant Lernen beginnen		Gazeta
de melk Lernen beginnen		mleko
de taxi Lernen beginnen		Taxi
goedemorgen Lernen beginnen		dzień dobry
goedemiddag Lernen beginnen		dzień dobry po 12 stej
goedenavond Lernen beginnen		dobry wieczór
goedenacht Lernen beginnen		dobranoc
de thee Lernen beginnen		herbata
de trein Lernen beginnen		pociąg
de whisky Lernen beginnen		whisky
de wijn Lernen beginnen		wino
het bier Lernen beginnen		piwo
het fruitsap Lernen beginnen		sok
het kind Lernen beginnen		dziecko
het ticket Lernen beginnen		bilet
het tijdschrift Lernen beginnen		czasopismo
het vliegtuig Lernen beginnen		Samolot
het water Lernen beginnen		Woda
de gezin Lernen beginnen		rodzina
ook Lernen beginnen		także, też
de broer Lernen beginnen		brat
de zus Lernen beginnen		siostra
de moeder Lernen beginnen		matka
de vader Lernen beginnen		ojciec
de dochter Lernen beginnen		córka
de zoon Lernen beginnen		Syn
de ouders Lernen beginnen		rodzice
de neef Lernen beginnen		bratanek
de nicht Lernen beginnen		bratanica
de tante Lernen beginnen		ciotka
de oom Lernen beginnen		wujek
de schoonmoeder Lernen beginnen		teściowa
de schoonvader Lernen beginnen		teść
de zwager Lernen beginnen		szwagier
de oma=groot- Lernen beginnen		Babcia
de opa= groot- Lernen beginnen		dziadek
de kleinkind Lernen beginnen		wnuczek
de kleinzoon Lernen beginnen		wnuk
de kleindochter Lernen beginnen		wnuczka
klein Lernen beginnen		mały
groot Lernen beginnen		duży
schoon Lernen beginnen		czysty
dood Lernen beginnen		śmierć, nie żyje
geboren Lernen beginnen		urodzony
accountant Lernen beginnen		księgowy
ingenieur Lernen beginnen		inżynier
universiteit Lernen beginnen		uniwersytet
maar Lernen beginnen		ale
met Lernen beginnen		z
nu Lernen beginnen		już, teraz
verpleegster Lernen beginnen		pielęgniarka
mijn Lernen beginnen		mój
je/jouw Lernen beginnen		Twój
uw Lernen beginnen		Pański
zijn Lernen beginnen		Jego
haar Lernen beginnen		Jej
ons/onze Lernen beginnen		Nasi / nasz
jullie Lernen beginnen		Wasze
hun Lernen beginnen		ich
het centrum Lernen beginnen		śródmieście
binnenstad Lernen beginnen		w centrum
huisvrouw Lernen beginnen		gospodyni domowa
wie is dat? Lernen beginnen		Kto to jest?
de assistent(e) Lernen beginnen		asystent (e)
de economie Lernen beginnen		gospodarka, ekonomia
de filosoof Lernen beginnen		filozof
de firma Lernen beginnen		firma
het bedrijf Lernen beginnen		firma
de marketing manager Lernen beginnen		Marketing Manager
de reis Lernen beginnen		Podróż
reizen Lernen beginnen		podróżować
de studente Lernen beginnen		uczeń
de winkelier Lernen beginnen		sprzedawca
de ambtenaar Lernen beginnen		urzędnik
de bediende Lernen beginnen		zatrudniony
geboorteplaats Lernen beginnen		miejsce urodzenia
de winkel Lernen beginnen		sklep
de werkplaats Lernen beginnen		miejsce pracy
de woonplaats Lernen beginnen		miejsce zamieszkanie
de computerfirma Lernen beginnen		Firma komputerowa
de journalist Lernen beginnen		Dziennikarz
de kaart Lernen beginnen		mapa
de vraag Lernen beginnen		pytanie
vragen Lernen beginnen		zapytać
het departement Lernen beginnen		dział
het beroep Lernen beginnen		zawód
het hart Lernen beginnen		Serce
doen Lernen beginnen		zrobić, robić
gescheiden Lernen beginnen		rozwiedziony
getrouwd Lernen beginnen		żonaty
prettig Lernen beginnen		ładny
samen Lernen beginnen		razem
dus Lernen beginnen		więc
iets Lernen beginnen		coś
niets Lernen beginnen		nic
nog Lernen beginnen		jeszcze
ander Lernen beginnen		inny
al lang Lernen beginnen		długo
alstublieft / alsjeblieft Lernen beginnen		Proszę / prosimy
dank u wel Lernen beginnen		dziękuję
excuseer/sorry/pardon Lernen beginnen		wybaczcie / przepraszam / wybaczcie
verkopen Lernen beginnen		sprzedać
kopen Lernen beginnen		kupować
de verkoopster Lernen beginnen		sprzedawczyni
de verkoper Lernen beginnen		Sprzedawca
familie Lernen beginnen		rodzina
wie? Lernen beginnen		Kto?
wat? Lernen beginnen		Jakie? Co?
Waar? Lernen beginnen		Gdzie?
Hoe? Lernen beginnen		Jak?
Wanneer? Lernen beginnen		Kiedy?
Waroom? Lernen beginnen		Dlaczego?
luchthaven Lernen beginnen		port lotniczy
gaan naar Lernen beginnen		idź do
hangen Lernen beginnen		wisieć, wieszać
schrijf Lernen beginnen		napisać
staan Lernen beginnen		stać
zitten Lernen beginnen		siedzieć
de regen Lernen beginnen		deszcz
de vacantie Lernen beginnen		wakacje
de buur Lernen beginnen		sąsiad
het weer Lernen beginnen		pogoda
het ziekenhuis Lernen beginnen		szpital
het feestje Lernen beginnen		imprezka
het plein Lernen beginnen		plac
het adreskaartje Lernen beginnen		Wizytówka
het appartement Lernen beginnen		mieszkanie
het stadhuis Lernen beginnen		Ratusz
mogen Lernen beginnen		móc, mieć przyzwolenie
voorstellen Lernen beginnen		przedstawiać
weten Lernen beginnen		wiedzieć
geven Lernen beginnen		dać
koud Lernen beginnen		zimno
prima! Lernen beginnen		dobrze! wspaniale!
uitstekend Lernen beginnen		doskonały
slecht Lernen beginnen		źle,
aangenaam Lernen beginnen		miło mi
rustig Lernen beginnen		cichy, spokojny
juist Lernen beginnen		dokładny
allen Lernen beginnen		wszystko
enkele Lernen beginnen		kilka
veel te Lernen beginnen		zbyt
naamkaartje Lernen beginnen		wizytówka
ik weet het niet Lernen beginnen		Nie wiem
dat weet it niet. Lernen beginnen		Tego nie wiem.
Mag ik voorstellen? Lernen beginnen		Mogę zaproponować? Czy mogę przestawić?
Hoe gaat het ermee? Lernen beginnen		Jak się masz?
trouwen Lernen beginnen		małżeństwo
dat is aangenaam Lernen beginnen		to jest przyjemne, to jest miłe
Hoe gaat het (met je)? Lernen beginnen		Jak się masz?
Prima/Uitstekend Lernen beginnen		Doskonale
Heel goed, dank u wel Lernen beginnen		Bardzo dobrze, dziękuję
het gaat wel Lernen beginnen		Nie za dobrze, mogło by być lepiej
niet zo goed/best Lernen beginnen		Nie tak dobrze /nie najlepiej
slecht Lernen beginnen		źle
me/mij Lernen beginnen		Mnie
Je/Jou Lernen beginnen		Twoje
U Lernen beginnen		Pana
Hem Lernen beginnen		go/jego
ze/haar Lernen beginnen		ją/jej
de avond Lernen beginnen		wieczór
de maand Lernen beginnen		miesiąc
de voormiddag Lernen beginnen		Przedpołudnie
de middag Lernen beginnen		południe
de namiddag Lernen beginnen		po południu
tot volgende week Lernen beginnen		do przyszłego tygodnia
zullen we samen eten? Lernen beginnen		Zjemy razem?
de nacht Lernen beginnen		noc
de week Lernen beginnen		tydzień
de groet Lernen beginnen		Pozdrowienie
de paspoortcontrole Lernen beginnen		kontrola paszportowa
de tijd Lernen beginnen		czas
het cafe Lernen beginnen		kawiarnia
het gebouw Lernen beginnen		budynek
het paspoort Lernen beginnen		paszport
het pintje Lernen beginnen		piwko
het weekend Lernen beginnen		weekend
duur Lernen beginnen		drogi
leuk Lernen beginnen		ładny
thuis Lernen beginnen		u siebie w domu, w domu
echt? Lernen beginnen		Naprawdę?
geweldig! Lernen beginnen		świetnie!
moeilijk Lernen beginnen		trudny
precies Lernen beginnen		dokładnie
volgend Lernen beginnen		następny, przyszły, kolejny
halen Lernen beginnen		odebrać, brać
kunnen Lernen beginnen		móc,
slapen Lernen beginnen		sen, spać
telefoneren/ bellen Lernen beginnen		dzwonić
vertrekken Lernen beginnen		wyjeżdzać
zullen Lernen beginnen		czas przyszły
bezoeken Lernen beginnen		wizyta, odwiedzać
blijven Lernen beginnen		zostać, pozostać
drinken Lernen beginnen		Pić
eten Lernen beginnen		jedzenie, jeść
moeten Lernen beginnen		musieć
nemen Lernen beginnen		wziąć, brać
willen Lernen beginnen		chcesz, chceć
dan Lernen beginnen		więc
daarna Lernen beginnen		następnie
graag Lernen beginnen		ochoczo, chętnie
meteen Lernen beginnen		natychmiast
geweldig! Lernen beginnen		świetnie!
dat zal ik doen Lernen beginnen		Zrobię
de badkamer Lernen beginnen		łazienka
de bagage Lernen beginnen		bagaż
de buurt Lernen beginnen		blisko, okolica
de douche Lernen beginnen		prysznic
de gang Lernen beginnen		korytarz
de industrie Lernen beginnen		przemysł
de kamer Lernen beginnen		pokój
de kast Lernen beginnen		szafa
de koffer Lernen beginnen		Walizka
de stoel Lernen beginnen		krzesło
de verdieping Lernen beginnen		piętro
de wastafel Lernen beginnen		zlew, umywalka
het bed Lernen beginnen		łóżko
het bureau Lernen beginnen		biurko
het hotel Lernen beginnen		Hotel
het raam Lernen beginnen		okno
het toilet Lernen beginnen		WC
het verkeer Lernen beginnen		ruch uliczny
belangrijk Lernen beginnen		ważny, istotny
breed Lernen beginnen		Szeroki
comfortabel Lernen beginnen		wygodny
donker Lernen beginnen		ciemny
druk Lernen beginnen		zatłoczony
gemakkelijk Lernen beginnen		łatwy
goedkoop Lernen beginnen		tani
kort Lernen beginnen		krótki
lang Lernen beginnen		długi
laat Lernen beginnen		późno
licht Lernen beginnen		światło, jasny
modern Lernen beginnen		nowoczesny
moe Lernen beginnen		zmęczony
mooi Lernen beginnen		piękny
neiuw Lernen beginnen		nowy
oud Lernen beginnen		stary
hoe laat is het? Lernen beginnen		która godzina?
hal Lernen beginnen		korytarz
op staan Lernen beginnen		wstawać
van Lernen beginnen		z/ od
tot Lernen beginnen		do
het regen Lernen beginnen		pada deszcz
boom Lernen beginnen		drzewo
bomen Lernen beginnen		drzewa
vlees Lernen beginnen		mięso
smal Lernen beginnen		wąski
vuil Lernen beginnen		brudny
controleren Lernen beginnen		sprawdzać
tellen Lernen beginnen		liczyć
zoeken Lernen beginnen		szukać
bijna Lernen beginnen		prawie
buiten Lernen beginnen		na zewnątrz
binnen Lernen beginnen		w środku
niet Lernen beginnen		nie
wel Lernen beginnen		dobrze, owszem
veel Lernen beginnen		dużo
of Lernen beginnen		lub, czy
zoals Lernen beginnen		tak jak
welterusten Lernen beginnen		dobranoc
slaap wel Lernen beginnen		śpij dobrze

Moja lekcja

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr