różne

 0    188 Datenblatt    palinskamonika
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
długopis
Lernen beginnen
pen
słownik
Lernen beginnen
woordenboek
kubek kawy
Lernen beginnen
kop koffie
zmarł
Lernen beginnen
overleden
stół
Lernen beginnen
het tafel
śniadanie
Lernen beginnen
het ontbijt
rodzina 1
Lernen beginnen
het gezin
rodzina 2
Lernen beginnen
de familie
ojciec
Lernen beginnen
de vader
matka
Lernen beginnen
de moeder
rodzice
Lernen beginnen
de ouders
dziecko
Lernen beginnen
het kind
syn
Lernen beginnen
de zoon
córka
Lernen beginnen
de dochter
bliźniaki
Lernen beginnen
de tweeling
brat
Lernen beginnen
de broer
siostra
Lernen beginnen
de zus
wujek
Lernen beginnen
de oom
ciocia
Lernen beginnen
de tante
kuzyn
Lernen beginnen
de neef
kuzyn
Lernen beginnen
de nicht
bratanek
Lernen beginnen
het neefje
dziadek
Lernen beginnen
de opa
babcia
Lernen beginnen
de oma
szwagier
Lernen beginnen
de zwager
szwagierka
Lernen beginnen
de schoonzus
teść
Lernen beginnen
de schoonvader
ojczym
Lernen beginnen
de stiefvader
brat przyrodni
Lernen beginnen
de stiefbroer
urodziny
Lernen beginnen
jarig
impreza
Lernen beginnen
het feestje
musieć
Lernen beginnen
moeten
zorganizować
Lernen beginnen
afspreken
znowu
Lernen beginnen
weer
nareszcie
Lernen beginnen
eindelijk
czat
Lernen beginnen
bijkletsen
się, siebie, nawzajem
Lernen beginnen
elkaar
właściwie
Lernen beginnen
eigenlijk
Każdy
Lernen beginnen
Iedere
po tym, potem
Lernen beginnen
daarna
zamykać
Lernen beginnen
sluiten
niż
Lernen beginnen
dan
samochód
Lernen beginnen
de auto
samolot
Lernen beginnen
het vliegtuig
taksówka
Lernen beginnen
de taxi
piętrowy autokar
Lernen beginnen
de dubbeldekker
pieszo
Lernen beginnen
te voet
metro
Lernen beginnen
de metro
rower
Lernen beginnen
de fiets
daleki, daleko
Lernen beginnen
ver
blisko
Lernen beginnen
dichtbij
opóźnienie
Lernen beginnen
vertraging
tam i spowrotem bilet
Lernen beginnen
heen-en-terug ticket
tor
Lernen beginnen
spoor
przesiadka
Lernen beginnen
overstappen
wsiadać
Lernen beginnen
instappen
wysiadać
Lernen beginnen
uitstappen
odchodzi
Lernen beginnen
vertrekt
Idę pieszo
Lernen beginnen
ik ga te voet
jeździć z
Lernen beginnen
rijden met
powolny
Lernen beginnen
langzaam
szybko
Lernen beginnen
snel
jeździć na rowerze
Lernen beginnen
fietsen
ponieważ
Lernen beginnen
want
ponieważ 2
Lernen beginnen
omdat
Idziemy do parku, bo jest słonecznie (1)
Lernen beginnen
We gaan naar het park want het is zonnig
Idziemy do parku, bo jest słonecznie (2)
Lernen beginnen
We gaan naar het park omdat het zonnig is
pielęgniarka
Lernen beginnen
verpleegkundige
wcześnie
Lernen beginnen
vroege
departament
Lernen beginnen
afdeling
Uwaga
Lernen beginnen
aandacht
opieka
Lernen beginnen
verzorging
niestety
Lernen beginnen
helaas
niektóre
Lernen beginnen
sommige
kiedykolwiek
Lernen beginnen
weleens
nigdy
Lernen beginnen
nooit
czasami
Lernen beginnen
soms
sporadycznie
Lernen beginnen
af en toe
regularnie
Lernen beginnen
regelmatig
często
Lernen beginnen
vaak
przeważnie
Lernen beginnen
meestal
zawsze
Lernen beginnen
altijd
najpierw, na początku
Lernen beginnen
eerst
potem
Lernen beginnen
dan 2
nastepnie
Lernen beginnen
daarna
na samym końcu/ ostatnio
Lernen beginnen
tenslotte
obecny
Lernen beginnen
aanwezig
między
Lernen beginnen
tussen
był (forma przeszła)
Lernen beginnen
geweest
tam
Lernen beginnen
daar
Czy masz braci? Nie, nie mam takiego
Lernen beginnen
Heb je broers? Nee, ik heb er geen
Ile dni ma tydzień? tydzień ma siedem
Lernen beginnen
Hoeveel dagen heeft een week? een week heeft er zeven
duży kot (okr)
Lernen beginnen
de grote kat
ładne miasto
Lernen beginnen
de leuke stad
duży kot (nie)
Lernen beginnen
een grote kat
piękne miasto (nie)
Lernen beginnen
een mooie stad
duży dom (okr)
Lernen beginnen
het grote huis
słodka dziewczyna (okr)
Lernen beginnen
het lieve meisje
duży dom (nieokreslony)
Lernen beginnen
groot huis
słodka dziewczyna(nie)
Lernen beginnen
een lief meisje
stare domy
Lernen beginnen
de oude huizen
dzikie koty (okr)
Lernen beginnen
de wilde katten (okr)
moja stara książka
Lernen beginnen
mijn oude boek
jej niebieską sukienkę
Lernen beginnen
haar blauwe jurk
ten mały kot
Lernen beginnen
dit kleine kat
ten szybki samochód
Lernen beginnen
deze snelle auto
drewniany stół
Lernen beginnen
een houten tafel
srebrny pierścionek
Lernen beginnen
een zilveren ring
otwarty dom
Lernen beginnen
een open huis
prawa ręka
Lernen beginnen
de rechter hand
mniejszy
Lernen beginnen
kleiner
dłuższy, dłużej
Lernen beginnen
langer
krótszy
Lernen beginnen
korter
Holandia jest mniejsza od Niemiec
Lernen beginnen
Nederland is kleiner dan Duitsland
wysoki, wysoko
Lernen beginnen
hoog
wyższy
Lernen beginnen
hoger
niższy
Lernen beginnen
lager
cienki
Lernen beginnen
dun
rozcieńczalnik
Lernen beginnen
dunner
grubszy
Lernen beginnen
dikker
mądry
Lernen beginnen
wijs
mądrzejszy
Lernen beginnen
wijzer
droższe
Lernen beginnen
duurder
dalszy, dalej
Lernen beginnen
verder
najmniejszy
Lernen beginnen
kleinste
największy, najwyższy
Lernen beginnen
grootste
najmłodszy
Lernen beginnen
jongste
lepiej
Lernen beginnen
beter
najlepszy
Lernen beginnen
het best
więcej
Lernen beginnen
meer
najwiecej
Lernen beginnen
het meest
mniej
Lernen beginnen
minder
najmniej
Lernen beginnen
het minst
chętniej
Lernen beginnen
liever
najchętniej
Lernen beginnen
het liefst
więcej zabawy
Lernen beginnen
leuker
trudniejsze
Lernen beginnen
moeilijker
piękniejsza
Lernen beginnen
mooier
bardziej irytujące
Lernen beginnen
vervelender
najłatwiej
Lernen beginnen
makkelijkst
najmilszy
Lernen beginnen
aardigst
najczęściej
Lernen beginnen
vaakst
znaleźć
Lernen beginnen
vinden
co robisz w wolnym czasie?
Lernen beginnen
wat doe jij in je vrije tijd?
Tworzę muzykę
Lernen beginnen
ik maak muziek
gram na pianinie
Lernen beginnen
ik speel piano
jeżdżę na rowerze
Lernen beginnen
ik fiets
jakie masz hobby?
Lernen beginnen
welke hobby's heb je?
czy jesteś wysportowany?
Lernen beginnen
ben je sportief
uprawiasz sport?
Lernen beginnen
doe je aan sport?
Nie, nie jestem wysportowany
Lernen beginnen
Nee, ik ben niet sportief
Gram w siatkówkę i lubię czytać
Lernen beginnen
Ik volleyball en lees graag
Czy lubisz...?
Lernen beginnen
Houd je van...?
Nie, wolę iść do kina
Lernen beginnen
Nee, ik ga liever naar films
Tak, lubię oglądać filmy
Lernen beginnen
Ja, ik kijk graag naar films
Tak, kilka razy w roku
Lernen beginnen
Ja, een paar keer per jaar
Czasami, gdy jest dobry film
Lernen beginnen
Soms, als er een goede film is
mało
Lernen beginnen
weining
ciężki, ciężko
Lernen beginnen
zwaar
najzabawniejszy
Lernen beginnen
grappigst
najbardziej ekscytujące
Lernen beginnen
spannendst
zajęty, głośny, ruchliwy
Lernen beginnen
druk
najbardziej zajęty
Lernen beginnen
drukst
tani
Lernen beginnen
goedkoop
głupi, głupio
Lernen beginnen
dom
głupszy
Lernen beginnen
Dommer
najgłupszy
Lernen beginnen
domst
dziwny, obcy
Lernen beginnen
vreemd
przyjść
Lernen beginnen
aankomen
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
za
Lernen beginnen
achter
do
Lernen beginnen
aan
wył
Lernen beginnen
af
wychodzić
Lernen beginnen
aflopen
wykończyć
Lernen beginnen
afmaken
do środka, w środku
Lernen beginnen
binnen
u (kogoś), przy
Lernen beginnen
bij
płacić ekstra
Lernen beginnen
bijbetalen
Dodaj
Lernen beginnen
bijboeken
na zewnątrz, poza
Lernen beginnen
buiten
przez
Lernen beginnen
door
przeciąć
Lernen beginnen
doorsnijden
wzdłuż
Lernen beginnen
langs
przechodząc
Lernen beginnen
langsgaan
z kimś
Lernen beginnen
mee
zbliżać się
Lernen beginnen
meegaan
z dala
Lernen beginnen
weg
opuszczać
Lernen beginnen
weggaan

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.