słówka 27.02.25r.

 0    36 Datenblatt    Mangel
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Droga jest długa.
Lernen beginnen
De weg is lang.
Pogoda jest ciepła. Zachowuję spokój.
Lernen beginnen
Het weer is warm. Ik blijf rustig.
Mam stopnie. Czasem wysoko, czasem nisko.
Lernen beginnen
Ik heb graden. Soms hoog, soms laag.
On jest pracowity. On dużo pracuje.
Lernen beginnen
Hij is werkzaam. Hij werkt veel.
Sobota i niedziela to dni.
Lernen beginnen
Zaterdag en zondag zijn dagen.
Moja bratowa mówi. Słucham.
Lernen beginnen
Mijn schoonzus praat. Ik luister.
Plac zabaw jest fajny. Dzieci się śmieją.
Lernen beginnen
De speeltuin is leuk. Kinderen lachen.
Ta propozycja jest dobra. Ja mówię, że "tak".
Lernen beginnen
Dit voorstel is goed. Ik zeg ja.
Kiedy miałem 17 lat, czasami się wściekałem/byłem zły...
Lernen beginnen
Toen ik 17 was, was ik soms boos.
Jeśli pada deszcz, biorę parasol.
Lernen beginnen
Als het regent, neem ik een paraplu.
Kiedy było zimno, nosiłem płaszcz.
Lernen beginnen
Toen het koud was, had ik een jas.
Nie mam żadnej tapety. Ściana jest biała.
Lernen beginnen
Ik heb geen behang. De muur is wit.
Codzienny spokój jest dobry.
Lernen beginnen
Dagelijkse rust is goed.
Wybraliśmy ciszę. To jest dobre.
Lernen beginnen
Wij kozen stilte. Dat is goed.
Brama jest otwarta. Idę.
Lernen beginnen
De poort is open. Ik loop.
Występ się skończył. On pozostaje spokojny.
Lernen beginnen
Het optreden is klaar. Hij blijft rustig.
Poranek jest nowy. Jestem cichy.
Lernen beginnen
Ochtend is nieuw. Ik ben stil.
Nie gwiżdżę. Jestem spokojny.
Lernen beginnen
Ik fluit niet. Ik ben rustig.
On jest wesoły. On się śmieje.
Lernen beginnen
Hij is vrolijk. Hij lacht.
Ulewa jest mocna. Czekam.
Lernen beginnen
Stortbui is hard. Ik wacht.
Woda kapie. Nic nie mówię
Lernen beginnen
Water druipt. Ik zeg niets
Jezioro jest spokojne. Ja jestem spokojny.
Lernen beginnen
Het meer is stil. Ik ben stil.
Nie czołgam się/raczkuję. Stoję.
Lernen beginnen
Ik kruip niet. Ik sta.
Zabawki są fajne. Ale mam ich mało.
Lernen beginnen
Speelgoed is leuk. Maar ik heb er niet veel / Ik heb weinig.
Bądź ostrożny. Przyjrzyj się uważnie.
Lernen beginnen
Wees voorzichtig. Kijk goed.
Kwiat ładnie pachnie
Lernen beginnen
De bloem ruikt goed
Woda leci. Ja patrzę.
Lernen beginnen
Water spuit. Ik kijk
Strażak gasi pożar.
Lernen beginnen
Brandweerman blust het vuur.
Nie jestem zdenerwowany. Czekam.
Lernen beginnen
Ik ben niet zenuwachtig. Ik wacht.
Rzut karny może być dobry lub zły.
Lernen beginnen
Een strafschop is goed of slecht.
Moja twarz jest spokojna / nieruchoma.
Lernen beginnen
Mijn gezicht is stil.
Nie skaczę z trampoliny.
Lernen beginnen
Ik spring niet van de duikplank.
Odkurzacz hałasuje. Milczę.
Lernen beginnen
De stofzuiker maakt geluid. Ik blijf stil.
Piekę chleb. Czekam.
Lernen beginnen
Ik bak brood. Ik wacht.
Dzień jest piękny/cudowny. Śmieję się.
Lernen beginnen
De dag is heerlijk. Ik lach.
Stół jest rozkładany. Rozkładam go (Sprawiam, że staje się wielki).
Lernen beginnen
De tafel is uitzetbare. Ik maak hem groot.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.