weer en geografie

 0    263 Datenblatt    martazakrocka2
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Jaka jest u was pogoda?
Lernen beginnen
Hoe is het weer bij jullie?
kiedy śnieg zaczyna się topić
Lernen beginnen
als sneuw begint te smelten
Czy jesteś już do tego przyzwyczajony?
Lernen beginnen
Bent u er al aan gewend?
temat rozmowy
Lernen beginnen
het onderwerp van gesprek
dodatkowa warstwa odzieży
Lernen beginnen
extra laag kleiding
z kapturem
Lernen beginnen
met een kap
ciepło, ciepło
Lernen beginnen
de hitte, de warmte
należą do, są częścią
Lernen beginnen
behoren tot, onderdeel zijn van
jednak, ale
Lernen beginnen
echter, maar
zwykły śmiertelnik, normalna osoba
Lernen beginnen
de gewone sterveling, de normale mens
tak czy owak, w każdym razie
Lernen beginnen
in ieder geval, zeker
KNMI = Królewski Holenderski Instytut Meteorologiczny
Lernen beginnen
het KNMI = Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
półkula północna
Lernen beginnen
het noordelijk halfrond
równik
Lernen beginnen
de evenaar
zmienić
Lernen beginnen
omslaan, veranderen
burza
Lernen beginnen
het onweer
błyskawica i grzmot
Lernen beginnen
bliksem en donder
ma zastosowanie do
Lernen beginnen
opgaan bij, gelden
deszczowy
Lernen beginnen
regenachtig
niezłomny, stabilny, wytrwały
Lernen beginnen
standvastig, stabiel, vasthoudend
trend, trend
Lernen beginnen
de trend, de tendens
prognozować, przewidywać
Lernen beginnen
voorspellen
oczekiwać
Lernen beginnen
te wachten staan
niestabilny
Lernen beginnen
wisselvallig, niet stabiel
nawet
Lernen beginnen
zelfs
znajduje się w ... / jest w...
Lernen beginnen
is gevestigd in... /zit in...
linia brzegowa
Lernen beginnen
de kustlijn
zakończony
Lernen beginnen
voltooid
zawierać
Lernen beginnen
bevatten
odwieczna walka
Lernen beginnen
de eeuwenlange strijd
Wybrzeże
Lernen beginnen
de kust
rzeki
Lernen beginnen
de rivieren
obszar rzeki
Lernen beginnen
het rivierengebied
chronić wodę
Lernen beginnen
water te beschermen
osuszony
Lernen beginnen
drooggelegd
poldery
Lernen beginnen
polders
powierzchnia
Lernen beginnen
de oppervlakte​
metr kwadratowy
Lernen beginnen
vierkante meter
ochrona
Lernen beginnen
de bescherming
poniżej poziomu morza
Lernen beginnen
onder zeeniveau
system wałów przeciwpowodziowych
Lernen beginnen
system van dijken
wodociągi
Lernen beginnen
waterwerken
Północ
Lernen beginnen
het noorden
Południe
Lernen beginnen
het zuiden
północny zachód
Lernen beginnen
het noordwesten
północny wschód
Lernen beginnen
het noordoosten
Zachód
Lernen beginnen
het westen
wschód
Lernen beginnen
het oosten
południowy zachód
Lernen beginnen
het zuidwesten
południowy wschód
Lernen beginnen
het zuidoosten
jest w południowej Europie
Lernen beginnen
ligt in Zuid-Europa
Dania znajduje się na północ od Niemiec
Lernen beginnen
ten noorden van Duitsland ligt Denemarken
Holandia graniczy z Niemcami na wschodzie
Lernen beginnen
Nederland grenst in het oosten aan Duitsland
Hiszpania znajduje się na południowy zachód od Francji
Lernen beginnen
Spanje ligt ten zuidwesten van Frankrijk
Polska leży na wschodzie Europy
Lernen beginnen
Polen ligt in het oosten van Europa
Austria znajduje się w środku Europy
Lernen beginnen
Oostenrijk ligt in het midde van Europa
zachmurzenie
Lernen beginnen
de bewolking
umiarkowany klimat morski
Lernen beginnen
gematig zeeklimaat
mały - mniejszy - najmniejszy
Lernen beginnen
klein - kleiner - kleinste
Długa - dłuższy - najdłuższy (e)
Lernen beginnen
lang - langer - het langst(e)
krótki - krótszy - najkrótszy
Lernen beginnen
kort - korter - kortste
wysokie - wyższe - najwyższy (e)
Lernen beginnen
hoog - hoger - het hoogst(e)
niskie - niższe - najniższy (e)
Lernen beginnen
laag - lager - het laagst(e)
cienki - cieńszy - najcieńszy
Lernen beginnen
dun - dunner - dunste
gruby - grubszy - najgrubszy
Lernen beginnen
dik - dikker - dikste
sportowy - sportowy - najbardziej sportowy
Lernen beginnen
sportief - sportiever - sportiefste
mądry - mądrzejszy
Lernen beginnen
wijs - wijzer
drogi - droższy - najdroższy
Lernen beginnen
duur - duurder - duurste
dalej
Lernen beginnen
ver - verder
duży - większy - największy (e)
Lernen beginnen
groot - groter - het grootst(e)
młody - młodszy - najmłodszy
Lernen beginnen
jong - jonger - jongste
dobry - lepszy - najlepszy (e)
Lernen beginnen
goed - beter - het best(e)
dużo - więcej - najwięcej
Lernen beginnen
veel - meer - het meest(e)
mało - mniej - najmniej (e)
Lernen beginnen
weinig - minder - het minst(e)
chętnie - chętniej - najchętniej
Lernen beginnen
graag - liever - het liefst(e)
tak ... jak (tyle osób, ile w ...) / tak samo ... jak...
Lernen beginnen
even... als (even veel mensen als in...) / net zo... als...
tak zimno jak w
Lernen beginnen
net zo koud als in
im ... tym... (im cieplej, tym więcej piję)
Lernen beginnen
hoe ... hoe /des te... (hoe warmer hoe meer ik drink)
Klimat
Lernen beginnen
het klimaat
łagodny klimat
Lernen beginnen
zacht klimaat
zimny klimat
Lernen beginnen
koud klimaat
ciepły klimat
Lernen beginnen
warm klimaat
gorący klimat
Lernen beginnen
heet klimaat
suchy klimat
Lernen beginnen
droog klimaat
mokry klimat
Lernen beginnen
nat klimaat
wilgotny klimat
Lernen beginnen
vochtig klimaat
klimat deszczowy
Lernen beginnen
regenachtig klimaat
Zima
Lernen beginnen
de winter
wiosna / wiosna
Lernen beginnen
de lente/het voorjaar
lato
Lernen beginnen
de zomer
jesień / jesień
Lernen beginnen
de herfst/ het najaar
wysoka temperatura
Lernen beginnen
de hoge temperatuur
niska temperatura
Lernen beginnen
de lage temperatuur
pogoda
Lernen beginnen
het weer
ładna pogoda
Lernen beginnen
lekker weer
ładna pogoda
Lernen beginnen
lekker weer
zmienna pogoda
Lernen beginnen
wisselvallig weer
światło dzienne/słoneczne
Lernen beginnen
het daglicht
długi dzień
Lernen beginnen
lang daglicht
krótkie światło dzienne
Lernen beginnen
kort daglicht
wczesne światło dzienne
Lernen beginnen
vroeg daglicht
późny dzień
Lernen beginnen
laat daglicht
ciemne światło dzienne
Lernen beginnen
donker daglicht
ładny
Lernen beginnen
lekker
ładny
Lernen beginnen
prettig
przykry
Lernen beginnen
vervelend
nudny
Lernen beginnen
saai
odważny
Lernen beginnen
moedig
zmęczony
Lernen beginnen
vermoeid
poprzednio, wcześniej
Lernen beginnen
eerder
bardziej krzywy
Lernen beginnen
krommer
bardziej swobodny
Lernen beginnen
vrijer
szczęśliwszy
Lernen beginnen
blijer
łagodniejszy
Lernen beginnen
milder
biedniejszy
Lernen beginnen
armer
spokojniejsze
Lernen beginnen
kalmer
piękniejsze
Lernen beginnen
mooier
cieplejsze
Lernen beginnen
heter
również
Lernen beginnen
bovendien
odważ się to zrobić
Lernen beginnen
heb durven doen
wpaść w panikę
Lernen beginnen
in paniek raken
doskonałość
Lernen beginnen
volmaaktheid
wspaniały
Lernen beginnen
prachtig
słoneczny
Lernen beginnen
zonnig
okres ze słońcem
Lernen beginnen
periode met zon
mocne zachmurzenie
Lernen beginnen
zwaarbewolkt
mgła
Lernen beginnen
mist
mżawka
Lernen beginnen
motregen
gołoledź
Lernen beginnen
ijzel
deszcz
Lernen beginnen
regen
śnieg
Lernen beginnen
sneeuw
przelotny opad
Lernen beginnen
een enkele bui
gradobicie
Lernen beginnen
hagelbuien
burze z piorunami
Lernen beginnen
onweersbuien
pada grad
Lernen beginnen
het hagelt
jest burza
Lernen beginnen
het stormt
mrozi
Lernen beginnen
het vriest
czyste niebo
Lernen beginnen
het is onbewolkt
jest lekko pochmurno
Lernen beginnen
het is lichtbewolkt
jest w połowie pochmurno
Lernen beginnen
het is halfbewolkt
jest zmiennie
Lernen beginnen
het is wisselvallig
jest (minus) 5 stopni
Lernen beginnen
het is (min) 5 graden
temperatura jest poniżej / wokół / powyżej 0
Lernen beginnen
de temperatuur ligt onder / rond / boven het vriespunt
wiatr wieje z północy
Lernen beginnen
het wind waait uit noordelijke richting
siła wiatru 4
Lernen beginnen
windkracht 4
przejaśnienie
Lernen beginnen
de opklaring
zachwycający
Lernen beginnen
heerlijk
Nie mogło być lepiej
Lernen beginnen
Het kan niet beter
Cóż za wspaniała pogoda, hej!
Lernen beginnen
Wat een herlijk weertje, hé!
troche sie rozpogodzilo, lepiej niż wczoraj
Lernen beginnen
Het is een stuk opgeknapt, beter dan gisteren
Pogoda jest piękna
Lernen beginnen
Het is stralend weer
słońce swieci w pełni, a niebo jest błękitne
Lernen beginnen
de zon schijnt volop en de lucht is strak blauw
Rozsądnie
Lernen beginnen
Redelijk
pogoda jest tutaj rozsądna
Lernen beginnen
het is redelijk weer hier
ah, mogłoby być gorzej
Lernen beginnen
ach, het kon slechter
Cóż, to się nie kończy.
Lernen beginnen
Nou, het houdt niet over.
jest chlodno jak na tę porę roku
Lernen beginnen
het is nog wat vries voor de tijd van het jaar
Jest coraz lepiej
Lernen beginnen
Het wordt al iets beter
beznadziejnie źle
Lernen beginnen
Waardeloos!
Co za zła pogoda!
Lernen beginnen
Wat een rotweer!
To gówniana pogoda
Lernen beginnen
Het is kloteweer
Nadal pada deszcz
Lernen beginnen
Het blijft maar regenen
Jest o wiele za zimno na tę porę roku
Lernen beginnen
Het is veel te koud voor de tijd van het jaar
Jestem rozczarowany przez zimno!
Lernen beginnen
Ik baal van het kou!
Gdzie jest lato
Lernen beginnen
Waar blijft die zomer?
Jest bardzo gorąco!
Lernen beginnen
Het is bloedheet!
Upał doprowadza mnie do szału!
Lernen beginnen
Ik word gek van die hitte!
Jest tak szaro, że popadam w depresję
Lernen beginnen
Het is zo grijs dat ik in een depressie val
zmienne, zmienne
Lernen beginnen
wisselvallig, veranderlijk
mżawka, deszcz delikatny
Lernen beginnen
miezeren, zacht regenen
ulewny deszcz
Lernen beginnen
hozen, plenzen, hard regenen
dreszcze z zimna
Lernen beginnen
bibberen van de kou
chłodny
Lernen beginnen
fris
zamrażać
Lernen beginnen
vriezen
lód
Lernen beginnen
het ijs
gładki
Lernen beginnen
glad
jasny
Lernen beginnen
helder
huragan
Lernen beginnen
de orkaan
parasol
Lernen beginnen
de paraplu
całkiem gorąco
Lernen beginnen
snikheet
pocić się
Lernen beginnen
zweten
Księżyc
Lernen beginnen
de maan
księżyc wschodzi
Lernen beginnen
de maan opkomt
słońce zachodzi
Lernen beginnen
de zon ondergaat
świeci słońce
Lernen beginnen
de zon schijnt
śnieg leży
Lernen beginnen
de sneuw gaat liggen
śnieg topnieje (topnieć)
Lernen beginnen
de sneuw dooit (dooien)
wirować (wiatr wiruje)
Lernen beginnen
dwarrelen (de wind dwarrelt)
wiatr ratz
Lernen beginnen
de wind ratz
wytop, topić
Lernen beginnen
smelten
śnieg pada
Lernen beginnen
de schneeuw valt
zrozumienie (pojęcie, znaczenie)
Lernen beginnen
het begrip
zamknąć
Lernen beginnen
afsluiten, dichtdoen
według, zgodnie z
Lernen beginnen
aldus, volgens
dmuchać
Lernen beginnen
blazen
zderzenie
Lernen beginnen
botsen
różne, różne
Lernen beginnen
diverse, verschillende
kilka
Lernen beginnen
enkel, een paar
idzie w parze z
Lernen beginnen
gepaard gaan met, samengaan met
regeneracja, naprawa
Lernen beginnen
het herstel
wyzdrowieć, naprawić
Lernen beginnen
herstellen
tymczasem
Lernen beginnen
inmiddels, intussen
przerwać
Lernen beginnen
onderbreken, pauzeren, even stoppen met iets
wzrastać, stawać się coraz bardziej
Lernen beginnen
oplopen, steeds meer worden
powódź, powódź
Lernen beginnen
de overstorming, de wateroverlast
tor
Lernen beginnen
het spoor
gałąź
Lernen beginnen
de tak
żelazo
Lernen beginnen
ijzer
dotknąć
Lernen beginnen
teisteren
zawiesić się
Lernen beginnen
vastlopen
utonął
Lernen beginnen
verdronken
kanalizacja
Lernen beginnen
de riolering
członek
Lernen beginnen
een lid van...
poręcz, barierka
Lernen beginnen
vangrail
autostrada
Lernen beginnen
de snelweg
tor
Lernen beginnen
de rijstrook
zasilacz
Lernen beginnen
de stroomvoorziening
linia napowietrzna
Lernen beginnen
de bovenleiding
opady deszczu
Lernen beginnen
de regenval
uderzenia wiatru
Lernen beginnen
de windstoten
Słownik
Lernen beginnen
het woordenboek
przerwać
Lernen beginnen
onderbreken
określić, opisać
Lernen beginnen
omschrijven
przekazać
Lernen beginnen
afgeven
założyć
Lernen beginnen
aandoen
przynieść z powrotem
Lernen beginnen
terugbrengen
wypełniać
Lernen beginnen
invullen
wydawać
Lernen beginnen
uitgeven
wyprowadzać (psa)
Lernen beginnen
uitlaten (de hond)
odsypiać
Lernen beginnen
uitslpen
kończyć się
Lernen beginnen
aflopen
polecić
Lernen beginnen
aanraden
przyjazd
Lernen beginnen
aankomen
połączenie z
Lernen beginnen
aansluiting naar
anulować
Lernen beginnen
afzeggen
czyścić
Lernen beginnen
schoonmaken
poprawiać
Lernen beginnen
herkansen
ściągać (na teście)
Lernen beginnen
afkijken (bij een toets)
kształcić, edukować
Lernen beginnen
opvoeden
zapraszać
Lernen beginnen
uitnodigen
przekazać wiadomość
Lernen beginnen
een boodschap doorgeven
pamiętać
Lernen beginnen
onthouden
wyłącz ogrzewanie
Lernen beginnen
de verwarming uitzetten
nie spać, być obudzonym
Lernen beginnen
opbleven
wywołać, dzwonić
Lernen beginnen
opbellen
stracić, zgubić
Lernen beginnen
kwijtraken
rodacy
Lernen beginnen
landgenoten
powtarzać
Lernen beginnen
herhalen
dowiedzieć się,
Lernen beginnen
uitzoeken
ekspert, ekspert
Lernen beginnen
de deskundige, de expert
jednak
Lernen beginnen
echter
fanatyk
Lernen beginnen
fanatiek
nadmiernie zajęty czymś
Lernen beginnen
overdreven fel met iets bezig zijn
zaznaczyć, zakreślić
Lernen beginnen
markeren
okoliczność
Lernen beginnen
de omstandigheid
lokalny, lokalny
Lernen beginnen
plaatselijk, lokaal
liczyć się z, brać pod uwagę
Lernen beginnen
rekening houden met
trasa
Lernen beginnen
de route
podróż, wycieczka
Lernen beginnen
reizen, reis
wymagać,
Lernen beginnen
vereisen, vergen, eisen
niebezpieczny
Lernen beginnen
onveilig
lodowa podłoga
Lernen beginnen
ijsvloer
lina
Lernen beginnen
touw

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.