Frage |
Antworten |
Ik meld me aan voor de cursus. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Zij past zich snel aan aan het nieuwe systeem. Lernen beginnen
|
|
Ona szybko dostosowuje się do nowego systemu.
|
|
|
Het hangt af van het weer. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Ik ben benieuwd naar jouw mening. Lernen beginnen
|
|
Jestem ciekawy twojej opinii.
|
|
|
że ma rację. Uit het onderzoek blijkt dat hij gelijk heeft. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Hij is boos op zijn broer over het incident. Lernen beginnen
|
|
On jest zły na swojego brata z powodu incydentu.
|
|
|
Wij nemen deel aan de vergadering. Lernen beginnen
|
|
Bierzemy udział w spotkaniu.
|
|
|
Zij deelt haar foto’s op Instagram. Lernen beginnen
|
|
Ona dzieli się zdjęciami na Instagramie.
|
|
|
Hij gaat door met werken ondanks zijn ziekte. Lernen beginnen
|
|
On kontynuuje pracę mimo choroby.
|
|
|
De presentatie eindigde met een applaus. Lernen beginnen
|
|
Prezentacja zakończyła się oklaskami.
|
|
|
Ik erger me aan het lawaai. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
De regels gelden voor iedereen. Lernen beginnen
|
|
Zasady dotyczą wszystkich.
|
|
|
Hij geeft om zijn vrienden. Lernen beginnen
|
|
On dba o swoich przyjaciół.
|
|
|
Ze heeft heimwee naar huis. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Ik heb een hekel aan regen. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
een herinnering hebben aan Hij heeft een mooie herinnering aan zijn jeugd. Lernen beginnen
|
|
On ma piękne wspomnienie ze swojego dzieciństwa.
|
|
|
Ze klagen over de service. Lernen beginnen
|
|
Oni narzekają na obsługę.
|
|
|
Het is een kwestie van tijd. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Ik leen het boek aan mijn buurman. Lernen beginnen
|
|
Pożyczam książkę sąsiadowi.
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
Zgadzam się z twoim pomysłem.
|
|
|
Je merkt de verandering van zijn gedrag. Lernen beginnen
|
|
Zauważasz zmianę w jego zachowaniu.
|
|
|
Hij heeft de neiging tot overdrijven. Lernen beginnen
|
|
On ma skłonność do przesady.
|
|
|
Zij kan goed omgaan met stress. Lernen beginnen
|
|
obchodzić się z/radzić sobie z Ona dobrze radzi sobie ze stresem.
|
|
|
Ze doen onderzoek naar klimaatverandering. Lernen beginnen
|
|
prowadzić badanie na temat Oni prowadzą badania nad zmianami klimatu.
|
|
|
Hij is ontevreden over zijn salaris. Lernen beginnen
|
|
On jest niezadowolony ze swojej pensji.
|
|
|
Het probleem is ontstaan uit een misverstand. Lernen beginnen
|
|
Problem powstał z nieporozumienia.
|
|
|
Ik wil je overtuigen van mijn standpunt. Lernen beginnen
|
|
Chcę cię przekonać do mojego punktu widzenia.
|
|
|
Het bedrijf richt zich op duurzaamheid. Lernen beginnen
|
|
Firma skupia się na zrównoważonym rozwoju.
|
|
|
Hij heeft ruzie met zijn collega over het project. Lernen beginnen
|
|
On pokłócił się z kolegą o projekt.
|
|
|
Ik stuur een e-mail naar de klantenservice. Lernen beginnen
|
|
Wysyłam e-mail do obsługi klienta.
|
|
|
In tegenstelling tot jou ben ik op tijd. Lernen beginnen
|
|
W przeciwieństwie do ciebie jestem punktualny.
|
|
|
Wij zijn tevreden over de uitkomst. Lernen beginnen
|
|
Jesteśmy zadowoleni z wyniku.
|
|
|
We trokken door de bergen. Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Zij is trots op haar zoon. Lernen beginnen
|
|
Ona jest dumna ze swojego syna.
|
|
|
twijfelen aan/over/tussen Ik twijfel aan zijn verhaal. Lernen beginnen
|
|
wątpić w/zastanawiać się nad/pomiędzy
|
|
|
Ik kijk uit naar de vakantie. Lernen beginnen
|
|
Nie mogę się doczekać wakacji.
|
|
|
Ze verhuizen naar een ander land. Lernen beginnen
|
|
Przeprowadzają się do innego kraju.
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Zij zorgt voor haar zieke moeder. Lernen beginnen
|
|
Ona troszczy się o swoją chorą matkę.
|
|
|