Vervoegingen en basisfouten die niet meer gemaakt mogen worden

 0    169 Datenblatt    guillaumerenaud
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
tu as
Lernen beginnen
jij hebt
tu es
Lernen beginnen
je bent
autour de moi
Lernen beginnen
om mij heen
pour la première fois
Lernen beginnen
voor de eerste keer, voor het eerst
aller à un restaurant
Lernen beginnen
naar een restaurant gaan
il y a quelques jours
Lernen beginnen
enkele dagen geleden
j'ai hâte de parler à nouveau avec toi
Lernen beginnen
ik kijk ernaar uit om weer met je te praten
nous l'avons tous fait / nous l'avons totalement fait
Lernen beginnen
we hebben het allemaal gedaan / we hebben het helemaal gedaan
je l'ai déjà fait
Lernen beginnen
ik heb het al gedaan
en as-tu entendu parler?
Lernen beginnen
heb je ervan gehoord?
je comprends
Lernen beginnen
ik begrijp HET
nous les attendons
Lernen beginnen
wij verwachten hen, wij wachten op hen
je voudrais
Lernen beginnen
ik zou willen, ik wil graag, ik zou graag willen
il y a quelques mois
Lernen beginnen
enkele maanden geleden
nous les attendons
Lernen beginnen
we verwachten hen, we wachten op hen
d'ici
Lernen beginnen
hier vandaan
lui-même
Lernen beginnen
hijzelf
nous visiterons
Lernen beginnen
wij zullen bezoeken
je peux, tu peux, il peut
Lernen beginnen
ik kan, jij kunt, hij kan
le pire
Lernen beginnen
het ergste
peu de temps avant
Lernen beginnen
vlak daarvoor / voordat
parce qu'il ne pouvait pas aller à l'école
Lernen beginnen
omdat hij niet naar school kon gaan
le pire
Lernen beginnen
het ergste
répondre à une question
Lernen beginnen
op een vraag antwoorden
je souffre de
Lernen beginnen
ik heb last van
à quoi tu penses?
Lernen beginnen
waar denk je aan?
la semaine prochaine
Lernen beginnen
volgende week
merci beaucoup, un grand merci
Lernen beginnen
heel erg bedankt
j'adore les Pays-Bas
Lernen beginnen
ik ben dol op Nederland
choisis le mot manquant
Lernen beginnen
kies het ontbrekende woord
évidemment
Lernen beginnen
uiteraard
repassons ce niveau encore une fois
Lernen beginnen
laten we dit niveau nog eens doorlopen, doornemen
le lac
Lernen beginnen
het meer
elles parlent espagnol ensemble
Lernen beginnen
ze spreken samen Spaans (en niet 'ze spreken Spaans samen')
que se passe-t-il ensuite?
Lernen beginnen
wat volgt hierna?
je vais en parler avec elle
Lernen beginnen
ik ga er met haar over praten, ik zal het met haar over hebben
c'est mieux que prévu, ce n'est pas si mal
Lernen beginnen
het valt mee
c'est plus dur que prévu, ça n'est pas terrible
Lernen beginnen
het valt niet mee
ça me dérange
Lernen beginnen
ik heb er last van
la presse
Lernen beginnen
de pers
j'ai oublié son nom
Lernen beginnen
ik ben zijn naam vergeten
depuis quelques années
Lernen beginnen
sinds enkele jaren
souvent
Lernen beginnen
vaak, dikwijls
tu les vois?
Lernen beginnen
zie je hen?
est-ce que les chats sont les tiens?
Lernen beginnen
zijn de katten van jou?
l'enfant est le mien
Lernen beginnen
het kind is van mij
à quelle heure tu préfères
Lernen beginnen
hoe laat je het liefst hebt
en général
Lernen beginnen
in het algemeen
salue le/la de ma part!
Lernen beginnen
doe hem/haar de groeten van mij!
j'ai arrêté de travailler
Lernen beginnen
ik ben gestopt met werken
elle m'a proposé de...
Lernen beginnen
ze heeft mij voorgesteld om...
je prends des cours de langues
Lernen beginnen
ik volg taalcursussen
c'est adapté à mon niveau
Lernen beginnen
het is aangepast aan mijn niveau
se reposer, je me repose un moment
Lernen beginnen
ik rust uit, ik rust even uit
je me souviens de cela
Lernen beginnen
ik herinner me dat, ik onthoud dat
dépêche-toi!
Lernen beginnen
schiet op!, haast je!
il se souvient de son enfance
Lernen beginnen
hij herinnert zich zijn jeugd
je suis surpris
Lernen beginnen
ik ben verrast
quelle bonne surprise!
Lernen beginnen
wat een leuke verrassing!
avoir une mauvaise réputation/image
Lernen beginnen
een slechte reputatie/imago hebben
il a choisi
Lernen beginnen
hij koos, hij heeft gekozen
je devais
Lernen beginnen
ik moest
chaque pays (sans E parce que c'est un het-woord)
Lernen beginnen
ieder land, elk land
mon cousin/mon neveu, ma cousine/ma nièce
Lernen beginnen
mijn neef, mijn nichtje
pour la première fois
Lernen beginnen
voor het eerst
as-tu déjà voyagé en dehors de l'Europe?
Lernen beginnen
heb je al buiten Europa gereisd?
rien de particulier
Lernen beginnen
niets bijzonders
à part ça, sinon
Lernen beginnen
buiten dat, verder
il a maigri, il a grossi
Lernen beginnen
hij is afgevallen, hij is aangekomen
l'objectif
Lernen beginnen
het doel
j’ai beaucoup voyagé, je suis allé au Japon
Lernen beginnen
ik heb veel gereisd, ik ben naar Japan gereisd
je suppose que
Lernen beginnen
ik vermoed dat
jusqu'à présent
Lernen beginnen
tot nu toe
près, loin
Lernen beginnen
dichtbij, ver
malgré cela
Lernen beginnen
toch
à côté de nous, à côté de chez nous
Lernen beginnen
naast ons
derrière notre maison
Lernen beginnen
achter ons huis
juste, tout simplement
Lernen beginnen
gewoon
imagine-toi
Lernen beginnen
stel je voor
regarde devant, pas derrière!
Lernen beginnen
kijk vooruit, niet achteruit!
allez!, dépêche-toi!
Lernen beginnen
vooruit!
en profiter
Lernen beginnen
ervan genieten (en niet: erover)
lorsqu'il a arrêté
Lernen beginnen
toen hij gestopt was
je n'aurais pas survécu
Lernen beginnen
ik zou het niet overleefd hebben
j'ai acheté
Lernen beginnen
ik heb gekocht (en niet: gekoopt)
à ce moment-là
Lernen beginnen
toen
je l'ai reonctrée, je suis tombée sur elle
Lernen beginnen
ik kwam haar tegen
elle vient juste de commencer
Lernen beginnen
ze is (pas) net begonnen
quelques fois
Lernen beginnen
een paar keer
même pas
Lernen beginnen
niet eens
ni chaud ni froid
Lernen beginnen
noch warm noch koud
plus jamais
Lernen beginnen
nooit meer
à moins que
Lernen beginnen
tenzij
je te l'interdis
Lernen beginnen
ik verbied het je
l'âme, l'esprit
Lernen beginnen
de ziel, de geest
il pose une question
Lernen beginnen
hij stelt een vraag
je veux pouvoir le voir travailler
Lernen beginnen
ik wil hem kunnen zien werken
il va continuer à pleuvoir pendant quatre jours
Lernen beginnen
het blijft vier dagen regenen
je ne veux pas te laisser partir
Lernen beginnen
ik wil je niet laten gaan
nous devons continuer à l'écouter
Lernen beginnen
we moeten naar hem blijven luisteren
je l'entends dire quelque chose
Lernen beginnen
ik hoor hem iets zeggen
nous venons voir tout de suite
Lernen beginnen
we komen meteen kijken
vous ne devez pas poser de questions
Lernen beginnen
jullie mogen geen vragen stellen
elle me voit la regarder
Lernen beginnen
ze ziet me naar haar kijken
puis-je m'asseoir ici?
Lernen beginnen
mag ik hier zitten?
ils me laissent faire toutes les choses difficiles
Lernen beginnen
ze laten mij alle moeilijke dingen doen
quatorze
Lernen beginnen
veertien
je continue à chercher jusqu'à ce que je le trouve
Lernen beginnen
ik blijf zoeken, totdat ik het vind
cet après-midi ≠ dans l'après-midi
Lernen beginnen
vanmiddag ≠ in de middag, 's middags
ça va bien avec
Lernen beginnen
die paast goed bij
pendant quinze minutes
Lernen beginnen
vijftien minuten lang
j'ouvre la fenêtre
Lernen beginnen
ik open het raam, ik doe het raam opeen
de temps en temps
Lernen beginnen
van tijd tot tijd
montrer
Lernen beginnen
laten zien, tonen
la moyenne
Lernen beginnen
het gemiddelde
ça semblait / a semblé une bonne idée
Lernen beginnen
het leek / heeft geleken een goed idee
je mangeais, j'ai mangé
Lernen beginnen
ik at, ik heb gegeten
je disais, j'ai dit
Lernen beginnen
ik zei, ik heb gezegd
j'ai découvert, j'ai appris que
Lernen beginnen
ik kwam erachter
à peu près
Lernen beginnen
ongeveer
je me rappelais
Lernen beginnen
ik herinnerde me
ils disaient
Lernen beginnen
ze zeiden
la moitié
Lernen beginnen
de helft
pousser, tirer
Lernen beginnen
duwen, trekken
il habite en face de chez nous
Lernen beginnen
hij woont tegenover ons
depuis quand?
Lernen beginnen
sinds wanneer?
nous restons jusqu'à dimanche inclus
Lernen beginnen
wij blijven tot en met zondag
sauf moi
Lernen beginnen
behalve ik
autour de la ville
Lernen beginnen
rondom de stad
tu passes devant le parc et le dépasses
Lernen beginnen
je loopt voorbij het park
malgré ses lunettes
Lernen beginnen
ondanks zijn bril
où vas tu?
Lernen beginnen
waar ga je heen? = waar ga je naartoe?
contrairement à ma sœur
Lernen beginnen
in tegenstelling tot mijn zus
à partir de demain
Lernen beginnen
vanaf morgen
elle marche sous les arbres et en ressort de l'autre côté
Lernen beginnen
ze loopt onder de bomen door
je marche jusqu'à lui
Lernen beginnen
ik loop naar hem toe
près de moi ≠ près de chez moi
Lernen beginnen
dicht bij mij ≠ dicht bij mij thuis
le long de la rue
Lernen beginnen
langs de straat
la gare est après / au-delà du parc
Lernen beginnen
het station ligt voorbij het park
contrairement à nous
Lernen beginnen
in tegenstelling tot ons
à côté de la maison
Lernen beginnen
naast het huis
la première partie
Lernen beginnen
het eerste deel
la grande maison, une grande maison
Lernen beginnen
het GROTE huis ≠ een GROOT huis
l'os, les os
Lernen beginnen
het bot, de botten
tu travailles, il travaille
Lernen beginnen
jij werkt, werk jij? ≠ hij werkt, werkT hij?
il est assis en face de moi
Lernen beginnen
hij zit tegenover mij
utile, inutile
Lernen beginnen
nuttig, nutteloos
dépenser de l'argent
Lernen beginnen
geld uitgeven
monter l'escalier, descendre l'escalier
Lernen beginnen
de trap opgaan, de trap afgaan
à qui je l'ai montrer
Lernen beginnen
aan wie ik het laat zien
je monte / je baisse le volume
Lernen beginnen
ik draai de volume omhoog / omlaag
cela m'aurait aidé
Lernen beginnen
het zou mij geholpen hebben
il avait prévu de faire
Lernen beginnen
hij had van plan om te doen
d'un côté, de l'autre côté
Lernen beginnen
aan de ene kant, aan de andere kant
c'est rare
Lernen beginnen
het is zeldzaam
fatigant
Lernen beginnen
vermoeiend
il y a trop de monde
Lernen beginnen
het is te druk
à cause de
Lernen beginnen
vanwege
je te ramène chez ta mère
Lernen beginnen
ik breng je naar je moeder
passer du temps
Lernen beginnen
tijd doorbrengen
pendant la journée
Lernen beginnen
overdag
arrêter, continuer
Lernen beginnen
ophouden, doorgaan
propre, sale
Lernen beginnen
schoon, vies
tu as raison, tu as tort
Lernen beginnen
je hebt gelijk, je hebt ongelijk
c'est assez cher
Lernen beginnen
het is vrij duur
depuis longtemps
Lernen beginnen
sinds een lange tijd
je suis en retard, je suis en avance
Lernen beginnen
Ik ben laat, ik ben vroeg
je suis grand, je suis petit
Lernen beginnen
Ik ben groot, ik ben klein
à la même heure
Lernen beginnen
tegelijkertijd

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.