voorzetsels van plaats

 0    92 Datenblatt    justynagintowt89
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
op
Lernen beginnen
na
in
Lernen beginnen
w
pomiedzy
Lernen beginnen
tussen
za
Park znajduje się za muzeum.
Lernen beginnen
achter
Het park bevindt zich achter het museum.
wzdluz
Lernen beginnen
langs
wewnątrz, w srodku
Lernen beginnen
binnen, in
na zewnatrz
Lernen beginnen
buiten
przed
Przed hotelem jest basen.
Lernen beginnen
voor
Voor het hotel bevindt zich een zwembad.
pod
Pod stołem leży pies.
Lernen beginnen
onder
Onder de tafel ligt een hond.
naprzeciwko
Lernen beginnen
tegenover
obok
Hotel znajduje się obok pływalni.
Lernen beginnen
naast
Het hotel bevindt zich naast het zwembad.
gruby
Jeśli Maarten będzie tyle jadł, stanie się gruby.
Lernen beginnen
dik
Als Maarten zoveel eet, gaat hij dik worden.
szczuply
Lernen beginnen
slank
wysoki
Lernen beginnen
hoog
pol
Lernen beginnen
een half
jeden i pol
Lernen beginnen
anderhalf
jedna trzecia
Lernen beginnen
een derde
dwie trzecie
Lernen beginnen
tweederde
jedna czwarta
Lernen beginnen
een kwart
trzy czwarte
Lernen beginnen
driekwart
jedna piata
Lernen beginnen
een vijfde
jedna szosta
Lernen beginnen
een zesde
jedna siodma
Lernen beginnen
een zevende
jedna osma
Lernen beginnen
een achtste
jedna dziewiata
Lernen beginnen
een negende
jedna dziesiata
Lernen beginnen
een tiende
jedna setna
Lernen beginnen
een honderdste
czekasz na mnie?
Lernen beginnen
wacht je op mij?
miło Cie widziec
Lernen beginnen
Fijn om je te zien
jak się miewa Twoja rodzina?
Lernen beginnen
Hoe is het met je familie? / hoe gaat het met jouw gezin?
czy dobrze minęła Ci podróż?
Lernen beginnen
Heb je een goede reis gehad?
podróż przebiegła pomyślnie
Lernen beginnen
de reis was goed.
czy byłeś już tu kiedyś?
Lernen beginnen
Ben je hier al eerder/ weleens geweest?
dziekuje za pytanie
Lernen beginnen
Bedankt voor het vragen.
nie narzekam
Lernen beginnen
ik mag niet klachen.
dobrze wygladasz
Lernen beginnen
je ziet er goed uit
czy mogę poznać Twoje imię?
Lernen beginnen
Mag ik je naam weten?
Kim jest ta pani?
Lernen beginnen
Wie is die vrouw
my się znamy
Lernen beginnen
Kennen wij elkaar?
zna pan moja zone?
Lernen beginnen
Ken jij mijn vrouw?
pamiętasz mnie?
Lernen beginnen
Kan je zich mij nog herinneren?
czy myśmy się już gdzieś nie spotkali?
Lernen beginnen
Hebben wij elkaar weleens ontmoet?
skad się znamy?
Lernen beginnen
Waar ken ik je van?
obawiam się, że się nie znamy
Lernen beginnen
sorry, ik ken je niet.
do zobaczenia wkrotce
Lernen beginnen
tot zo!
trzymaj się!
Lernen beginnen
Het ga je goed!
proszę ich pozdrowić ode mnie
Lernen beginnen
Doe hen de groeten.
przepraszam, śpieszę sie
Lernen beginnen
Sorry, ik heb haast
muszę już isc
Lernen beginnen
Ik moet ervandoor
widzimy się jutro o...
Lernen beginnen
We zien elkaar morgen om...
zadzwonię do ciebie
Lernen beginnen
Ik bek je wel
przepraszam. nie rozumiem
Lernen beginnen
Pardon. Ik begrijp je niet
czy możesz powtórzyć?
Lernen beginnen
kan je dat even herhalen?
przepraszam, co mówisz?
Lernen beginnen
Sorry, wat zeg je?
źle mnie zrozumiałeś.
Lernen beginnen
Je hebt me verkeerd begrepen.
to na pewno jakieś nieporozumienie.
Lernen beginnen
Dat is een misverstand.
na pewno da się to jakoś wyjaśnić.
Lernen beginnen
een moet een verklaring hiervoor zijn.
możesz mi to wyjaśnić?
Lernen beginnen
Kan je mij dit uitleggen?
co to znaczy?
Lernen beginnen
wat betekent dat?
rozumiem
Lernen beginnen
Ik begrijp het/ ik snap het
już wszystko jasne?
Lernen beginnen
Is het nou duidelijk?
aha. juz rozumiem
Lernen beginnen
aha! nu snap ik het.
przepraszam, ale wciąż nie rozumiem
Lernen beginnen
Sorry, ik snap je nog steeds niet
czy możesz mi pomóc?
Lernen beginnen
kun je me helpen?
mógłbyś (dostac)...?
Lernen beginnen
mag ik (hebben)...?
mógłbyś coś dla mnie zrobić?
Lernen beginnen
Kunt u iets voor mij doen?
czy byłoby możliwe...
Lernen beginnen
zou het mogelijk zijn om...
chciałbym rozmawiać z...
Lernen beginnen
Ik zou graag met... spreken.
chciałabym się umówić na spotkanie.
Lernen beginnen
Ik wil graag een afspraak maken.
możesz poczekać chwile
Lernen beginnen
je kunt nog even wachten
proszę wejsc
Lernen beginnen
U kunt naar binnen gaan.
proszę się rozebrac
Lernen beginnen
doe jouw jas uit
proszę usiąść!
Lernen beginnen
ga zitten!
proszę się rozgoscic
Lernen beginnen
Doe alsof je thuis bent.
wynos się! wynocha!
Lernen beginnen
Ga weg! Hoepel op!
zjeżdżaj!
Lernen beginnen
Rot op!
dziękuję za wszystko!
Lernen beginnen
bedankt voor alles!
jestem za to wdzieczny
Lernen beginnen
ik stel het op prijs
proszę o zwrot pieniędzy!
Lernen beginnen
Ik wil geld terug!
przykro mi.
Lernen beginnen
Het spijt me.
jaka szkoda!
Lernen beginnen
wat jammer!
pewnie, oczywiscie
Lernen beginnen
zeker, natuurlijk
naturalnie
Lernen beginnen
natuurlijk!
na pewno.
Lernen beginnen
Uiteraard
dlaczego nie?
Lernen beginnen
waarom niet?
myślę, że tak
Lernen beginnen
Ik denk van wel
mam nadzieje, ze tak
Lernen beginnen
Ik hoop van wel.
cieszę się!
Lernen beginnen
Ik ben er blij mee!
to nieprawda
Lernen beginnen
dat klopt niet.
na pewno nie...
Lernen beginnen
zeker niet...
muszę kupi nowe...
Lernen beginnen
Ik heb een nieuwe... nodig.
lepiej nic nie robic, niz byc zajetym niczym
Lernen beginnen
je kan beter niks doen, dan druk zijn met niks

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.