Spaans Hoofdstuk 1 en 2

 0    211 Datenblatt    nigelvdeerden
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
¡Hola!
Lernen beginnen
Hallo!
¡Buenos días!
Lernen beginnen
Goedemorgen!, Goedendag!
¿Qué tal?
Lernen beginnen
hoe gaat het
Muy bien
Lernen beginnen
Heel goed
muy
Lernen beginnen
erg, heel
bien
Lernen beginnen
goed
¿Y tú
Lernen beginnen
en jij?, En met jou
y
Lernen beginnen
en
Lernen beginnen
jij
Me llamo
Lernen beginnen
ik heet
¿Cómo te llamas
Lernen beginnen
Hoe heet je
¿Cómo?
Lernen beginnen
Hoe?
¡Adiós!
Lernen beginnen
Tot ziens!
¡Hasta mañana
Lernen beginnen
tot morgen
hasta
Lernen beginnen
tot
mañana
Lernen beginnen
morgen
¡Hasta luego!
Lernen beginnen
Tot ziens!, Tot straks!
luego
Lernen beginnen
straks
en la clase
Lernen beginnen
in de les, in het lokaal
en
Lernen beginnen
in; op
la clase
Lernen beginnen
de klas; de les
¡Buenos días, chicos
Lernen beginnen
Goedemorgen, jongens en meiden
el chico
Lernen beginnen
de jongen
el/la
Lernen beginnen
de/het mannelijk/vrouwelijk
la ventana
Lernen beginnen
het raam
la pizarra
Lernen beginnen
schoolbord
la carpeta
Lernen beginnen
de map
el/la alumno
Lernen beginnen
de leerling/ de leerlinge
la silla
Lernen beginnen
de stoel
la mesa
Lernen beginnen
tafel
la puerta
Lernen beginnen
de deur
el/la profesor
Lernen beginnen
de leraar/ de lerares
la tiza
Lernen beginnen
het krijtje
la pared
Lernen beginnen
de muur
el estuche
Lernen beginnen
de etui
el libro
Lernen beginnen
het boek
el libro de español
Lernen beginnen
het boek van Spaans
el español
Lernen beginnen
het Spaans
el cuaderno
Lernen beginnen
het schrift
la mochila
Lernen beginnen
de rugzak
la goma
Lernen beginnen
de gum
la pluma
Lernen beginnen
de vulpen
el alfabeto
Lernen beginnen
het alfabet
Alicante
Lernen beginnen
Alicante (stad in Spanje)
el boli
Lernen beginnen
de balpen
¡Gracias!
Lernen beginnen
Dank je wel!
el euro
Lernen beginnen
De euro
el colegio
Lernen beginnen
de school
el kilo
Lernen beginnen
de kilo
España
Lernen beginnen
Spanje
la página web
Lernen beginnen
de website
el examen
Lernen beginnen
de toets, het proefwerk
¿Cómo se dice ... en español
Lernen beginnen
Hoe zeg je in het Spaans...
Se dice
Lernen beginnen
Je/Men zegt
¿Cómo se escribe?
Lernen beginnen
Hoe schrijf je dat?
Se escribe
Lernen beginnen
Je/men schrijft het
¿Quién es él/ella?
Lernen beginnen
Wie is hij / zij?
¿quién?
Lernen beginnen
Wie?
él
Lernen beginnen
hij
¡Ni idea!
Lernen beginnen
Geen idee!
la idea
Lernen beginnen
het idee
¿De dónde eres?
Lernen beginnen
Waar kom je vandaan?
¿de dónde
Lernen beginnen
waaruit
Costa Rica
Lernen beginnen
Costa Rica
San josé
Lernen beginnen
San Jose
ahora
Lernen beginnen
nu
Soy de
Lernen beginnen
Ik kom uit
de
Lernen beginnen
van, uit
Ella es
Lernen beginnen
zij is
ella
Lernen beginnen
zij
Tú eres de
Lernen beginnen
Jij komt uit
Holanda
Lernen beginnen
Nederlands
¿verdad?
Lernen beginnen
toch?, of niet
Lernen beginnen
ja
bueno
Lernen beginnen
nou; goed
regular
Lernen beginnen
het gaat wel
pues
Lernen beginnen
nou, dus
yo
Lernen beginnen
Ik
fatal
Lernen beginnen
slecht
los/las
Lernen beginnen
de
el/la amigo
Lernen beginnen
de vriend/ de vriendin
ser
Lernen beginnen
zijn
los hermanos
Lernen beginnen
broers en zussen
el hermano
Lernen beginnen
de broer
la hermana
Lernen beginnen
de zus
el recreo
Lernen beginnen
de pauze
charlar
Lernen beginnen
kletsen
con
Lernen beginnen
met
el/la compañero
Lernen beginnen
de klasgenoot/ de klasgenote
nuevo
Lernen beginnen
nieuw
ellos/ellas
Lernen beginnen
zij
ser de
Lernen beginnen
uit ... komen
pero
Lernen beginnen
maar
estudiar
Lernen beginnen
leren' op school zitten
hablar
Lernen beginnen
praten, spreken
el holandés
Lernen beginnen
het Nederlands
en casa
Lernen beginnen
thuis
la casa
Lernen beginnen
het huis
¿no?
Lernen beginnen
toch?, nietwaar?
la mamá
Lernen beginnen
mama
siempre
Lernen beginnen
altijd
nosotros/nosotras
Lernen beginnen
wij
no
Lernen beginnen
niet; geen; nee
sólo
Lernen beginnen
alleen
¡claro!
Lernen beginnen
Natuurlijk!
vosotros/vosotras
Lernen beginnen
jullie
también
Lernen beginnen
ook
aquí
Lernen beginnen
hier
¿Que tal? + sust
Lernen beginnen
Hoe gaat het met/ op + zelfs. naamw
el cole
Lernen beginnen
de school
la madre
Lernen beginnen
de moeder
Se llama
Lernen beginnen
Hij/zij/u/het heet
el padre
Lernen beginnen
de vader
trabajar
Lernen beginnen
werken
el hotel
Lernen beginnen
het hotel
chatear
Lernen beginnen
chatten
por internet
Lernen beginnen
via internet
el internet
Lernen beginnen
het Internet
el/la niño
Lernen beginnen
de jongen/ het meisje
el color
Lernen beginnen
de kleur
el pupitre
Lernen beginnen
het bureau, de lessenaar
el lapicero
Lernen beginnen
het potlood
adivinar
Lernen beginnen
raden
¿Lo adivinarás?
Lernen beginnen
Weet je wat het is?
la tarea final
Lernen beginnen
de eindtaak
yo soy
Lernen beginnen
ik ben
tú eres
Lernen beginnen
jij bent
él/ella/usted es
Lernen beginnen
hij / zij / u is
nosotros somos
Lernen beginnen
wij zijn
vosotros sois
Lernen beginnen
jullie zijn
ellos/ellas/ustedes son
Lernen beginnen
zij mnl |zij vrw |u mv |zijn
yo tengo
Lernen beginnen
Ik heb
tú tienes
Lernen beginnen
jij hebt
él/ella/ustedes tiene
Lernen beginnen
hij / zij / u heeft
nosotros tenemos
Lernen beginnen
wij hebben
vosotros tenéis
Lernen beginnen
jullie hebben
ellos/ellas/ustedes tienen
Lernen beginnen
zij mnl | zij vrwl | u mv hebben
la calle
Lernen beginnen
de straat
un/una
Lernen beginnen
één
la ciudad
Lernen beginnen
de stad
el centro
Lernen beginnen
het centrum
¿Qué hay allí?
Lernen beginnen
Wat is daar allemaal?
¿qué?
Lernen beginnen
Wat?
hay
Lernen beginnen
er is, er zijn
allí
Lernen beginnen
daar
la tienda
Lernen beginnen
de winkel
el hotel
Lernen beginnen
Hotel
mucho
Lernen beginnen
veel
mucho más
Lernen beginnen
veel meer
más
Lernen beginnen
meer
¡Mira!
Lernen beginnen
Kijk maar!
la heladería
Lernen beginnen
het ijs
la panadería
Lernen beginnen
de bakkerij
el kiosco
Lernen beginnen
de kiosk
además
Lernen beginnen
bovendien
el cine
Lernen beginnen
de bioscoop
el restaurante
Lernen beginnen
het restaurant
el cibercafé
Lernen beginnen
het internetcafé
por supuesto
Lernen beginnen
natuurlijk
¡Qué más hay?
Lernen beginnen
Wat is er nog meer?
el castillo
Lernen beginnen
het kasteel
la playa
Lernen beginnen
het strand
por aquí
Lernen beginnen
hier: in de buurt
no sé
Lernen beginnen
Ik weet het niet
buscar
Lernen beginnen
zoeken
el barrio
Lernen beginnen
de wijk
vivir
Lernen beginnen
leven
descubrir
Lernen beginnen
ontdekken
poco a poco
Lernen beginnen
langzamerhand
ésta es
Lernen beginnen
dat is
éstas son
Lernen beginnen
dat zijn
la avenida
Lernen beginnen
de laan, de boulevard
cerca
Lernen beginnen
dichtbij, vlakbij
la academia de danza
Lernen beginnen
de dansschool
aprender
Lernen beginnen
leren
el baile español
Lernen beginnen
de Spaanse dans
el baile
Lernen beginnen
de dans
¿Y qué?
Lernen beginnen
En wat dan nog
vale
Lernen beginnen
oké, dat is goed
¡oye!
Lernen beginnen
Hey!, zeg! (letterlijk: luister!)
¿dónde?
Lernen beginnen
Waar?
la esquina
Lernen beginnen
de (straat) hoek
la hamburguesería
Lernen beginnen
de hamburgertent
a veces
Lernen beginnen
soms
comer
Lernen beginnen
eten
pues sí
Lernen beginnen
natuurlijk, ja
¡Basta ya!
Lernen beginnen
Nu is het genoeg!
¡Basta!
Lernen beginnen
Genoeg!
el estadio
Lernen beginnen
het stadion
leer
Lernen beginnen
lezen
la revista
Lernen beginnen
het tijdschrift
escribir
Lernen beginnen
schrijven
el e-mail
Lernen beginnen
de e-mail
el papá
Lernen beginnen
papa
la plaza
Lernen beginnen
het plein
ver
Lernen beginnen
zien
tomar un helado
Lernen beginnen
een ijsje eten
tomar
Lernen beginnen
nemen; eten/drinken
el helado
Lernen beginnen
het ijsje
la horchata
Lernen beginnen
zoete drank van amandelmelk
¡Qué rico!
Lernen beginnen
Wat lekker!
¡Qué+adj
Lernen beginnen
Wat +bvn
¿quiénes?
Lernen beginnen
Wie?
los padres
Lernen beginnen
ouders
creer
Lernen beginnen
geloven
el comedor
Lernen beginnen
de kantine
la pastelería
Lernen beginnen
de banketbakkerij
el supermercado
Lernen beginnen
de supermarkt
la habitación
Lernen beginnen
de slaapkamer
la cocina
Lernen beginnen
de keuken
el jardín
Lernen beginnen
de tuin

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.