Różne

 0    320 Datenblatt    Lena19853
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
powiedzieć
Lernen beginnen
zeggen
móc
Lernen beginnen
kunnen
móc
Lernen beginnen
mogen
może
Lernen beginnen
misschien
możliwy, możliwie
Lernen beginnen
mogelijk
od
Lernen beginnen
van
od
Lernen beginnen
sinds
do
Lernen beginnen
naar
do
Lernen beginnen
tot
albo
Lernen beginnen
of
albowiem, bo, ponieważ, bowiem
Lernen beginnen
want
jednak
Lernen beginnen
doch
ale, lecz, jednak, jednakże
Lernen beginnen
maar
ależ
Lernen beginnen
toch
na pewno
Lernen beginnen
zeker
dobry, dobrze
Lernen beginnen
wel
nie, ani
Lernen beginnen
niet
ani
Lernen beginnen
noch
potrzebny, konieczny
Lernen beginnen
nodig
wcale
Lernen beginnen
helemaal
Lernen beginnen
tot
bardzo, bolący, ból
Lernen beginnen
zeer
bawić się
Lernen beginnen
spelen
bez
Lernen beginnen
zonder
znać, poznać
Lernen beginnen
kennen
błąd
Lernen beginnen
fout
bo, ponieważ
Lernen beginnen
omdat
boleć
Lernen beginnen
pijn doen
ból
Lernen beginnen
pijn
ból gardła
Lernen beginnen
keelpijn
ból głowy
Lernen beginnen
hoofdpijn
ból zęba
Lernen beginnen
tandpijn
ból żołądka
Lernen beginnen
maagpijn
budzić
Lernen beginnen
wekken
być
Lernen beginnen
zijn
być, byt
Lernen beginnen
bestaan
całkiem
Lernen beginnen
tamelijk
ogół, łączmy, całkowity
Lernen beginnen
totaal
całować
Lernen beginnen
kussen
całość, cały, całokształt
Lernen beginnen
geheel
cel
Lernen beginnen
doel
chcieć
Lernen beginnen
willen
chociaż
Lernen beginnen
ofschoon
chodzić, iść, pójść, jechać
Lernen beginnen
gaan
chory
Lernen beginnen
ziek
cicho
Lernen beginnen
stil
ciężki, ciężko
Lernen beginnen
zwaar
co, coś, trochę, jaki
Lernen beginnen
wat
codziennie, powszedni
Lernen beginnen
dagelijks
coś, trochę
Lernen beginnen
iets
często
Lernen beginnen
dikwijls
albo, czy
Lernen beginnen
of
dawać, podać, dać
Lernen beginnen
geven
daleki, daleko
Lernen beginnen
ver
dlaczego, po co
Lernen beginnen
waarom
dlatego
Lernen beginnen
daarom
dojechać
Lernen beginnen
aankomen
drobny
Lernen beginnen
klein
drobne pieniądze
Lernen beginnen
kleingeld
droga
Lernen beginnen
weg
drogi, drogo
Lernen beginnen
duur
dzwonić
Lernen beginnen
bellen
gdzie
Lernen beginnen
waar
gdzieś
Lernen beginnen
ergens
grać
Lernen beginnen
spelen
i, a
Lernen beginnen
en
identycznie
Lernen beginnen
identiek
ile
Lernen beginnen
hoeveel
jak, im
Lernen beginnen
hoe
inaczej, inny
Lernen beginnen
anders
jeśli, jeżeli, jako
Lernen beginnen
als
co, coś, trochę, jaki (w pytaniach)
Lernen beginnen
wat
który
Lernen beginnen
welk
jego
Lernen beginnen
zijn
jego
Lernen beginnen
hem
jej
Lernen beginnen
haar
jeszcze
Lernen beginnen
nog
jeśli, jeżeli, gdy, kiedy
Lernen beginnen
wanneer
jeździć, przejechać
Lernen beginnen
rijden
już
Lernen beginnen
al
już
Lernen beginnen
reeds
kazać, nakazać, rozkazać
Lernen beginnen
bevelen
każdy
Lernen beginnen
ieder
każdy
Lernen beginnen
elk
kiedy
Lernen beginnen
wanneer
kiedyś, pewnego razu, raz
Lernen beginnen
eens
kiepski
Lernen beginnen
slecht
kilka, pewien, trochę, jedyny
Lernen beginnen
enig
kłaść
Lernen beginnen
leggen
kolor
Lernen beginnen
kleur
koniec
Lernen beginnen
het einde
badanie
Lernen beginnen
onderzoek
konto
Lernen beginnen
de rekening
kosztować
Lernen beginnen
kosten
kraj
Lernen beginnen
het land
kto
Lernen beginnen
wie
książka
Lernen beginnen
het boek
ktokolwiek
Lernen beginnen
wie ook
ktoś
Lernen beginnen
iemand
który
Lernen beginnen
welk?
który
Lernen beginnen
wie?
kupić
Lernen beginnen
kopen
lecieć
Lernen beginnen
vliegen
lepiej, lepszy
Lernen beginnen
beter
leżeć
Lernen beginnen
liggen
list
Lernen beginnen
brief
lista
Lernen beginnen
lijst
ludzie
Lernen beginnen
mensen
piękny, ładny, ładnie
Lernen beginnen
mooi
ładny, ładnie, miło, spory, pokaźny
Lernen beginnen
aardig
mało
Lernen beginnen
weinig
mały
Lernen beginnen
klein
małżeństwo
Lernen beginnen
huwelijk
mieć
Lernen beginnen
hebben
miejsce
Lernen beginnen
de plaats
mieszkać
Lernen beginnen
wonen
miły, miło
Lernen beginnen
aangenaam
młody
Lernen beginnen
jong
mój
Lernen beginnen
mijn
móić
Lernen beginnen
spreken
musieć
Lernen beginnen
moeten
myśleć
Lernen beginnen
denken
na, w, skończyć się
Lernen beginnen
op
na, do, w, wewnątrz
Lernen beginnen
in
powyżej, na górze, nad
Lernen beginnen
boven
nadmiar, obfitość
Lernen beginnen
overvloed
najpierw
Lernen beginnen
eerst
napotkać, spotkać, natknąć się (na kogoś)
Lernen beginnen
ontmoeten
naprawdę
Lernen beginnen
inderdaad
następny
Lernen beginnen
de volgende
naturalnie, naturalny
Lernen beginnen
natuurlijk
nawet
Lernen beginnen
zelfs
nic
Lernen beginnen
niets
niczyj
Lernen beginnen
niemands
nie
Lernen beginnen
nee; niet; geen
niedobry
Lernen beginnen
niet goed
nieładnie, nieładny
Lernen beginnen
lelijk
niełatwo, niełatwy
Lernen beginnen
moeilijk
prawie, niemal
Lernen beginnen
bijna
niemało
Lernen beginnen
tamelijk veel
niemożliwy, niemożliwie
Lernen beginnen
onmogelijk
nieprędko
Lernen beginnen
niet spoedig
niestety!
Lernen beginnen
helaas!
niezbyt
Lernen beginnen
niet te
nieźle
Lernen beginnen
redelijk
nigdy
Lernen beginnen
nooit
nigdzie
Lernen beginnen
nergens
nikt
Lernen beginnen
niemand
inny
Lernen beginnen
anders
normalnie
Lernen beginnen
normaal
nosić
Lernen beginnen
dragen
nowy
Lernen beginnen
nieuw
gotowy
Lernen beginnen
klaar
chętnie
Lernen beginnen
graag
radosny, radośnie
Lernen beginnen
blij
obyczaj, zwyczaj, wykorzystanie
Lernen beginnen
gebruik
ostrożny, ostrożnie, przezorny
Lernen beginnen
voorzichtig
żaden
Lernen beginnen
geen
pokuta, grzywna, kara pieniężna
Lernen beginnen
boete
dostać, otrzymać, odebrać
Lernen beginnen
krijgen
dzwonić, zadzwonić
Lernen beginnen
bellen
życzyć
Lernen beginnen
wensen
mniej
Lernen beginnen
minder
więcej, bardziej
Lernen beginnen
meer
wiele
Lernen beginnen
veel
gruby
Lernen beginnen
dik
stać się, zostać, robić się
Lernen beginnen
worden
tak, taki, zaraz
Lernen beginnen
zo
przed, z przodu, dla
Lernen beginnen
voor
brać, wziąć, zabrać, podjąć
Lernen beginnen
nemen
czekanie, czekać, poczekać, zaczekać
Lernen beginnen
wachten
o
Lernen beginnen
om
obaj, oba, obie, oboje
Lernen beginnen
beide
obiecać
Lernen beginnen
beloven
obok
Lernen beginnen
naast
odebrać
Lernen beginnen
afhalen
odjazd
Lernen beginnen
vertrek
okres
Lernen beginnen
periode
ono
Lernen beginnen
het
opakowanie
Lernen beginnen
verpakking
oprócz
Lernen beginnen
behalve
oraz
Lernen beginnen
alsmede
osoba
Lernen beginnen
persoon
osobiście
Lernen beginnen
persoonlijk
ostatni
Lernen beginnen
laatst
oto, tu, tutaj
Lernen beginnen
hier
padać
Lernen beginnen
vallen
pada deszcz
Lernen beginnen
het regent
pada śnieg
Lernen beginnen
het sneeuwt
palenie
Lernen beginnen
roken
parkować
Lernen beginnen
parkeren
pełen, pełno, pełny
Lernen beginnen
vol
pewien
Lernen beginnen
een zekere
pieniądze
Lernen beginnen
geld
pierwszy
Lernen beginnen
de eerste
piękny, pięknie
Lernen beginnen
schoon
pisać
Lernen beginnen
schrijven
płacić
Lernen beginnen
betalen
po
Lernen beginnen
na
pod, poniżej, między, na dół
Lernen beginnen
onder
podać
Lernen beginnen
geven
pomóc
Lernen beginnen
helpen
poprosić
Lernen beginnen
vragen
poprzedni
Lernen beginnen
vorig
poprzez, przez
Lernen beginnen
door
potrzebny
Lernen beginnen
nodig
powoli
Lernen beginnen
langzaam
powtórzyć
Lernen beginnen
herhalen
na dworze, zewnątrz, na zewnątrz, poza
Lernen beginnen
buiten
pójść
Lernen beginnen
gaan
pół
Lernen beginnen
half
późno, później, późny
Lernen beginnen
later
prawdziwy
Lernen beginnen
waar
szybki, szybko, biegle, prędko, żwawo
Lernen beginnen
vlug
prędko
Lernen beginnen
snel
przecież
Lernen beginnen
immers; toch
przeciw
Lernen beginnen
tegen
w, z, na, za, przy, u, obok
Lernen beginnen
bij
przyjść
Lernen beginnen
komen
pytanie
Lernen beginnen
vraag
racja
Lernen beginnen
gelijk
raczej
Lernen beginnen
liever
razem
Lernen beginnen
samen
raz
Lernen beginnen
keer
robić, zrobić, wykonywać
Lernen beginnen
maken; doen
rozmawiać
Lernen beginnen
praten
sam
Lernen beginnen
zelf
siedzieć
Lernen beginnen
zitten
skąd
Lernen beginnen
vanwaar
słuchać (kogoś), słychać, słyszeć
Lernen beginnen
horen
luisteren
Lernen beginnen
słuchać (radia)
słusznie, słuszny
Lernen beginnen
juist
smaczny, smacznie
Lernen beginnen
smakelijk; lekker
spokojnie, spokojny
Lernen beginnen
rustig
pomiędzy
Lernen beginnen
tussen
spotkać
Lernen beginnen
ontmoeten
sprzedać
Lernen beginnen
verkopen
stać
Lernen beginnen
staan
stać się(zostać)
Lernen beginnen
worden
stanąć
Lernen beginnen
opstaan
starszy
Lernen beginnen
ouder
swobodny, swobodnie, wolny, wolno
Lernen beginnen
vrij
szczęście
Lernen beginnen
geluk
szczęśliwy
Lernen beginnen
gelukkig
szukać
Lernen beginnen
zoeken
szybki
Lernen beginnen
spoedig
śniadanie
Lernen beginnen
onbijt
tak
Lernen beginnen
ja; zo
taki, taka, takie
Lernen beginnen
zulk
także
Lernen beginnen
ook
tam (miejsce)
Lernen beginnen
daar; aldaar
aby, że, tamten, tamta, tamto, który, która
Lernen beginnen
dat
ten, ta, to, który, która, które
Lernen beginnen
die
tani, tanio
Lernen beginnen
goedkoop
temu
Lernen beginnen
geleden
ten, ta, to
Lernen beginnen
dat; deze; dit
trochę
Lernen beginnen
een beetje
twój, twoja, twoje
Lernen beginnen
jouw
ty
Lernen beginnen
jij; je
tylko, samotnie
Lernen beginnen
alleen
u
Lernen beginnen
aan
w, we
Lernen beginnen
in
wczesny, wcześnie
Lernen beginnen
vroeg
wczoraj
Lernen beginnen
gisteren
dzisiaj
Lernen beginnen
vandaag
jutro
Lernen beginnen
morgen
widzieć, zobaczyć
Lernen beginnen
zien
wiedzieć
Lernen beginnen
weten
wielki
Lernen beginnen
groot
więc
Lernen beginnen
dus; derhalve
wołać
Lernen beginnen
roepen
wpisać
Lernen beginnen
inschrijven
wszyscy
Lernen beginnen
allen
wszystko
Lernen beginnen
alles
wśród
Lernen beginnen
onder
wtedy
Lernen beginnen
toen
wygrać
Lernen beginnen
winnen
wyjść
Lernen beginnen
uitgaan
wyżej, wyższy
Lernen beginnen
hoger
z, ze
Lernen beginnen
uit; van; met
za
Lernen beginnen
achter
zacząć
Lernen beginnen
beginnen
zamknąć
Lernen beginnen
sluiten
zamknięty
Lernen beginnen
gesloten
zanieść
Lernen beginnen
brengen
zapłacić
Lernen beginnen
betalen
zaproszenie
Lernen beginnen
uitnodiging
zaprowadzić (kogoś gdzieś)
Lernen beginnen
brengen
zawód
Lernen beginnen
beroep
zawsze
Lernen beginnen
altijd
zepsuty
Lernen beginnen
kapot
zły, źle
Lernen beginnen
slecht
znowu
Lernen beginnen
weer; opnieuw
zostać
Lernen beginnen
blijven
zostawić
Lernen beginnen
laten
zrozumienie
Lernen beginnen
begrip
zwiedzać
Lernen beginnen
boezoeken
zwyczajnie
Lernen beginnen
gewoonlijk
że
Lernen beginnen
dat
żeby
Lernen beginnen
opdat
ponieważ
Lernen beginnen
omdat
pić
Lernen beginnen
drinken
jeść
Lernen beginnen
eten
piec
Lernen beginnen
bakken
tańczyć
Lernen beginnen
dansen
uczyć się
Lernen beginnen
leren
czytać
Lernen beginnen
lezen
spacer
Lernen beginnen
wandelen
biegać
Lernen beginnen
lopen
gotować
Lernen beginnen
koken
czyścić, umyć, szorować
Lernen beginnen
poetsen
odkurzanie
Lernen beginnen
stofzuigen
prać
Lernen beginnen
wassen
prasowanie
Lernen beginnen
strijken
kupować
Lernen beginnen
kopen
pływać
Lernen beginnen
zwemmen
oglądać
Lernen beginnen
kijken
przymiarka, przymierzać, pasować
Lernen beginnen
passen
jechać na rowerze
Lernen beginnen
fietsen
ugryźć
Lernen beginnen
bijten

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.