das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

hallo Holländisch:

1. hallo hallo


Hallo, Tom.
Hallo John! Hoe gaat het?
Hallo.
Hallo wereld!
Hallo, is meneer Freeman er?
Hallo! Is er iemand thuis?
Hallo, ben je er nog?
Hallo, ik ben Mike.
Hallo, met wie spreek ik?
Hallo, ik ben er even niet. Laat een boodschap achter of bel later terug. Bedankt.
Hallo, Roger. Het gaat goed met me !
Hallo! Wat is het doel van uw bezoek, meneer?
Hallo. Hier spreekt Ogawa.
Zeg alstublieft hallo tegen hem van mij.
Hallo, is dit Personeelszaken?