→ Szydełkowanie → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
Odczekaj chwilę przed uszyciem głowy. Lernen beginnen		Wacht nog even met het vastnaaiten van de kop...
Najpierw szydełkuje się kaganiec (mordkę). Lernen beginnen		Eerst wordt de snuit nog gehaakt.
Następnie przyszyj mordkę do głowy. Lernen beginnen		Naai de snuit vervolgens vast op de kop.
Zrób to na dole pośrodku. Lernen beginnen		Doe dit onderaan het midden.
Wypełnij lekko kaganiec wełną wypełniającą, zanim zostanie całkowicie osadzony. Lernen beginnen		Vul de snuit lichtjes op met vulwol voordat deze helemaal vast zit.
Następnie zszyj głowę z mordką na korpusie. Lernen beginnen		Naai hierna de kop met snuit vast bovenop het lijfje.
Wstaję wcześnie rano. Lernen beginnen		Ik sta's morgens vroeg op.
To jest ok. Nie ma sprawy. Lernen beginnen		Dit is oké, geen probleem.
Czy mogę prosić o rachunek? Lernen beginnen		Mag ik de rekening?
To prawda. Lernen beginnen		Het is waar.
Czy mogę zapłacić kartą kredytową? Lernen beginnen		Mag ik met creditcard betalen?
Zadzwonię dziś wieczorem. Lernen beginnen		Ik bel je vanavond op.
Już idę. Lernen beginnen		Ik kom wel.
Przestań! Lernen beginnen		Stop ermeer!
Zgadzam się. Lernen beginnen		Ik ben het eens.
Ziemia kręci się wokół Słońca. Lernen beginnen		De aarde draait om de zon.
Nie jestem pewny. Lernen beginnen		Ik weet het niet zeker.
Zrobię to jutro. Lernen beginnen		Morgen do ik dat.
Przeczytam tę książkę. Lernen beginnen		Ik ga dat boek lezen.
Nie zgadzam się. Lernen beginnen		Ik ben het niet eens.
Co tutaj możemy zjeść? Lernen beginnen		Wat kunnen we hier eten?
Serdeczne pozdrowienia. Lernen beginnen		Hartelijke groeten.
Poczekaj na mnie. Lernen beginnen		Wacht op mij.
Mogę prosić o rachunek? Lernen beginnen		Mag ik een rekening?
Również. Nawzajem. Lernen beginnen		Eensgelijks.
Mówię trochę po holendersku. Lernen beginnen		Ik spreek een beetje Nederlands.
Przepraszam, nie zrozumiałem. Lernen beginnen		Sorry, ik heb het niet begrepen.
Jest w porządku. Lernen beginnen		Het is goed.
Nie ma mowy. Lernen beginnen		Echt niet.
Nikt nie jest doskonały. Lernen beginnen		Niemand is perfect.
Nie mówię dobrze po holendersku. Lernen beginnen		Ik spreek niet goed Nederlands.
W porządku. Lernen beginnen		Prima.
Brzmi świetnie. Lernen beginnen		Klinkt goed.
Możesz to powtórzyć? Lernen beginnen		Kun je dat herhalen?
Pochodzę z Polski. Lernen beginnen		Ik kom uit Polen.
Mam na imię Joanna. Lernen beginnen		Ik heet Joanna.
Miło cię poznać. Lernen beginnen		Aangenaam. / Prettig met je kennis te maken./Leuk je te ontmoeten.
Jestem Holendrem./ Jestem Polakiem. Lernen beginnen		Ik ben Nederlander (Nederlandse). /Ik ben Pool (Poolse).
Bądź szczęśliwy i ciesz się tym Lernen beginnen		Wees blij en geniten van
Jesteś pewny Lernen beginnen		Weet je het zeker
Bądź na czas! Nie spóźnię się. Postaram się być na czas. Lernen beginnen		Wees op tijd! Ik kom op tijd. Ik probeer op tijd te komen.
Dzisiaj jest 10 marca 2021 roku. Lernen beginnen		Vandag is het 10 Mart 2021.
Mój numer telefonu to 603236862. Lernen beginnen		Mijn telefoonnummer is 603 236 862.
Gdzie mieszkasz? Lernen beginnen		Waar woon jij?
święta Wielkanocne Lernen beginnen		Pasen
Boże Narodzenie. Wigilia Lernen beginnen		Kerst. Kerstavond
Gdzie pracujesz? Lernen beginnen		Waar werk je?
Co się stało? Lernen beginnen		Wat is er gebeurd?
Ile masz lat? Lernen beginnen		Hoe oud ben jij?
Urodziłem się 16 lutego 1960 roku. Lernen beginnen		Ik ben geboren op 16 Februare 1960.
Mam trzech synów i córkę. Lernen beginnen		Ik heb drie zoons en een dochter.
Który chcesz? Lernen beginnen		Welke wil je?
Dobrze wyglądasz. Lernen beginnen		Je ziet er goed uit.
Mam zły nastrój. Lernen beginnen		Ik heb een slecht humeur [ik heb en slecht humejr]
Jest słodka i miła. Ona jest dobrze wychowana. Lernen beginnen		Zij is lief en aardig. Zij is netjes opgevoed.
Są niemiłe. Oni są nieuprzejmi. Lernen beginnen		Zij zijn onvriendelijk.
Lubię ją. Lernen beginnen		Ik vind haar leuk. Ik vind haar aardig.
Keets jest kochany/lubiany. Lernen beginnen		Keets is geliefd.
Jak ona wygląda? Lernen beginnen		Hoe ziet ze eruit?
Czego sobie życzysz?/Pani życzy? Lernen beginnen		Wat wenst u?
Po prostu patrzę. Tylko się rozglądam. Lernen beginnen		Ik kijk alleen.
Wezmę to. Lernen beginnen		Ik neem dit.
Czy smakowało? Lernen beginnen		Heeft het gesmaakt?
Czy ma zielone oczy? Lernen beginnen		Heeft hij groene ogen?
Czy sprzedajesz części rowerowe? Lernen beginnen		Heeft u fietsonderdelen te koop?
pracowity Lernen beginnen		druk
uparty Lernen beginnen		eigenwijs
Czy macie też tańsze? Tak, na przykład te. Chciałbym je przymierzyć. Lernen beginnen		Heeft u ook goedkopere? Ja, bijvoorbeeld deze. Ik wil ze graag passen.
nieuczciwy Lernen beginnen		oneerlijk
nieuprzejmy Lernen beginnen		onaardig
Niestety, przykro mi. Lernen beginnen		Helaas
W takim razie dziękuję. Lernen beginnen		Dan gaat het over, bedankt.
niegrzeczny Lernen beginnen		onbeleefd
Chcę trochę odpocząć. Lernen beginnen		Ik wil wat rusten.
Chcę się czegoś napić. Chce mi się pić. Lernen beginnen		Ik wil wat drinken.
Nieważne, w porządku./Reszty nie trzeba. Lernen beginnen		Laat maar zitten, het is goed zo.
Chciałbym zamówić./Chciałbym złożyć zamówienie. Lernen beginnen		Ik zou graag willen bestellen.
Bardzo śmieszne. Lernen beginnen		Erg grappig.
Miło z twojej strony. Lernen beginnen		Erg vrindelijk van u.
Bardzo smaczne. Lernen beginnen		Erg lekker.
Grillowany kurczak z frytkami poproszę./Poproszę kurczaka z rożna z frytkami. Lernen beginnen		Gegrilde kip met patat, alstublieft.
Piękne miasto. Lernen beginnen		Een prachtige stad.
Miłego pobytu! Lernen beginnen		Een prettig verblijf!
Mam długą drogę do pracy. Lernen beginnen		Ik heb een lange weg naar mijn werk.
Mam dżinsy i kurtkę. Lernen beginnen		Ik heb een spijkerbroek en een jas.
Co oznacza to wyrażenie w języku niderlandzkim? Lernen beginnen		Wat betekent deze uitdrukking in het Nederlands?
Nie rozumiem całego problemu./Nie rozumiem w czym jest problem. Lernen beginnen		Ik snap het hele probleem niet.
sens, znaczenie To jest bez sensu. Lernen beginnen		de zin Dit heeft geen zin.
okolica, rejon Lernen beginnen		buurt, gebied
szeroki Lernen beginnen		breed
nagły Lernen beginnen		plotseling
jezioro Lernen beginnen		het meer
(nie) mieć ochotę na coś Czy masz ochotę na filiżankę kawy? Lernen beginnen		(geen) zin hebben in iets Heb je zin in een kopje koffie?
Jakie masz skargi?/Co ci dolega? Lernen beginnen		Wat voor klachten heb je?
całkiem Lernen beginnen		heel
Chyba się przeziębiłem. Lernen beginnen		Ik heb denk ik kou gevat.
Mam katar i kaszlę. Lernen beginnen		Ik heb een loopneus en ik hoest.
Jestem ubezpieczony Lernen beginnen		Ik ben verzekerd.
Zepsuł mi się samochód. Lernen beginnen		Mijn auto is stuk.
Zawiadom policję! Lernen beginnen		Waarschuw de politie!
Jak zarabiasz na życie? Lernen beginnen		Hoe verdien je de kost?
Miłego dnia. Lernen beginnen		Prettige dag.
chociaż Lernen beginnen		hoewel
rozważać Lernen beginnen		overwegen
Chciałbym go poznać. Lernen beginnen		Ik zou hem willen leren kennen.
wypaść źle / wypaść gorzej, niż się oczekiwało Jest gorzej, niż oczekiwałem. Lernen beginnen		tegenvallen zijn Het valt wel tegen.
uwielbiam coś / kogoś Naprawdę uwielbiam lody włoskie. Lernen beginnen		gek zijn op iets/iemand Ik ben echt gek op Italian ijs.
brak Lernen beginnen		het gebrek
zawierać Lernen beginnen		bevatten
zamiast Lernen beginnen		in plaats daarvan
uniknąć Lernen beginnen		vermijden
zapewniać Lernen beginnen		verzekeren
temu To zdarzyło się dwa lata temu. Lernen beginnen		geleden Dit is twee jaar geleden gebeurd.
obrazić Lernen beginnen		beledigen
doświadczenie/przeżycie To dopiero było przeżycie! Lernen beginnen		belevenis Dit was een hele belevenis!
Zwróć uwagę/uważać Uważaj! Nadjeżdża samochód! Lernen beginnen		opletten Opgelet! Er komt een auto aan!
dostać szansę Dostałem szansę, by nauczyć się jeździć konno. Lernen beginnen		kans krijgen Ik heb de kans gekregen om te leren paardrijden.
(nie) zauważyć Dzieci nie zauważyły, że było już późno. Lernen beginnen		merk op/ (geen) erg hebben in iets De kinderen hadden er geen erg in dat het al laat was.
znosić, akceptować Nie znoszę horrorów! Lernen beginnen		ertegen kunnen Ik kan niet tegen horrorfilms!
wysokość Informuj mnie na bieżąco. Lernen beginnen		hoogte Bądź ze mną na wysokości Blijf mij op de hoghte houden.
ilość Lernen beginnen		het aantal
propozycja Masz lepszą propozycję? Lernen beginnen		het voorstel Heb je een beter voorstel?
osiągnięcia/rozwój Bądź na bieżąco z najnowszymi osiągnięciami. Lernen beginnen		ontwikkelingen Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
różny Istnieją bardzo różne powody. Lernen beginnen		verschillende Er zijn heel verschillende redenen.
ukochani Życzymy wam i waszym bliskim zdrowia i bezpieczeństwa. bliscy Lernen beginnen		naasten Wij wensen u en uw naasten gezondheid en veiligheid.
uczęszczać Lernen beginnen		bijwonen
oczywiście Lernen beginnen		uiteraard, natuurlijk
dorośli ludzie Grupa, z którą odwiedzasz Zoo, może liczyć maksymalnie 4 osoby dorosłe. Lernen beginnen		volwassenen Het gezelschap waarmee u Burgers' Zoo bezoekt mag maximaal uit 4 volwassenen bestaan
to ograniczenie nie ma zastosowania Jeżeli wszyscy pochodzą z tego samego gospodarstwa domowego, to ograniczenie nie ma zastosowania. Lernen beginnen		geldt dit beperking niet Wanneer iedereen uit hetzelfde huishouden komt geldt die beperking niet.
powierzchnia Lernen beginnen		de oppervlakte
branża gastronomiczna Nieco inaczej wygląda nasza branża gastronomiczna, odwiedzający mogą odebrać jedzenie i napoje na wynos. Lernen beginnen		horeca Onze horeca ziet er even anders uit, bezoekers kunnen eten en drinken afhalen.
zobowiązany do noszenia maski na usta Goście w wieku 13 lat i starsi muszą obowiązkowo nosić maskę na usta we wszystkich pomieszczeniach zamkniętych, takich jak eko-ekspozytory, restauracje i sklep. Lernen beginnen		verplicht een mondkapje te dragen Het is voor bezoekers van 13 jaar en ouder verplicht een mondkapje te dragen in alle binnenlocaties, zoals in de overdekte ecodisplays, restaurants en in de winkel.
kupić Jeśli nie masz jeszcze zwykłego biletu wstępu, a chcesz odwiedzić nasz park, musisz go kupić online. Lernen beginnen		te schaffen Heeft u nog geen regulier entreeticket en wilt u ons park bezoeken, dan dient u deze online aan te schaffen.
sytuacje awaryjne Kasa jest otwarta tylko w nagłych wypadkach. Lernen beginnen		noodgevallen De kassa is alleen voor noodgevallen open
pośpiech Dlaczego tak się spieszysz? Lernen beginnen		haasten Waroom heb je zoveel haast?
To jest dla mnie odpowiednie Lernen beginnen		Het is mij gelijk
Udało mi się. Lernen beginnen		Het is mij gelukt.
rozwiązanie Jakie rozwiązanie proponujesz? Lernen beginnen		oplossing Welke oplossing stel je voor?
Rozumiesz Nie słyszę dobrze, co mówisz. Lernen beginnen		versta Ik versta niet wat je zegt.
Dlatego zdecydowaliśmy/postanowiliśmy Lernen beginnen		Daarom hebben wij besloten
wprawne oko to przede wszystkim wymaga wprawnego oka. Lernen beginnen		een geoefend oog Dat vergt allereerst een geoefend oog.
jeszcze się wydarzy Opiekun zwierząt opowiada, co się w tej chwili wydarzyło i co stanie się z panterami. Lernen beginnen		nog staat te gebeuren Dierverzorger vertelt wat er op het moment allemaal gebeurd is en nog staat te gebeuren bij de panters.
rozpoznać Lernen beginnen		herken
wymagać Lernen beginnen		vereisen
samotny Pantery żyją w zasadzie samotnie. Lernen beginnen		solitair Panters leven in principe solitair.
tolerować Oznacza to, że dorosłe zwierzęta żyją samotnie poza sezonem godowym i nie tolerują swojego towarzystwa. Lernen beginnen		dulden Dat wil zeggen dat volwassen dieren buiten de paartijd alleen leven en elkaars gezelschap niet dulden.
spotkanie / spotkanie W rzeczywistości, gdy dorosłe pantery spotykają się poza sezonem godowym, może to doprowadzić do zaciekłych walk, czasem nawet śmiertelnych. Lernen beginnen		tegenkomen/ontmoeten Sterker nog: wanneer volwassen panters elkaar buiten de paartijd om tegenkomen, kan dit leiden tot felle gevechten met soms zelfs een dodelijke afloop.
zachodzi na siebie/pokrywa się W naturze terytorium dorosłego samca pokrywa się z terytoriami kilku dorosłych samic. Lernen beginnen		overlapt In het wild overlapt het territorium van een volwassen mannetje de territoria van verschillende volwassen vrouwtjes
dostępny Lernen beginnen		te verkrijgen
angażować Lernen beginnen		bezighouden
To nie jest zabawne. Lernen beginnen		Dat is geen pretje.
zabawa się skończyła Lernen beginnen		is het weer voorbij met de gezelligheid
opad atmosferyczny Prawdopodobieństwo opadów w ten weekend jest spore. Lernen beginnen		neerslag Er is veel kans op neerslag dit weekend.
wyluzować się Teraz jest czas na relaks przy filiżance herbaty. Lernen beginnen		lekker te gaan chillen Dit is HET moment om lekker te gaan chillen met een kopje thee.
próba Lernen beginnen		de poging
wpadnij raz Wpadnij raz, aby zobaczyć to wszystko na własne oczy. Lernen beginnen		ga een keer langs Ga een keer langs om het zelf allemaal te bekijken.
przeszedł obok Może minąłeś to. Lernen beginnen		langs gelopen Misschien ben je er langs gelopen.
stulecia W poprzednich stuleciach nie było wiadomo, jakie to były ciała niebieskie. Lernen beginnen		eeuwen In vorige eeuwen was niet bekend wat voor hemellichamen dit waren
bałagan On zbiera mokrą ziemię i robi z niej bałagan. Lernen beginnen		kliederboel Hij schept de natte aarde weg en makt er een kliederboel van
odsłonić Lernen beginnen		onthullen

szydełkowanie

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr