das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

halb Holländisch:

1. half


Het woordenboek bevat ongeveer een half miljoen woorden.
Een half uur lang hadden we een vreselijke stortregen.
Hij is half dood.
Over een halfuur komt mijn moeder hierheen.
Ze heeft mij een half uur laten wachten.
Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.
Een half miljoen kinderen zijn ook nu nog ondervoed in Niger.
We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.
Mijn bloeddruk is 15 en half over 10 en half.
Beter een half ei dan een lege dop.
Ik doe niet graag half werk.
Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.
Hij heeft de trein van half negen gemist.
Hij begon zijn maaltijd met het drinken van een half glas bier.
Het was een ontzettende stortbui van een half uur.