→ Nederlands In Actie Słówka Dział 1 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
schreeuwen Lernen beginnen		krzyczeć
hangen Lernen beginnen		wisieć
kloppen Lernen beginnen		zapukać
een hekel hebben aan iets Lernen beginnen		nienawidzić czegoś
adopteren Lernen beginnen		adoptować
beer Lernen beginnen		Niedźwiedź
beest Lernen beginnen		bestia
benieuwdnaar Lernen beginnen		ciekawy
bereiken Lernen beginnen		osiągać, sięgać
bescheiden Lernen beginnen		skromny
beschilderen Lernen beginnen		malować
bezit Lernen beginnen		posiadanie
creatief Lernen beginnen		twórczy
dankbaar voor Lernen beginnen		wdzięczny za
dierbaar Lernen beginnen		cenny
doelpunt Lernen beginnen		cel
droom Lernen beginnen		marzenie
eigenschap Lernen beginnen		własność
enthousiast Lernen beginnen		entuzjastyczny
ergeren zich aan Lernen beginnen		zdenerwować się na
ernstig Lernen beginnen		poważny, ciężki
fluisteren Lernen beginnen		szeptać
geduldig Lernen beginnen		cierpliwy
gevaarlijk Lernen beginnen		niebezpieczny, niebezpiecznie
gevoel Lernen beginnen		uczucie
grappig Lernen beginnen		śmieszny, śmiesznie
hangen aan Lernen beginnen		trzymać się
held Lernen beginnen		bohater
herinnering Lernen beginnen		przypomnienie
indrukwekkend Lernen beginnen		imponujący
lawaai Lernen beginnen		hałas
meekrijgen Lernen beginnen		Dostawać
meemaken Lernen beginnen		doświadczyć
merken Lernen beginnen		zaznaczać
onderzoek Lernen beginnen		Badania
oogziekte Lernen beginnen		choroba oczu
oplossing Lernen beginnen		rozwiązanie
orkest Lernen beginnen		orkiestra
paard Lernen beginnen		koń
persoonlijk Lernen beginnen		osobiście
platteland Lernen beginnen		kraj
precies Lernen beginnen		dokładny, skrupulatny
presentator Lernen beginnen		prezenter
publiceren Lernen beginnen		opublikować
rammelaar Lernen beginnen		grzechotka
rapper Lernen beginnen		kołatka
realiseren Lernen beginnen		realizować
rechten Lernen beginnen		prawa
roots Lernen beginnen		korzenie
schijf Lernen beginnen		dysk
schilderen Lernen beginnen		malarz
schreeuwen Lernen beginnen		krzyczeć
show Lernen beginnen		pokazywać
sommige Lernen beginnen		niektóre
spullen Lernen beginnen		rzeczy, klamoty
sterk Lernen beginnen		silny
stilstaan bij Lernen beginnen		rozwodzić się nad
stimuleren Lernen beginnen		stymulować
sturen aan, naar Lernen beginnen		wysłać do
taptap Lernen beginnen		stuknij
tekenen Lernen beginnen		rysować
tekening Lernen beginnen		rysunek
trots op Lernen beginnen		być dumny z
uitkiezen Lernen beginnen		wybierać
uitkomen Lernen beginnen		Właz
uitverkopen Lernen beginnen		wyprzedać
universitair Lernen beginnen		Uniwersytet
vernoemen naar Lernen beginnen		imię po
verwarren Lernen beginnen		Zmieszać
verwerken Lernen beginnen		proces
vierdejaarsstudent Lernen beginnen		student czwartego roku
vliegen Lernen beginnen		latać
vlinder Lernen beginnen		motyl
vooral Lernen beginnen		przede wszystkim
voorlopig Lernen beginnen		na razie
voornemen Lernen beginnen		zamiar
vrolijk Lernen beginnen		wesoły
wereld Lernen beginnen		świat
wetenschappelijk Lernen beginnen		naukowy
zorgen voor Lernen beginnen		zapewniać
Preposities Lernen beginnen		Przyimki
benieuwd zijn naar Lernen beginnen		są ciekawi
dankbaar zijn voor Lernen beginnen		być wdzięcznym za
zich ergeren aan Lernen beginnen		być zirytowanym
hangen aan Lernen beginnen		trzymać się
een hekel hebben aan Lernen beginnen		nienawidzić
een herinnering hebben aan Lernen beginnen		mieć pamięć
onderzoek doen naar Lernen beginnen		dochodzenie
stilstaan bij Lernen beginnen		rozwodzić się nad
trots zijn op Lernen beginnen		być dumny z
vernoemen naar Lernen beginnen		imię po
verwerken in Lernen beginnen		proces w
op zicht hebben Lernen beginnen		mieć w zasięgu wzroku
zorgen voor Lernen beginnen		zapewniać
meekrijgen Lernen beginnen		Dostawać
meemaken Lernen beginnen		doświadczyć
stilstaan Lernen beginnen		stać spokojnie
uitkiezen Lernen beginnen		wybierać
uitkomen Lernen beginnen		Właz
uitverkopen Lernen beginnen		wyprzedać
denken ‒ dacht ‒ gedacht Lernen beginnen		myśl - myśl - myśl
doen ‒ deed ‒ gedaan Lernen beginnen		zrobić – zrobić – zrobić
dragen ‒ droeg ‒ gedragen Lernen beginnen		nosić – nosić – nosić
gaan ‒ ging ‒ is gegaan Lernen beginnen		iść - poszedł - poszedł
hangen ‒ hing ‒ gehangen Lernen beginnen		powiesić – powiesić – powiesić
hebben ‒ had ‒ gehad Lernen beginnen		mieli – mieli – mieli
houden ‒ hield ‒ gehouden Lernen beginnen		zachować – zachować – zachować
kiezen ‒ koos ‒ gekozen Lernen beginnen		wybierz - wybierz - wybrany
kijken ‒ keek ‒ gekeken Lernen beginnen		spójrz - spojrzałeś - spojrzałeś
krijgen ‒ kreeg ‒ gekregen Lernen beginnen		dostać - dostać - dostać
kunnen ‒ kon Lernen beginnen		konden ‒ gekund
liggen ‒ lag ‒ gelegen Lernen beginnen		leżeć – leżeć – leżeć
lijken ‒ leek ‒ geleken Lernen beginnen		wydawać się – wydawało się – wydawało się
meekrijgen ‒ kreeg mee ‒ meegekregen Lernen beginnen		dostać z - dostać z - otrzymać z
moeten ‒ moest ‒ gemoeten Lernen beginnen		musiałem - musiałem - musiałem
mogen ‒ mocht ‒ gemogen Lernen beginnen		może – było dozwolone – dozwolone
staan ‒ stond ‒ gestaan Lernen beginnen		stać – stać – stać
stilstaan ‒ stond stil ‒ stilgestaan Lernen beginnen		stój spokojnie – zatrzymaj się – zatrzymaj się
uitkiezen ‒ koos uit ‒ uitgekozen Lernen beginnen		wybrać – wybrać z – wybrać
uitkomen ‒ kwam uit ‒ uitgekomen Lernen beginnen		wyszło – wyszło – wyszło
uitverkopen ‒ verkocht uit ‒ uitverkocht Lernen beginnen		wyprzedane – wyprzedane – wyprzedane
vinden ‒ vond ‒ gevonden Lernen beginnen		znaleźć - znaleźć - znaleźć
vliegen ‒ vloog ‒ (is) gevlogen Lernen beginnen		latać - latać - (latać) latać
weten ‒ wist ‒ geweten Lernen beginnen		wiedzieć – wiedzieć – wiedzieć
willen ‒ wilde/wou ‒ gewild Lernen beginnen		chcę - chciałem/chciałem - chciałem
zijn ‒ was Lernen beginnen		waren ‒ is geweest
zingen ‒ zong ‒ gezongen Lernen beginnen		śpiewać – śpiewać – śpiewać
zitten ‒ zat ‒ gezeten Lernen beginnen		siedzieć - siedzieć - siedzieć
zoeken ‒ zocht ‒ gezocht Lernen beginnen		szukaj – szukaj – szukaj
zullen ‒ zou Lernen beginnen		zouden
en Lernen beginnen		i
of Lernen beginnen		lub
maar / hoewel Lernen beginnen		ale/chociaż
want / omdat Lernen beginnen		ponieważ
dus Lernen beginnen		więc
voordat / nadat Lernen beginnen		przed/po
als / toen Lernen beginnen		jeśli/wtedy
terwijl Lernen beginnen		podczas, gdy
zodat Lernen beginnen		tak, że; żeby
totdat Lernen beginnen		aż do
zodra Lernen beginnen		jak tylko

Nederlands in actie słówka dział 1

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr