→ W Domu → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
zrobię to dla ciebie Lernen beginnen		Ik ga dat voor je klar maken
może bedzie padać Lernen beginnen		het gaat zo regen
mam problemy z kolanem Lernen beginnen		Ik heb last van de knie
to musi sie wydarzyć Lernen beginnen		dat moet gebouren
co dzieje się z twoim samochodem Lernen beginnen		wat geburt met je auto
co mogę dla ciebie zrobić Lernen beginnen		wat kan ik voor je doen
w czym moge ci służyć Lernen beginnen		wat kan ik voor je betekenen
czy mogę zapytać o to Lernen beginnen		mag ik je its vraagen
mogę zadac pytanie Lernen beginnen		mag ik een vraagen stelen
możesz to wziąć ze sobą? Lernen beginnen		mag je dat meenemen
czy możesz to oddać? Lernen beginnen		mag je dat terug brengen
możesz mi to dać? Lernen beginnen		mag je mee dit geven
czy możesz dać taśmę Lernen beginnen		mag je mee tape geven
czego chcesz Lernen beginnen		wat wilt je hebben
wzgórze Lernen beginnen		de heuvel
skąpy Lernen beginnen		gierig
mądry Lernen beginnen		wijs
znowu Lernen beginnen		weer
to nie jest możliwe, to nie działa Lernen beginnen		dat gaan niet
słońce Lernen beginnen		zon
świecić Lernen beginnen		schijnen
być Lernen beginnen		zijn ben bent is
chcieć Lernen beginnen		willen wil wilt wil
Wtorek Lernen beginnen		dinsdag
Środa Lernen beginnen		woensdag
Czwartek Lernen beginnen		donderdag
Sobota Lernen beginnen		zaterdag
Niedziela Lernen beginnen		zondag
sweter Lernen beginnen		trui
skarpetka Lernen beginnen		sok
kozak Lernen beginnen		lars
kapelusz Lernen beginnen		hoed
doskonały Lernen beginnen		uitstekend
jeden razik Lernen beginnen		keertje
wynajem Lernen beginnen		huur
piec, gazowka Lernen beginnen		fornuis
telewizor, sprzet, kino domowe Lernen beginnen		televisietoestel
płyta do gotowania Lernen beginnen		kookplat
zobaczyć Lernen beginnen		zien
twoje Lernen beginnen		jouw
jego Lernen beginnen		zijn
wasze Lernen beginnen		jullie
mozemy chwilę porozmawiać Lernen beginnen		zullen wij even spreaken
czy moge ci pomóc Lernen beginnen		zal ik je helpen
Zadzwonię do ciebie jutro Lernen beginnen		ik zal je morgen bellen
rodzina Lernen beginnen		gezien
rondo Lernen beginnen		rotonde
twarz Lernen beginnen		gezicht
szkoda ze Lernen beginnen		jammer genoeg
powiedziałeś za dużo Lernen beginnen		jij heb genoeg gezegt
Masz rację Lernen beginnen		jij heb gelijk
to nie ma dla mnie znaczenia Lernen beginnen		het maakt me niet uit
raczej, lepiej, chetniej Lernen beginnen		liever
Wolę Lernen beginnen		ik heb liever
powiedz to śmiało Lernen beginnen		zeg het maar
z wyjątkiem Lernen beginnen		behalve
żądza Lernen beginnen		lust
apetyt Lernen beginnen		eetlust
pamiętać Lernen beginnen		onthouden
trzymać Lernen beginnen		vasthouden
kelner Lernen beginnen		ober
zachwycający Lernen beginnen		heerlijk
założyć Lernen beginnen		aantrekken
oddychać Lernen beginnen		ademen
zjazd Lernen beginnen		afslag
obydwa Lernen beginnen		allebei
jesli, jak Lernen beginnen		als
pocztówka Lernen beginnen		ansichtkaart
praca Lernen beginnen		baan
wanna Lernen beginnen		bad
dojrzały Lernen beginnen		belegen
góra Lernen beginnen		berg
słynny Lernen beginnen		beroemd
zawód (praca) Lernen beginnen		beroep
suchar Lernen beginnen		beschuit
wyzdrowienie Lernen beginnen		beterschap
razem Lernen beginnen		bij elkaar
pierś Lernen beginnen		borst
również, ponadto, oprocz tego Lernen beginnen		bovendien
opady Lernen beginnen		buien
następnie Lernen beginnen		daarna
spadek Lernen beginnen		dalen
zwariowany Lernen beginnen		dol
poprzednio, wcześniej Lernen beginnen		eerder
faktycznie, właściwie Lernen beginnen		eigenlijk
bardzo Lernen beginnen		erg
poważny Lernen beginnen		ernstig
krzepki Lernen beginnen		fors
kozy Lernen beginnen		geiten
uwierzyć Lernen beginnen		geloven
wspaniały Lernen beginnen		geweldig
stopni Lernen beginnen		graden
grypa Lernen beginnen		griep
dziadek Lernen beginnen		grootvader
szynka Lernen beginnen		ham
biegać Lernen beginnen		hardlopen
serdeczny, bardzo, strasznie Lernen beginnen		hartstiekke
niestety Lernen beginnen		helaas
kaszel Lernen beginnen		hoest
syrop na kaszel Lernen beginnen		hoestdrankje
potrzeba Lernen beginnen		hoeven
miejmy nadzieję, Lernen beginnen		hopelijk
rzeczywiscie w istocie Lernen beginnen		inderdaat
wypełniać Lernen beginnen		invullen
sobie Lernen beginnen		jezelf
bilet Lernen beginnen		kaartje
strona, brzeg Lernen beginnen		kant
fryzjer Lernen beginnen		kapster
przyjść Lernen beginnen		komen
gorączka Lernen beginnen		koorts
kręcone Lernen beginnen		krullend
późno Lernen beginnen		laat
życie Lernen beginnen		leven
kłamstwo, leżeć Lernen beginnen		liggen
byc podobnym Lernen beginnen		lijken
usta Lernen beginnen		lippen
okienko Lernen beginnen		loket
chodzić Lernen beginnen		lopen
udac sie(cos sie uda) Lernen beginnen		lukken
rozmiar Lernen beginnen		maat
pracownik Lernen beginnen		medewerkster
lepsze niż oczekiwano, ujdzie Lernen beginnen		meevallen
brakować Lernen beginnen		missen
zmęczony Lernen beginnen		moe
chwilowo Lernen beginnen		momenteel
szyć Lernen beginnen		naaien
mianowicie Lernen beginnen		namelijk
dopiero (dopiero to zrobilem) Lernen beginnen		net(ik heb dat net gemaakt)
dobrze Lernen beginnen		nou
oczy Lernen beginnen		ogen
husteczka Lernen beginnen		zakdoek
niepokoić Lernen beginnen		gezeur
trudności Lernen beginnen		moeilijkheden
przepłynąć Lernen beginnen		vaart over
morza Lernen beginnen		zeeen
wiele Lernen beginnen		vele
ja slysze Lernen beginnen		ik hoor
ryk Lernen beginnen		geraas
przecinek Lernen beginnen		komma
sala Lernen beginnen		zaal
filiżanka Lernen beginnen		beker

w domu

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr