Przyimki - stałe wyrażenia 1

 0    24 Datenblatt    Monika Cz.
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
pozbywać się
Nie mogę się pozbyć tego bólu glowy.
Lernen beginnen
afkomen van
Ik kom maar niet van die hoofdpijn af.
żegnać się z
Nauczyciel żegna sie ze swoimi studentami.
Lernen beginnen
afscheiden nemen van
De docent neemt afscheid van zijn studenten.
umawiać się na coś
Chciałabym coś z tobą uzgodnić.
Lernen beginnen
afspreken met
Ik wil graag iets met je afapreken.
odpowiadać na
On nie chce odpowiedzieć na moje pytanie.
Lernen beginnen
antwoorden op
Hij wil maar niet antwoorden op mijn vraag.
mieć ma myśli
Co masz na myśli w tym pytaniu?
Lernen beginnen
bedoelen met
Wat bedoel je met die vraag?
zaczynać z
Zaczynsmy teraz lekcję.
Lernen beginnen
beginnen met
We beginnen nu met de les.
dzwonić w sprawie
Dzwonię w sprawie pracy.
Lernen beginnen
bellen over
Ik bel over de ban.
składać się z
Ta odzina składa się z 5 ludzi.
Lernen beginnen
bestaan uit
Dit gezin bestaat uit vijf mensen.
przeznaczać na
Ile czasu przeznaczasz na swoje hobby?
Lernen beginnen
besteden aan
Hoeveel tijd besteed jij aan je hobby’s?
rodzić
Urodziła córkę
Lernen beginnen
bevallen van
Zij is bevallen van een dochter.
być przygotowanym na
Jestem przygotowany, żeby ci pomóc.
Lernen beginnen
bereid zijn om
Ik ben bereid om je te helpen.
myśleć o
On często myśli o wakacjach.
Lernen beginnen
denken aan
Hij denkt vaak aan de vakantie.
kontynuować coś
Będziesz jeszcze kontynuował kurs?
Lernen beginnen
doorgaan met
Ga je nog door met je cursus?
zadawać pytanie komuś
Kto chce zadać mi pytanie.
Lernen beginnen
een vraag stellen aan
Wie wil een vraag aan mij stellen?
chodzić o
Słuchaj dobrze lekarza, jeśli chodzi o twoje zdrowie.
Lernen beginnen
gaan om
Luister goed naar de arts, als het om je gezondheid gaat.
chodzić o, być o
Film był o włoskiej rodzinie.
Lernen beginnen
gaan over
De film gaat over een Italiaanse familie.
interesować się czymś
Interesuje się innymi kulturami.
Lernen beginnen
geinteresseerd zijn in
Ik ben geinteresseerd in andere culturen.
rozkoszować się czymś
Ty również spędziłaś miło czas oglądając film?
Lernen beginnen
genieten van
Heb jij ook zo genoten van de film?
przypominać sobie coś
Przypomniesz mi o jej urodzinach?
Lernen beginnen
zich herinneren aan
Wil je me herinneren aan haar verjaardag?
mówić o
Dzisiaj nauczyciel mówił o Niderlandzkich pisarzach
Lernen beginnen
het hebben over
Vandaag heeft de docent het over Nederlandse schrijvers.
nie zauważać czegoś
Nie zauważam ekonomicznego kryzysu.
Lernen beginnen
niets merken van
Ik merk niets van de economische crisis.
wybrać z
Mogę wybrać z bardzo wielu sukienek.
Lernen beginnen
kiezen uit
Ik kan uit heel veel jurken kiezen.
być gotowym z czymś
Ona jest gotowa o osiemnastej z pracą.
Lernen beginnen
klaar zijn met
Zij is om 18:00 uur klar met haar werk.
narzekać na coś
ludzie narzekają zawsze o pracy.
Lernen beginnen
klagen over
Mensen klagen altijd over het werk.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.