→ Przymiotniki → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
dobry Ludzie są dobrzy. Lernen beginnen		goed De mensen zijn goed.
zły Warunki są złe. Lernen beginnen		slecht De omstandigheden zijn slecht.
duży To miasto jest takie duże. Lernen beginnen		groot Deze stad is zo groot.
mały Mam mały problem. Lernen beginnen		klein Ik heb een klein probleem.
długi Moja narzeczona ma długie blond włosy. Lernen beginnen		lang Mijn verloofde heeft lang blond haar.
krótki Kupiłem jej koszulkę z krótkimi rękawami. Lernen beginnen		kort Ik heb haar een t-shirt met korte mouwen gekocht.
nowy Kupiłem nową pamiątkę! Lernen beginnen		nieuw Ik heb een nieuw souvenir gekocht!
stary Lernen beginnen		oud
szybko Ona jeździ szybko. Lernen beginnen		snel Ze rijdt snel.
wolny Lernen beginnen		traag
ciepły Weź mój ciepły sweter. Lernen beginnen		warm Neem mijn warme trui.
zimny Jest mi zimno. Lernen beginnen		koud Ik heb het koud.
smaczny Lernen beginnen		lekker
brudny Toaleta jest bardzo brudna. Lernen beginnen		vies Het toilet is zeer vies.
ładny Jaka piękna dziewczyna! Lernen beginnen		mooi Wat een mooi meisje!
brzydki On jest taki brzydki. Lernen beginnen		lelijk Hij is zo lelijk.
żałosny, nędzny Lernen beginnen		zielig
fajny Lernen beginnen		tof / plezant
cool To nie jest cool. Lernen beginnen		cool Het is niet cool.
chory Jestem chory. Lernen beginnen		ziek Ik ben ziek.
zdrowy Timo jest zdrowy jak ryba. Lernen beginnen		gezond Timo is zo gezond als een vis.
zadowolony Lernen beginnen		content
ucieszony, uradowany Cieszę się z twojego sukcesu. Lernen beginnen		blij Ik ben blij met jouw succes.
zły Lernen beginnen		kwaad / boos
irytujący Lernen beginnen		ambetant
mądry, pojętny Jan jest pojętnym uczniem. Lernen beginnen		slim Jan is een slimme leerling.
głupi Lernen beginnen		stom / dom
przyjazny Lernen beginnen		sympathiek
drogi Ten hotel jest drogi. Lernen beginnen		duur Dat hotel is duur.
tani Nasz hotel jest tani. Lernen beginnen		goedkoop Ons hotel is goedkoop.
Bogaty Mój wujek jest bardzo bogaty. Lernen beginnen		Rijk Min oom is heel rijk.
ubogi Rodzina Marijke jest bardzo biedna. Lernen beginnen		arm Marijke's familie is erg arm.
silny Masz silne ręce. Lernen beginnen		sterk Je hebt sterken armen.
mocny Lernen beginnen		straf
słaby Lernen beginnen		zwak / slap
łatwy Lernen beginnen		gemakkelijk
możliwy W niektórych kulturach możliwe jest poślubienie dwóch lub więcej żon. Lernen beginnen		mogelijk In sommige culturen is het mogelijk met twee of meer vrouwen te trouwen.
ciężki Twoja walizka jest za ciężka. Lernen beginnen		zwaar Je koffer is te zwaar.
lekki Wolę lekkie posiłki. Lernen beginnen		licht Ik prefereer lichte maltijden.
pełny, cały Szklanka jest na wpół pełna. Lernen beginnen		vol Het glas is half vol.
pusty Dlaczego wasza lodówka jest zawsze pusta? Lernen beginnen		leeg Waarom is jullie koelkast altijd leeg?
czysty Lernen beginnen		proper
brudny Dlaczego twoje spodnie są tak brudne? Lernen beginnen		vuil Waarom is je broek zo vuil?
wysoki, wysoko Mam bardzo wysokie oczekiwania. Lernen beginnen		hoog Ik heb zeer hoge verwachtingen.
niski Lernen beginnen		laag
jasny, oczywisty Czy to jest jasne? Lernen beginnen		duidelijk Is dat duidelijk?
skomplikowany Lernen beginnen		ingewikkeld

przymiotniki

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr