1. juni
Vandaag is het 18 juni en het is de verjaardag van Muiriel!
Het regenseizoen begint in juni.
Ze verwacht een kind in juni.
Tussen haakjes, het is 8 juni - de verjaardag van mijn vrouw.
In juni is hij teruggekomen uit Nederland.
Mijn dochter is van plan te trouwen in juni.
Ze gaan trouwen in juni.
Het volgende concert zal in juni zijn.
Zij is op 10 juni dit jaar zes jaar getrouwd.
Hij zal Tokio verlaten in juni en naar Kansai gaan.
Dit was de droogste juni in dertig jaar.
Holländisch Wort "june"(juni) tritt in Sätzen auf:
Dutch week 17