1. zicht
Deze bomen nemen het zicht weg.
Een mistgordijn belemmerde ons zicht.
Het kindje vermaakte zicht met een kattenstaart.
Het zicht op de zee vanaf de bergtop is mooi.
Het meelijwekkend zicht deed ons wenen.
Ik herkende Mary bij het eerste zicht.
De dood is enkel een horizon; en een horizon is niets dan alleen maar de limiet van ons zicht.
Hebt ge een tafel met zicht op de oceaan?
2. gezichtsvermogen
Holländisch Wort "sight"(gezichtsvermogen) tritt in Sätzen auf:
3. The human bodyMy lesson englishEngels Idioom t/m 6